ECLI:NL:RBNHO:2020:7605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8611777 \ VV EXPL 20-97
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nevenwerkzaamhedenbeding en spoedeisend belang bij beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als Chief Business Intelligence Officer bij MagnaVersum, een kort geding aangespannen tegen haar voormalige werkgever. Eiseres is op 1 augustus 2015 in dienst getreden bij MagnaVersum en heeft op 30 april 2020 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij haar arbeidsovereenkomst per 1 juli 2020 is beëindigd. In de arbeidsovereenkomst was een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen, dat eiseres verbiedt om zonder schriftelijke toestemming van de werkgever nevenwerkzaamheden te verrichten. Eiseres is vanaf 1 juni 2020 in dienst getreden bij 2Foqus, wat volgens MagnaVersum een overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding zou zijn. MagnaVersum heeft aanspraak gemaakt op een boete van € 10.000,- voor deze overtreding, vermeerderd met € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt. Eiseres vordert in kort geding dat de kantonrechter MagnaVersum verbiedt tot verrekening van deze boete en dat MagnaVersum haar verplichtingen uit de beëindigingsovereenkomst correct uitvoert. Eiseres stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, zowel financieel als om gezondheidsredenen. De kantonrechter oordeelt echter dat eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8611777 \ VV EXPL 20-97
Uitspraakdatum: 26 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. F.W. Drost en mr. W.T.M.J. Krale
tegen
MagnaVersum BI Services B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: MagnaVersum
gemachtigde: mr. D.S. Peperkoorn

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft MagnaVersum op 22 juli 2020 gedagvaard. MagnaVersum heeft op 10 augustus 2020 een conclusie van antwoord ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 augustus 2015 bij MagnaVersum in dienst getreden. De laatste functie die [eiseres] vervulde, is die van Chief Business Intelligence Officer, met een salaris van € 7.278,- bruto per maand te vermeerderen met emolumenten.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen:
‘14. Nevenwerkzaamheden:
Het is werknemer tevens zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet toegestaan naast zijn werkzaamheden, andere activiteiten te verrichten:
- waardoor sprake is van onverenigbaarheid van functies.
- die, medisch gezien, in combinatie met de functie binnen het bedrijf van werkgever, een te zware fysieke of geestelijke belasting voor werknemer vormen.
- die schade toebrengen aan de belangen of de goede naam van werkgever.
- Werknemer is verplicht aan werkgever mededeling te doen van zijn activiteiten, voordat hij daarmee aanvang dan wel bij aanvang van zijn dienstbetrekking.
- Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever verboden om gedurende de dienstbetrekking werkzaamheden voor zichzelf dan wel voor derden anders dan namens werkgever te verrichten.
- Bij overtreding van hetgeen bepaald is in dit artikel is werknemer een direct opeisbare boete van € 10.000,- verschuldigd per gebeurtenis en tevens € 1.000,- per gebeurtenis voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om van werknemer volledige schadevergoeding te vorderen. Werkgever is gerechtigd om deze boete te eigen bate aan te wenden. Teves zal overtreding van dit beding tijdens de duur van de dienstbetrekking worden beschouwd als een dringende reden voor ontslag op staande voet.’
2.3.
Op 30 april 2020 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten op grond waarvan de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2020 met wederzijds goedvinden is beëindigd. [eiseres] is vrijgesteld van werkzaamheden vanaf de dag van haar hersteldmelding tot het einde van het dienstverband, de vrijstelling zou komen te vervallen indien en zodra zij zich arbeidsongeschikt zou melden. Partijen zijn overeengekomen dat MagnaVersum aan [eiseres] onder andere een beëindigingsvergoeding en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand zou betalen in vier maandelijkse termijnen van mei 2020 tot en met augustus 2020. Verder is [eiseres] op grond van de beëindigingsovereenkomst verplicht om tot en na de beëindiging van het dienstverband geheimhouding te betrachten over – kort gezegd – bedrijfsinformatie. In de beëindigingsovereenkomst zijn partijen een relatie- en concurrentiebeding overeengekomen op grond waarvan het werknemer verboden was om na het einde van de dienstbetrekking bij (bepaalde, in een lijst overeengekomen) concurrenten in dienst te treden of werkzaamheden voor te verrichten. Met betrekking tot ‘overige postcontractuele verplichtingen’ en finale kwijting zijn partijen overeengekomen:
Artikel 11 – Overige postcontractuele verplichtingen
De overige tussen partijen geldig overeengekomen postcontractuele verplichtingen, betreffende onder meer geheimhouding, non-overname en intellectuele eigendomsrechten, blijven onverkort van kracht, inclusief de op overtreding daarvan gestelde boetes.
Artikel 20 – Finale kwijting
Door ondertekening van deze overeenkomst en na uitvoering van het hierin bepaalde, verklaren werkgever en werknemer dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en verlenen elkaar dan ook finale en volledige kwijting van de verplichtingen welke voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst die tussen hen bestond.
2.4.
[eiseres] is op 1 juni 2020 in dienst getreden bij 2Foqus (Business Intelligence) B.V. (‘2Foqus’)
2.5. (
(De gemachtigde van) MagnaVersum heeft (de gemachtigde van) [eiseres] per brief van 19 juni 2020 geschreven:
‘[…] In de thans nog tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden opgenomen. Cliënte heeft geconstateerd dat uw cliënte dat verbod heeft overtreden en nog immer overtreedt. […]’MagnaVersum heeft aanspraak gemaakt op de boete van € 10.000,- vermeerderd met € 1.000,- per dag dat de overtreding heeft voortgeduurd en zal voortduren en aangekondigd de boete te verrekenen met de (resterende) transitievergoeding en de (resterende) vergoeding voor rechtsbijstand die MagnaVersum aan [eiseres] op grond van de beëindigingsovereenkomst diende te voldoen. Ten slotte heeft MagnaVersum [eiseres] verzocht haar werkzaamheden bij 2Foqus te staken.
2.6.
Namens [eiseres] is per brief van 22 juni 2020 gereageerd. [eiseres] stelt zich op de brief in het standpunt dat geen sprake kan zijn van nevenwerkzaamheden omdat [eiseres] is vrijgesteld van werkzaamheden en dat verrekening niet is toegestaan.
2.7.
De boete wegens het verrichten van nevenwerkzaamheden is tot de dag van de mondelinge behandeling verrekend met 10% van het salaris over de maand juni 2020, de helft van de transitievergoeding en de helft van de overeengekomen kosten voor rechtsbijstand.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter MagnaVersum bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot het correct uitvoeren van haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst, dan wel om MagnaVersum te verbieden tot verrekening over te gaan tot in een eventuele bodemprocedure is beslist. Verder vordert [eiseres] dat de kantonrechter MagnaVersum bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging voor de reeds (gedeeltelijk) verrekende bedragen, te vermeerderen met incassokosten en de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt dat haar spoedeisende belang bij deze vordering is gelegen in financiële en gezondheidsredenen. Zij heeft er in verband met haar gezondheid baat bij dat er spoedig een oordeel komt over dit geschil, zodat zij dit finaal met MagnaVersum kan afsluiten. Het financiële belang is erin gelegen dat zij, na het retourneren van de leaseauto, laptop, iPad en telefoon van MagnaVersum, voor vervanging van deze voorzieningen moet zorgen, haar gezin met twee kinderen moet onderhouden en verplichtingen heeft naar haar gemachtigden die in verband met de verrekening niet uit de overeengekomen vergoeding voor juridische bijstand voldaan kunnen worden.
3.3.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen sprake kan zijn van nevenwerkzaamheden, omdat [eiseres] na haar hersteldmelding volledig is vrijgesteld van werkzaamheden en MagnaVersum geen belang heeft bij het opkomen tegen een overtreding voor zover daarvan sprake is. Verder stelt [eiseres] dat in de beëindigingsovereenkomst finale kwijting is overeengekomen, waardoor het verbod geen werking meer kan hebben. Ten slotte is de vordering van MagnaVersum in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat [eiseres] de werkzaamheden per 1 juli 2020 wel mocht verrichten.

4.Het verweer

4.1.
MagnaVersum voert aan dat er geen onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist en dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, zodat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [eiseres] heeft 90% van haar loon ontvangen over de maand juni 2020 naast haar salaris bij haar nieuwe werkgever. [eiseres] heeft niet aangetoond dat zij in financiële moeilijkheden verkeert. Ook heeft [eiseres] geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het conflict er sprake is van een negatieve invloed op haar gezondheid.
4.2.
Subsidiair betwist MagnaVersum de vorderingen. Zij voert aan – samengevat – dat [eiseres] door haar indiensttreding bij 2Foqus per 1 juni 2020 het nevenwerkzaamhedenverbod uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden en daarmee de boete verschuldigd is. Bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is het, ondanks dat over het verbod van nevenwerkzaamheden geen expliciete afspraken zijn gemaakt, de bedoeling van partijen geweest om de inhoud van de arbeidsovereenkomst te laten gelden tenzij in de vaststellingsovereenkomst afwijkende afspraken waren gemaakt. Het belang van MagnaVersum bij het handhaven van het verbod op nevenwerkzaamheden, is dat [eiseres] weer arbeidsongeschikt had kunnen raken waarna de vrijstelling van werk zou komen te vervallen, omdat partijen in dat geval re-integratieverplichtingen zouden hebben. Daarnaast is het belang van MagnaVersum erin gelegen dat zij medewerkers (die ook een nevenwerkzaamhedenverbod hebben) en zakenrelaties had verteld dat [eiseres] haar organisatie per 1 juli 2020 zou verlaten en [eiseres] vervolgens bekend heeft gemaakt per 1 juni 2020 elders in dienst te zijn getreden.
4.3.
Verder voert MagnaVersum aan dat het verbod op nevenwerkzaamheden niet is komen te vervallen als gevolg van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en de daarin overeengekomen finale kwijting, omdat de arbeidsovereenkomst nog tot 1 juli 2020 bestond en het nevenwerkzaamhedenverbod tot die datum van kracht was. De finale kwijting was pas aan de orde na de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst en dus op zijn vroegst na de laatste termijnbetaling van de overeengekomen vergoedingen. Ten slotte is het beroep op het nevenwerkzaamhedenverbod volgens MagnaVersum niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, nu [eiseres] in strijd met een overeengekomen verbod heeft gehandeld.
4.4.
Ten aanzien van de door [eiseres] gevorderde wettelijke verhoging voert MagnaVersum aan dat er reden is voor matiging en dat dat transitievergoeding en bijdrage voor de rechtsbijstand niet onder het loonbegrip vallen, zodat ten aanzien van die componenten geen recht bestaat op wettelijke verhoging. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten voert MagnaVersum aan dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat incassowerkzaamheden zijn verricht. Ten slotte voert MagnaVersum aan dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, zodat de door [eiseres] gevorderde werkelijke proceskosten niet toewijsbaar zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Van een spoedeisende zaak is sprake als van [eiseres] niet kan worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
5.2.
[eiseres] heeft gesteld dat haar spoedeisende belang tweeledig is; een financieel spoedeisend belang en een spoedeisend belang om gezondheidsredenen. De kantonrechter overweegt in het kader van het gestelde financiële belang dat [eiseres] feitelijk heeft verzocht om nakoming van een overeenkomst met betrekking tot betaling van loon en een tweetal vergoedingen. Hierin kan een spoedeisend belang gelegen zijn, indien [eiseres] bijvoorbeeld bij het uitblijven van de betalingen niet in haar levensonderhoud kan voorzien. Gesteld, noch gebleken is dat [eiseres] acuut in de betalingsproblemen komt als de vaststellingsovereenkomst (nog) niet wordt uitgevoerd. Magnaversum heeft immers slechts voor een klein deel (10%) verrekend met het salaris over de maand juni 2020, waarin [eiseres] ook van haar nieuwe werkgever salaris heeft ontvangen. Daarbij heeft [eiseres] ter zitting desgevraagd verklaard dat haar nieuwe werkgever een auto, laptop en telefoon ter beschikking heeft gesteld, zodat het ten aanzien van deze voorzieningen in eerste instantie gestelde financiële belang is komen te vervallen.
5.3.
Met betrekking tot het gestelde spoedeisende medische belang heeft [eiseres] gesteld dat zij er baat bij heeft dat er spoedig een oordeel komt, zodat het geschil met MagnaVersum finaal kan worden afgesloten. De kantonrechter overweegt ten aanzien van deze stelling dat een kort geding naar haar aard slechts een voorlopige voorziening oplevert, zodat een uitspraak niet zal leiden tot de door [eiseres] beoogde finale beëindiging van het geschil; een spoedeisend medisch belang wordt aldus eveneens niet aanwezig geacht.
5.4.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal [eiseres] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor MagnaVersum worden vastgesteld op een bedrag van € 720,- aan salaris van de gemachtigde van MagnaVersum.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter