In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een woning in Purmerend voor het kalenderjaar 2019. Eiser, de eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 179.000. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de woning ten hoogste € 135.000 waard was, onderbouwd met een taxatierapport van een externe taxateur.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de taxatie van verweerder, die was gebaseerd op vergelijkingspanden, de juiste waarde weergaf. Eiser had weliswaar een taxatierapport ingebracht, maar dit rapport was niet overtuigend genoeg om de waarde van de woning in twijfel te trekken. De rechtbank concludeerde dat de staat van de woning en de vergelijkingspanden niet zodanig verschilden dat dit een andere waardering rechtvaardigde.
De rechtbank benadrukte dat op verweerder de last rustte om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Dit is ook gebeurd door het inbrengen van een taxatierapport dat de waarde van de woning onderbouwde. De rechtbank vond geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.