ECLI:NL:RBNHO:2020:7221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
20_1175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 september 2020 uitspraak gedaan op het verzet van [opposant] tegen eerdere uitspraken van 11 mei 2020, waarbij zijn beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. [opposant] had op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat [opposant] niet (tijdig) het verschuldigde griffierecht had voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroepen.

Bij de beoordeling van het verzet moest de rechtbank eerst vaststellen of het verzetschrift tijdig was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 22 juni 2020 eindigde, maar dat het verzetschrift pas op 26 juni 2020 was ontvangen. Dit betekende dat het verzet niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank had [opposant] eerder verzocht om uitleg over de te late indiening, maar hij had hierop niet gereageerd.

Aangezien [opposant] geen redenen had gegeven voor de termijnoverschrijding, kon de rechtbank de verschoonbaarheid van deze overschrijding niet beoordelen. Daarom werd het verzet in alle drie beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van griffier E.A.D. Horn. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1175 V, HAA 20/1178 V en HAA 20/1183 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2020 op het verzet van

[opposant] (hierna: [opposant] ), te [woonplaats] .

Procesverloop

[opposant] heeft op 5 maart 2020 beroep ingesteld, geregistreerd onder bovenvermeld zaaknummers, wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om informatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij uitspraken van 11 mei 2020 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraken verzet ingesteld.
[opposant] heeft verzocht om op zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft
plaatsgevonden op 24 augustus 2020, alwaar [opposant] zonder bericht van verhindering niet is
verschenen. Het college is ook niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposant] niet (tijdig) het verschuldigde griffierecht heeft voldaan.
2. Alvorens in deze verzetzaken te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraken terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of [opposant] zijn verzetschrift in alle drie beroepen tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft
niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De uitspraken zijn door de rechtbank op 11 mei 2020 verzonden. De verzetstermijn vangt derhalve aan op 12 mei 2020 en eindigt op 22 juni 2020. Het verzetschrift in alle drie beroepen is door de rechtbank ontvangen op 26 juni 2020. Het verzet is daarmee niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt.
7. Bij aangetekende brief van 30 juni 2020 is aan [opposant] verzocht aan te geven waarom hij het verzetschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. [opposant] heeft hierop niet gereageerd. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 1 juli 2020 bij [opposant] is bezorgd.
8. Nu [opposant] geen reden voor het ná de termijn indienen van het verzetschrift in alle drie beroepen heeft gegeven, kan de verzetrechter de eventuele verschoonbaarheid van deze termijnoverschrijding niet beoordelen. Het verzet in alle drie beroepen zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet in alle drie beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier verzetrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.