ECLI:NL:RBNHO:2020:7209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
7937981 \ CV EXPL 19-5692
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht en tekortkoming van juridisch adviseur in ontbinding van koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P. Poelman, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die als juridisch adviseur heeft gefunctioneerd. De vordering betreft een ontbinding van de overeenkomst van opdracht en terugbetaling van kosten die eiseres heeft gemaakt in een procedure tegen Seldenrijk B.V., de verkoper van een defecte auto. Eiseres stelt dat gedaagde tekort is geschoten in zijn zorgplicht door haar niet te informeren over de risico's van de procedure tegen Seldenrijk en door niet tijdig de eis te wijzigen na het constateren van nieuwe gebreken aan de auto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad niet de zorg heeft betracht die van een goed opdrachtnemer mag worden verwacht. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tegen Seldenrijk weinig kans van slagen had, en dat gedaagde eiseres niet heeft gewezen op de risico's van de procedure. Hierdoor is eiseres bevoegd de overeenkomst van opdracht te ontbinden. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot terugbetaling van de door haar betaalde bedragen aan gedaagde toegewezen, evenals de vergoeding van bijkomende schade. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.202,10, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 7937981 \ CV EXPL 19-5692 (IL)
Uitspraakdatum: 23 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.P. Poelman
[toevoegingsnummer: 1IL2844]
tegen
[gedaagde]h.o.d.n. [naam]
zaakdoende te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 10 juli 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 maart 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
De vader van [eiseres] heeft op 30 december 2017 een auto gekocht van garagebedrijf Seldenrijk B.V. voor € 10.800,00. Het betreft een Seat Ibiza uit februari 2010 met kilometerstand 106.373. Op de factuur d.d. 30 december 2017, die door Seldenrijk B.V. en de vader van [eiseres] voor akkoord is ondertekend, staat onder meer:
Zoals gezien en bereden, ZONDER GARANTIE.
Transaktie geschiedt o.b.v. gelijkwaardige kennis.
Verkocht op basis van groothandelscondities,
geen coulance op (verborgen) gebreken na aanschaf.
2.2.
Enkele weken na de koop van de auto is de turbo van de motor kapot gegaan. Seldenrijk weigerde de turbo kosteloos te herstellen, waarna de vader van [eiseres] [gedaagde] heeft benaderd voor juridisch advies.
2.3.
Op 30 januari 2018 hebben de vader van [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht gesloten. Overeengekomen is dat [gedaagde] werkzaamheden voor de vader van [eiseres] zal verrichten in verband met de gebrekkige auto. Bij akte van cessie d.d. 26 april 2019 heeft de vader van [eiseres] de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst van opdracht aan [eiseres] overgedragen. De kantonrechter spreekt hierna daarom, voor de overzichtelijkheid, alleen over [eiseres] (eiseres).
2.4.
Bij e-mail van 3 maart 2018 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiseres] gemaild:
Zoals reeds besproken zal de auto door een derde vakgarage worden gerepareerd op kosten van Seldenrijk.
Seldenrijk heeft echter aangegeven dat zij die kosten niet zullen gaan betalen voor u, derhalve is de enige mogelijkheid om het geld terug te halen via de kantonrechter. Daarvoor zal een dagvaarding moeten worden opgesteld.
Alle gemaakte kosten door u zullen in de dagvaarding worden gevorderd.
2.5.
[eiseres] heeft met dit advies van [gedaagde] ingestemd.
2.6.
[gedaagde] heeft namens [eiseres] bij dagvaarding van 14 mei 2018 een vordering tot terugbetaling van de herstelkosten tegen Seldenrijk ingesteld. [gedaagde] heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat de auto bij aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord en sprake is van non-conformiteit (artikel 7:17 en 7:18 lid 2 BW) en dat Seldenrijk op grond van artikel 7:21 lid 6 BW gehouden is de herstelkosten te betalen.
2.7.
Na uitbrengen van de dagvaarding heeft [eiseres] meer gebreken aan de auto geconstateerd, waaronder een kapotte mechanische klep en een kapotte cilinderkop in de motor.
2.8.
In een e-mail van [eiseres] aan [gedaagde] van 15 mei 2018 staat dat de kosten voor de nieuwe reparatie € 4.500,00 bedragen. In de e-mail staat verder, onder andere:
Aangezien we de auto en de laatste reparatie (turbo vernieuwd) met bijkomende juridische kosten nu al op zo’n 14.000 Euro komt, is er voor ons geen financiële mogelijkheid om de auto te laten repareren.
Hierdoor zijn we genoodzaakt om de eis om te zetten naar ontbinding van de koopovereenkomst met Seldenrijk en het volledige aankoopbedrag met de reparatiekosten terug te eisen.
[gedaagde] , ik hoop dat dit positief voor ons zal uitpakken aangezien we anders tegen een financiële strop aankijken. Ik vertrouw hierin volledig op jou en je expertise in de rechtspraak.
2.9.
Partijen hebben vervolgens telefonisch met elkaar gesproken.
2.10.
Op 11 juli 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] gemaild:
In antwoord op uw vraag, bericht ik u als volgt.
Wij hebben voldoende informatie om de koop inderdaad te ontbinden. Op dit moment wil de rechter een antwoord op het ingediende antwoord van de tegenpartij (…)
Daarnaast heb ik de conclusie van repliek heb ik zo goed als af. (…)
2.11.
Op 24 september 2018 stuurt [gedaagde] het vonnis van de kantonrechter naar [eiseres] .
2.12.
Het vonnis van de kantonrechter te Apeldoorn is gedateerd 19 september 2018. In het vonnis staat dat de procedure schriftelijk is gevoerd en dat de vordering van [eiseres] tegen Seldenrijk bestaat uit betaling van de herstelkosten met bijkomende kosten. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en onder meer het volgende geoordeeld:
De turbo van de motor is een onderdeel van de auto dat aan slijtage onderhevig is. Wanneer en of dit leidt tot het niet meer functioneren, is van diverse factoren afhankelijk en niet te voorspellen. In de onderhavige zaak betreft het een acht jaar oude, tweedehands auto met een kilometerstand van ruim een ton. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [eiseres] niet de verwachting hebben dat zich voorlopig geen problemen aan de motor van de auto zouden voordoen. De mededelingen die Seldenrijk zou hebben gedaan over de goede staat en het goede onderhoud van de auto maken dit niet anders. Van non-conformiteit is daarom ook geen sprake, zodat een grondslag voor toewijzing van de vorderingen van [eiseres] ontbreekt en deze worden afgewezen.
2.13.
[eiseres] heeft zich tot haar (huidige) gemachtigde gewend met het verzoek om de slagingskansen van een vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst met Seldenrijk in hoger beroep te onderzoeken. De gemachtigde is tot een negatief procesadvies gekomen.
2.14.
[gedaagde] heeft voor zijn werkzaamheden in totaal € 3.125,95 bij [eiseres] in rekening gebracht. Daaronder valt de factuur van 16 augustus 2018 ad € 563,16 in verband met ‘Rechtszitting Apeldoorn 3 september 2018 te 16:00 uur’, namelijk 3 uur reiskosten en de kosten voor het opstellen van de pleitnota voor de zitting.
2.15.
Bij brief van 27 november 2018 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] de overeenkomst van opdracht met [gedaagde] ontbonden, omdat [gedaagde] [eiseres] niet heeft gewezen op de risico’s van de procedure tegen Seldenrijk en de procedure gezien de geringe slagingskansen niet heeft afgeraden. [eiseres] verzoekt daarom om terugbetaling van het betaalde bedrag van totaal € 3.125,95 en vergoeding van bijkomende schade van € 1.647,50. In de brief staat verder dat de kosten voor het bijwonen van de zitting onterecht in rekening zijn gebracht.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter:
Primair
I. Voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht door [eiseres] op 27 november 2018 wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming daarvan door [gedaagde] buitengerechtelijk is ontbonden dan wel de overeenkomst van opdracht ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 3.125,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018;
III. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade van € 580,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 495,65;
Subsidiair
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 563,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018;
VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 84,47;
Primair en subsidiair
VII. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag, samengevat.
3.3.
[gedaagde] heeft niet de zorg betracht die ex artikel 7:401 BW van een goed opdrachtnemer mag worden verwacht. [gedaagde] heeft [eiseres] niet in staat gesteld goed geïnformeerd te beslissen, omdat hij niet gewezen heeft op de eventuele risico’s van de procedure tegen Seldenrijk en juist heeft aangegeven dat er voldoende informatie was om de koopovereenkomst met Seldenrijk te ontbinden. [gedaagde] heeft een nodeloze procedure tegen Seldenrijk gevoerd. Deze procedure had weinig kans van slagen, gezien het oordeel van de kantonrechter in het vonnis van 19 september 2018, de vaste jurisprudentie, de clausule op de aankoopfactuur waarin iedere vorm van garantie is uitgesloten, de omstandigheid dat de auto onder groothandelscondities is gekocht en het verstrijken van de klachttermijn van artikel 7:23 lid 1 BW omdat [gedaagde] heeft nagelaten de nieuwe gebreken (mechanische klep en cilinderkop) aan Seldenrijk te melden. Er is daarom sprake van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] .
3.4.
Op grond van die tekortkoming heeft [eiseres] de overeenkomst van opdracht ontbonden. [eiseres] maakt aanspraak op een waardevergoeding ter hoogte van de in rekening gebrachte bedragen ad € 3.125,95 (artikel 6:271 en 6:272 BW) en een aanvullende schadevergoeding (artikel 6:277 BW), bestaande uit de op grond van het vonnis van 19 september 2018 aan Seldenrijk verschuldigde proceskosten van € 437,50 en de kosten voor het onderzoek naar de slagingskansen in hoger beroep ad € 143,00.
3.5.
Subsidiair, voor zover de overeenkomst van opdracht niet is of wordt ontbonden, moet [gedaagde] de onterecht in rekening gebrachte kosten voor de zitting van 3 september 2018 ad € 563,16 aan [eiseres] terugbetalen, omdat er geen zitting heeft plaatsgevonden. Deze kosten zijn onverschuldigd betaald.
3.6.
De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag van verzuim, te weten 12 december 2018. [eiseres] maakt verder aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Hij voert daartoe het volgende aan, samengevat.
4.2.
[gedaagde] betwist dat hij [eiseres] niet heeft gewezen op de eventuele risico’s van de procedure tegen Seldenrijk. [gedaagde] heeft tegen [eiseres] gezegd dat rechtspraak mensenwerk is en een vordering altijd onverhoopt kan worden afgewezen.
4.3.
[gedaagde] heeft [eiseres] juist geadviseerd inzake de non-conformiteit van de auto en is niet tekortgeschoten. De ingestelde vordering van [eiseres] tegen Seldenrijk was haalbaar en passend. De gebreken aan de auto hebben zich binnen zes maanden na aflevering geopenbaard. Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW wordt daarom vermoed dat de auto reeds bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Gezien de prijs, leeftijd en kilometerstand van de auto en de APK keuring tot en met 4 februari 2018 hoefde [eiseres] ook niet te verwachten dat de auto binnen twee weken stuk zou gaan. Ook door de mededeling van Seldenrijk dat het een goed lopende auto is, de auto uit het eigen wagenpark komt, zij de auto door en door kent en deze altijd door een dealer is onderhouden, mocht [eiseres] verwachten dat de auto normaal gebruikt kon worden. Het inwendige probleem aan de motor van de auto was niet op eenvoudige wijze te ontdekken. Verder is de uitsluiting van garantie door Seldenrijk in strijd met het dwingend consumentenrecht en dus nietig. Omdat Seldenrijk wist of behoorde te weten dat de auto een gebrek had, had zij [eiseres] moeten inlichten. Omdat zij dat niet heeft gedaan, kan Seldenrijk geen beroep doen op een eventuele onderzoeksplicht van [eiseres] . Derhalve kan evident geconcludeerd worden dat de auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt.
4.4.
[gedaagde] betwist dat hij de e-mail van [eiseres] van 15 mei 2018 heeft ontvangen. Hij heeft geen instructie of verzoek van [eiseres] ontvangen om de eis tegen Seldenrijk te wijzigen.
4.5.
Omdat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] , is er geen grond voor ontbinding van de overeenkomst van opdracht en vergoeding van schade.
4.6.
[gedaagde] erkent de vordering ter zake van de factuur van € 563,16. Hij heeft zich vergist. De zitting betrof een rolzitting en geen comparitie. [gedaagde] biedt hiervoor zijn excuses aan.

5.De beoordeling

Uitgangspunt
5.1.
De overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] betreft een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 BW. Artikel 7:401 BW bepaalt dat een opdrachtnemer ( [gedaagde] ) bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een juridisch adviseur, zoals [gedaagde] , als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt mee dat een adviseur zijn cliënt niet onnodig blootstelt aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. Als een adviseur een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, brengt deze zorgvuldigheidsplicht mee dat de adviseur de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (vgl. HR 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007: AZ4564). Het antwoord op de vraag of en in welke mate een adviseur de cliënt daarbij behoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dat kader kan onder meer betekenis toekomen aan de ernst en omvang van het desbetreffende risico, de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren en de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich reeds van dat risico bewust te zijn (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406).
Tekortkoming: informeren over of waarschuwen voor de procesrisico’s
5.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] niet heeft gewezen op de procesrisico’s. Deze stelling vindt steun in de e-mail van [gedaagde] van 3 maart 2018 (zie hiervoor onder 2.4). Daarin schrijft [gedaagde] dat de enige mogelijkheid om de kosten terug te halen een juridische procedure bij de kantonrechter is en dat alle gemaakte kosten in de dagvaarding zullen worden gevorderd. Er wordt in de e-mail niets gezegd over de eventuele risico’s van zo’n procedure. Er wordt ook geen voorbehoud gemaakt. Ook in de e-mail van [gedaagde] van 11 juli 2018 (zie 2.10) staat niets over de mogelijke procesrisico’s. [gedaagde] schrijft in deze e-mail (slechts) dat er voldoende informatie is om de koop te ontbinden.
5.3.
[gedaagde] betwist dat hij [eiseres] niet heeft gewezen op de procesrisico’s. Volgens [gedaagde] heeft hij tegen [eiseres] gezegd dat rechtspraak mensenwerk is en een vordering altijd onverhoopt kan worden afgewezen. [gedaagde] heeft deze stelling echter niet onderbouwd. Zijn stelling vindt geen steun in de stukken en wordt daarom, als onvoldoende onderbouwd, verworpen.
5.4.
De kantonrechter neemt derhalve aan dat [gedaagde] [eiseres] niet heeft geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de eventuele risico’s van de procedure tegen Seldenrijk.
5.5.
Dat had [gedaagde] wel moeten doen. De kantonrechter is namelijk met [eiseres] van oordeel dat de vordering tegen Seldenrijk - zoals [gedaagde] deze namens [eiseres] heeft ingesteld - geen of weinig kans van slagen had. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.6.
Een auto is bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig. In het algemeen geldt dat de kans dat mankementen optreden groter wordt naarmate de auto ouder is. Dat gegeven is verdisconteerd in de koopprijs van een tweedehands auto, die – afhankelijk van de ouderdom – doorgaans lager is dan die van een nieuwe. De koper van een tweedehands auto moet er in het algemeen op bedacht zijn dat de auto eerder gebreken kan vertonen dan een nieuwe auto.
Gelet op de aard van de zaak, de leeftijd van de auto, de kilometerstand en de aanschafprijs mocht [eiseres] niet - zonder meer - verwachten dat de auto vrij zou blijven van gebreken of geen reparatie zou behoeven. Daarbij is mede van belang dat zij de auto heeft gekocht ‘zoals gezien en bereden’ en dat de verkoper heeft aangegeven dat er geen garantie wordt verleend en bij (verborgen) gebreken geen coulance. Als [eiseres] het risico op gebreken had willen verminderen, had zij een (technisch) onderzoek naar de staat van de auto moeten (laten) uitvoeren, alvorens tot koop over te gaan. Omdat [eiseres] dat heeft nagelaten, komen de gebreken aan de auto in beginsel voor haar rekening en risico.
Niet is gesteld of gebleken dat de verkoper wist of behoorde te weten dat de auto een of meer gebrek(en) vertoonde en daarom zijn mededelingsplicht heeft geschonden. De door [gedaagde] genoemde mededeling van Seldenrijk dat het een goed lopende auto uit het eigen wagenpark is die altijd tijdig dealer onderhouden is, valt onder de noemer van algemene aanprijzingen. Daaruit blijkt niet dat Seldenrijk bekend was of behoorde te zijn met de bewuste gebreken, of daarover verkeerde mededelingen heeft gedaan. [gedaagde] heeft dat in de procedure tegen Seldenrijk ook niet aangevoerd.
Dit alles leidt tot de conclusie dat [eiseres] , wegens het schenden van haar onderzoeksplicht, jegens Seldenrijk geen beroep op non-conformiteit toekomt.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat het risico dat de ingestelde vordering van [eiseres] tegen Seldenrijk zou worden afgewezen, groot en waarschijnlijk was. Uit de stukken blijkt niet dat of in welke mate [eiseres] ervan heeft blijk gegeven dat zij zich van dat risico bewust was. [gedaagde] heeft daarover niets gesteld. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] tekortgeschoten is in zijn zorgplicht om [eiseres] te informeren over en waarschuwen voor de risico’s van de procedure tegen Seldenrijk.
Tekortkoming: wijziging vordering
5.8.
Vast staat dat de auto hangende de procedure tussen [eiseres] en Seldenrijk nieuwe gebreken is gaan vertonen, waaronder een kapotte mechanische klep en een kapotte cilinderkop in de motor. Ook staat vast dat [gedaagde] daarmee bekend was.
5.9.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] , ondanks haar verzoek om de koopovereenkomst met Seldenrijk te ontbinden wegens deze nieuwe gebreken, de eis in de procedure tegen Seldenrijk niet heeft gewijzigd. [gedaagde] betwist dit. Volgens [gedaagde] heeft hij geen verzoek om de eis te wijzigen ontvangen, omdat hij de e-mail van 15 mei 2018 niet heeft ontvangen. De kantonrechter kan [gedaagde] daar niet in volgen. [gedaagde] schrijft in zijn e-mail van 11 juli 2018 (zie 2.10) in antwoord op een vraag van [eiseres] dat ze voldoende informatie hebben om ‘de koop inderdaad te ontbinden’. [gedaagde] heeft desgevraagd niet kunnen uitleggen op welke andere vraag van [eiseres] dit antwoord zou kunnen slaan, dan op de vraag om de koopovereenkomst met Seldenrijk te ontbinden. Wat daarvan ook zij, ook als [eiseres] niet aan [gedaagde] zou hebben verzocht de overeenkomst met Seldenrijk te ontbinden, had het op de weg van [gedaagde] - als redelijk bekwaam en redelijk handelend juridisch adviseur - gelegen om haar nader te adviseren over (de aanpak van) de procedure tegen Seldenrijk wegens het bestaan van nieuwe gebreken. Ten minste had [gedaagde] in die procedure namens [eiseres] moeten melden dat de auto inmiddels nieuwe gebreken vertoont en de vordering en stellingen daarop moeten aanpassen, zoals [eiseres] ook stelt. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] dat heeft gedaan. Omdat de zaak op dat moment voor repliek stond, had [gedaagde] dat nog wel kunnen (en dus ook moeten) doen.
5.10.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] ook op dit punt zijn zorgplicht heeft geschonden.
Ontbinding en gevolgen
5.11.
[gedaagde] is gezien het voorgaande tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. [eiseres] was op grond daarvan bevoegd de overeenkomst van opdracht te ontbinden. [gedaagde] heeft dat ook niet weersproken.
5.12.
De ontbinding van de overeenkomst doet verbintenissen tot ongedaanmaking van de reeds geleverde prestaties ontstaan. Omdat de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden niet ongedaan gemaakt kunnen worden, vordert [eiseres] een waardevergoeding (artikel 6:271 en 6:272 lid 2 BW) van [gedaagde] . [eiseres] stelt in dit verband dat de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden voor haar van geen enkele waarde zijn geweest, omdat de procedure tegen Seldenrijk nodeloos is gevoerd, en de waardevergoeding daarom bestaat uit terugbetaling van de aan [gedaagde] betaalde bedragen. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter gaat er daarom met [eiseres] van uit dat de waarde van zijn verrichte werkzaamheden nihil is. Nu [eiseres] aan [gedaagde] € 3.125,95 heeft betaald voor zijn werkzaamheden, moet [gedaagde] dit bedrag aan [eiseres] terugbetalen. De kantonrechter zal de primaire vordering van [eiseres] in zoverre toewijzen.
5.13.
[gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] tot vergoeding van de aanvullende schade ad € 580,50 ex artikel 6:277 BW niet betwist. Deze primaire vordering zal daarom ook worden toegewezen.
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom en de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 495,65 zijn, als niet weersproken, toewijsbaar.
5.15.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld wat haar belang is, naast de hiervoor besproken toewijsbare vorderingen, bij die verklaring. De kantonrechter zal de primaire vordering op dit punt daarom afwijzen.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, is er geen wettelijke grondslag voor een veroordeling wat betreft de dagvaardingskosten, zodat de proceskostenveroordeling alleen ziet op het griffierecht en het salaris van de gemachtigde van [eiseres] . [gedaagde] wordt ook veroordeeld tot betaling van de door [eiseres] gevorderde nakosten van € 120,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt. Vanwege de toevoeging ontbreekt ook een wettelijke grondslag voor een veroordeling tot betaling van eventuele explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 4.202,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.706,45 vanaf 12 december 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 81,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter