Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekster]
1.Het procesverloop
2.De feiten
de twee Nederlandse scheepswerven Royal Van Lent B.V. en Koninklijke De Vries Scheepsbouw B.V. is opgericht, tezamen handelend onder de naam ‘Feadship’ (First Export Association of Dutch SHIPbuilders).
zijn (onbetaalde) verlofperiode tot juli 2019 zal verlengen. In de gespreksbevestiging staat het volgende:
‘’Wij willen graag bevestigen wat we met elkaar hebben afgesproken rondom jouw langdurig verlof.
‘’Op basis van de aard en ernst van de beperkingen acht ik werknemer tijdelijk verminderd belastbaar voor eigen werk, ik acht werknemer wel belastbar voor het voeren van probleemoplossende gesprekken.Werknemer schetst de situatie waarbij hij aangeeft gedurende langere tijd onduidelijkheid in zijn functie (en de toekomst ervan) te ervaren. Hierover zouden met werkgever al meerdere gesprekken zijn gevoerd, met een voor werknemer niet-werkbare uitkomst. Dit heeft voor werknemer geleid tot het ontstaan van klachten en beperkingen, welke feitelijk niet voortkomen uit ziekte of gebrek, mar desalniettemin aanwezig zijn, waardoor hij momenteel beperkt belastbaar is. Met werknemer heb ik besproken dat hij m.i. alleen tot herstel kan komen indien voor deze werkgerelateerde zaken een structurele oplossing wordt gevonden. Mijn advies hierin is dan ook dat werkgever en werknemer z.s.m. met elkaar in gesprek dienen te treden inzake de problematiek en dienen te kijken naar of (en hoe) met elkaar verder? (voorwaarde voor een succesvolle re-integratie is een duidelijke functieomschrijving en- invulling aan de hand waarvan werknemer duurzaam kan hervatten in zijn werkzaamheden.)’
[teamleider] en [werknemer] een gesprek over werkhervatting plaatsgevonden. De gezamenlijk gemaakte afspraken hieromtrent zijn in een plan van aanpak vastgelegd, waarin staat dat partijen in ieder geval eens in de twee weken probleemoplossende gesprekken met elkaar zullen voeren. Ook is daarin opgenomen dat zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsrelatie goed ervaren en de onderlinge relatie niet een succesvolle re-integratie in de weg zal staan.
‘’Belanghebbende heeft verzuimd vanwege beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Zoals eerder vermeld, zijn deze beperkingen ontstaan en worden ze nog instand gehouden door werkgerelateerde factoren, waarbij geen sprake is van een ziekte en/of gebrek. De verwachting is dan ook dat de beperkingen direct zullen herstellen, nadat de werkgerelateerde factoren zijn opgelost. Derhalve adviseer ik u de werkgerelateerde factoren spoedig verder op te lossen en tot een afronding te komen, waarbij een hersteld melding afgesproken kan worden.’
‘’Cliënte benadrukt dat zij het voorstel, welk voorstel op verzoek van uw cliënt zelf is gedaan, reeds op 20 december 2019 aan uw cliënt heeft doen toekomen. Uw cliënt is vervolgens verzocht uiterlijk 31 december 2019 op het voorstel te reageren, waarna uw cliënt op zijn verzoek uitstel is gegeven tot en met 14 januari jl. Inmiddels is bijna een maand verstreken sinds het voorstel is gedaan. Het is voor cliënte nog steeds onduidelijk of uw cliënt bereid is het voorstel te aanvaarden, en zo nee, welk voorstel hij zelf in gedachte heeft.(…)Bij hoge uitzondering is cliënte bereid om uw cliënt hiervoor tot maandag 20 januari a.s. 12.00 uur de tijd te geven. Mocht cliënte vóór dit moment niets van uw cliënt hebben vernomen, dan zal cliënte ervan uitgaan dat uw cliënt niet meer geïnteresseerd is in een beëindiging van de arbeidsrelatie met wederzijds goedvinden. Uw cliënt zal dan worden uitgenodigd voor een gesprek om te komen tot een duidelijke functieomschrijving en –invulling, zoals de bedrijfsarts dit heeft geadviseerd.De bedrijfsarts heeft overigens geadviseerd dat geen sprake is van ziekte en/of gebleken aan de zijde van uw cliënt. De stelling dat uw cliënt arbeidsongeschikt zou zijn wegens ziekte is dan ook onjuist.’
‘’Helaas moeten wij vaststellen dat jij niet bent verschenen op onze afspraak vandaag om 14.00 uur. Dat vinden wij erg jammer omdat wij graag met jou hadden willen praten.(…)De bedrijfsarts heeft reeds op 25 oktober 2019 aangegeven dat jij in staat bent om probleemoplossende gesprekken met ons te voeren. Zoals gezegd, hebben wij tot en met december gesprekken met elkaar gehad om te komen tot een oplossing. Die gesprekken willen wij graag met jou voortzetten. Wij zijn het niet met jou eens dat jij medisch gezien niet in staat zou zijn om in gesprek met ons te gaan. Dat verhoudt zich wat ons betreft niet met jouw voorstel om onder begeleiding van een mediator met elkaar in gesprek te gaan. Wij beschouwen jouw afwezigheid op het gesprek vandaag dan ook als ongeoorloofde afwezigheid.(…)Jij hebt aangegeven dat jij onder begeleiding van een mediator met ons in gesprek wilt gaan. Hoewel wij van mening zijn dat wij de kwestie over de functieomschrijving en –invulling onderling met elkaar kunnen oplossen, zijn wij bereid om daar aan mee te werken. Wij verwachten dan wel van jou dat jij serieus bereid bent met ons tot een oplossing te komen. Door jouw gedrag de laatste weken is bij ons helaas namelijk het beeld ontstaan dat jij maar één oplossing voor ogen hebt, te weten een beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder betaling van een hoge ontslagvergoeding.’
‘’Tot op heden hebben wij geen reactie op onderstaande mail van jou mogen ontvangen. Wij maken hier uit op, dat je geen prijs meer stelt op mediation.
‘’Ik kijk er zsm naar. Vermoedelijk zal cliënt met een van de twee voorgestelde mediators akkoord gaan.’
‘’Client kiest dan voor [mediator] .Ik neem aan dat de mediator op uw instructie contact met cliënt zal opnemen voor het maken van een eerste afspraak.’
‘’Van cliënte heb ik begrepen dat uw cliënt gisteren (4 februari 2020) niet op het werk is verschenen. Dit ondanks het uitdrukkelijke verzoek afgelopen vrijdag (31 januari) aan uw cliënt om vanaf dinsdag 09.00 uur zijn werkzaamheden te hervatten. Cliënte was voornemens gisteren tevens toe te lichten wat de komende periode precies van hem wordt verwacht qua werkzaamheden daar uw cliënt op dit punt onduidelijkheid zou ervaren.Uw cliënt heeft bovendien niet aangekondigd dat hij thuis zou blijven. Wel heb ik begrepen dat u maandag (3 februari) aan het einde van de middag in een kort bericht hebt aangegeven dat uw cliënt kennelijk alsnog zou willen gaan mediaten en dat zijn voorkeur zou uitgaan naar [mediator] als mediator (één van de vorige week door cliënte voorgestelde mediators).Uw cliënt was echter verzocht uiterlijk vóór vrijdag 31 januari om 12.00 uur aan te geven welke van de voorgestelde mediators de voorkeur van uw cliënt heeft. Vervolgens heeft uw cliënt helemaal niets van zich laten horen. Uw cliënt heeft niet aangegeven welke mediator zijn voorkeur had een heeft ook niet anderszins gereageerd op het voorstel van cliënte. Afgelopen vrijdag heeft cliënte dan ook aangegeven dat uw cliënt kennelijk geen prijs meer stelt op mediation en uw cliënt verzocht zijn werk op dinsdag 4 februari te hervatten.(….)Door het gedrag van uw cliënt heeft cliënte er geen vertrouwen in dat uw cliënt op dit moment serieus bereid is om met cliënte tot een oplossing te komen. Cliënte ziet dan ook niet in wat uw cliënt meent te willen bereiken via mediation. Dit los van het feit dat tussenkomst van een mediator voor de kwestie over de functie-inhoud wat cliënte betreft niet nodig is. Cliënte is bevoegd werkinstructies te geven en zal dat ook doen.
‘’Cliënt stelt vast dat hij op dit moment arbeidsongeschikt is. Cliënt wil en kan dan ook geen gehoor geven aan een oproep van uw cliënt om weer op het werk te verschijnen.(…)Cliënt vindt dat uw cliënt zich onredelijk opstelt. Ook de aangekondigde loonstop is onredelijk. Cliënt meent dat uw cliënt de re-integratie frustreert door de mediation op oneigenlijke gronden af te zeggen.Cliënt wil nog steeds zaken onderling overleg regelen via een mediation. Mocht uw cliënt daartoe niet bereid zijn dan instrueert cliënt mij om de zaak voor te leggen aan de kantonrechter.’
‘’(…)Cliënt vindt de houding van uw cliënte niet probleem oplossend omdat zij mediation uit de weg gaat, nadat zij eerder had toegezegd dat wel te willen.Cliënt kan uw cliënte echter niet dwingen tot mediation.Cliënt kiest er dan voor om het gesprek aan te gaan met mevrouw [HR adviseur] , maar omdat hij stress heeft over de situatie wil hij dat graag op neutraal terrein doen.(…)’
‘’Het gesprek dinsdag a.s. zal plaatsvinden bij cliënte op kantoor te [plaats] . Het is wat cliënte betreft onnodig om bij La Place te [plaats] af te spreken. De gesprekken in oktober, november en december hebben allemaal plaatsgevonden op kantoor van cliënte.’
’’Ik heb u telefonisch reeds uitgelegd dat cliënt met een behoorlijke mate van stress te kampen heeft, vanwege een burn-out. Het is louter om die reden dat zijn voorkeur er naar uitgaat om op neutraal terrein af te spreken. Aan de andere kant kan het redelijkerwijs voor uw cliënt niet bezwaarlijk zijn om naar de door cliënt voorgestelde locatie te reizen. Immers, ligt die locatie slechts op 5 minuten fietsen van het kantoor van uw cliënt.’
3.Het verzoek de grondslag ervan
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
het verzoek en het tegenverzoek
Dat is immers van belang voor de vraag op welke termijn de ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te geschieden en of [werknemer] in aanmerking komt voor een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Indien geconcludeerd wordt dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wordt de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn ontbonden en kan hij geen aanspraak maken op een transitievergoeding. Is daarvan geen sprake, dan zal aan [werknemer] een transitievergoeding worden toegekend en dient de opzegtermijn in acht te worden genomen bij bepaling tegen welke datum de arbeidsovereenkomst dient te eindigen. Indien wordt geoordeeld dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, komt aan [werknemer] daarnaast nog een billijke vergoeding toe.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval is geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Daarbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking.
De arbeidsverhouding is verstoord geraakt op het moment dat tussen partijen gesproken is over een vaststellingsovereenkomst, waarbij telkens niet tot inhoudelijke overeenstemming werd gekomen. De onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst hebben geleid tot ontwrichting van de arbeidsrelatie. De kantonrechter leidt uit alle door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden af dat de standpunten van [werknemer] en [verzoekster] bij de beëindigingsonderhandelingen te ver uit elkaar lagen. Ook reageerde [werknemer] volgens [verzoekster] op haar voorstellen niet snel genoeg. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat voldoende aannemelijk is dat de wederzijdse frustratie voort is gekomen uit de vier maanden durende onderhandelingen om tot overeenstemming te komen, hetgeen ertoe heeft geleid dat partijen steeds verder van elkaar verwijderd zijn geraakt.
A) loon vanaf 11 februari 2020 ten bedrage van € 3.475,11;
B) loon over de maand maart 2020 ten bedrage van € 4.792,00;
C) loon over de maand april 2020 ten bedrage van € 4.792,00;
D) loon over de maand mei 2020 ten bedrage van € 4.792,00; en
E) vakantiebijslag vanaf 11 februari t/m 30 juni 2020 ten bedrage van € 1.811,45.