ECLI:NL:RBNHO:2020:7022
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van seksuele handelingen met aangeefster in staat van verminderd bewustzijn
Op 8 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele handelingen met een aangeefster die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, terwijl de verdediging ook pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet bewezen kon worden dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde tijdens de seksuele handelingen.
De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster verklaarde dat zij na het drinken van alcohol niet meer op haar benen kon staan en dat zij zich misselijk voelde. De verdachte ontkende echter dat de aangeefster niet in staat was om toestemming te geven voor de seksuele handelingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, en dat er geen objectieve feiten waren die haar verklaring ondersteunden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de aangeefster zodanig onder invloed was dat zij niet in staat was om weerstand te bieden aan de seksuele avances van de verdachte. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank verklaarde ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit.