ECLI:NL:RBNHO:2020:6735

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over immateriële schadevergoeding en navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij de Belastingdienst een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.004 had vastgesteld. Na bezwaar werd de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 40.818, maar eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 22 juli 2020 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een kantoorgenoot, haar standpunt toegelicht. De Belastingdienst heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslag zal worden vernietigd, en dat er nog geschilpunten zijn over de immateriële schadevergoeding en de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden met afgerond negen maanden, wat geheel aan de bezwaarfase kon worden toegerekend. Eiseres heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000, die door de Belastingdienst moet worden vergoed. Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Bruijnzeel, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

(gemachtigde: M. Collij),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.004. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 26 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.818. De beschikking belastingrente is verminderd tot € 22.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2020 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen J. Klaver, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres was in het onderhavige jaar ongehuwd en zij woonde alleen.
2. Eiseres heeft op 19 april 2016 aangifte ib/pvv 2015 gedaan. Hierin heeft zij een bedrag van € 1.077 aan aftrek geclaimd inzake uitgaven voor specifieke zorgkosten.
3. Verweerder heeft met dagtekening 10 juni 2016 de aanslag ib/pvv 2015 aan eiseres opgelegd overeenkomstig de door haar ingediende aangifte.
4. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 14 maart 2017 een vragenbrief verzonden. Hierop heeft eiseres per e-mail van 25 september 2017 gereageerd.
5. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 4 september 2017 een aankondiging voor de navorderingsaanslag gestuurd. Voorts heeft verweerder met dagtekening 28 oktober 2017 de navorderingsaanslag aan eiseres opgelegd. Omdat eiseres geen bewijsstukken voor de geclaimde specifieke zorgkosten heeft overgelegd, is de aftrek inzake uitgaven voor specifieke zorgkosten volledig gecorrigeerd.
6. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 28 november 2017 het pro forma bezwaarschrift en op 19 januari 2018 de motivering van het bezwaar ontvangen.
7. Op 7 juni 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Hiervan is een verslag opgesteld. Het verslag behoort tot de gedingstukken.
8. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 20 mei 2019 een motivering van de uitspraak op bezwaar toegezonden. Het bezwaar van eiseres is gedeeltelijk toegewezen. Verweerder heeft dieetkosten en genees- en heelkundige hulp alsnog in aftrek toegestaan, wat na toepassing van de drempel leidt tot een aftrek voor specifieke zorgkosten van € 186. Verweerder heeft geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. Verweerder heeft met dagtekening 5 juni 2019 de cijfermatige uitwerking van de uitspraak op bezwaar vastgesteld.
9. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 16 juli 2019 het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Geschil
10. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de navorderingsaanslag zal worden vernietigd middels een beschikking met dagtekening 5 augustus 2020. In geschil zijn thans nog de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase en de immateriële schadevergoeding. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Navorderingsaanslag
11. Nu de navorderingsaanslag zal worden vernietigd dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Immateriële schadevergoeding
12. Het bezwaarschrift is ingediend op 28 november 2017, de uitspraak op bezwaar is gedaan op 5 juni 2019 en de rechtbank doet uitspraak op 2 september 2020, zodat in deze zaken de redelijke termijn is overschreden met afgerond negen maanden welke periode geheel is toe te rekenen aan de bezwaarfase. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de redelijke termijn verlengd zou moeten worden zijn door verweerder niet gesteld. Gelet hierop bedraagt de immateriële schadevergoeding in deze zaak € 1.000 welke geheel door verweerder vergoed dient te worden.
Proceskosten
13. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
14. Eiseres is bij gemachtigde ter zitting verschenen en heeft aldaar verzocht om toepassing van wegingsfactor 1,5 onder verwijzing naar een uitspraak van Hof Den Haag van 19 juni 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1204). De rechtbank heeft geen aanknopingspunten aangetroffen in het dossier die in redelijkheid aanleiding geven tot het oordeel dat er geen sprake is van een zaak met gemiddeld gewicht en acht de zaak, gelet op de aard en omvang daarvan, niet dermate gecompliceerd dat moet worden afgeweken van de standaard gehanteerde wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de navorderingsaanslag, voor zover dit niet al door verweerder is gedaan;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Bruijnzeel, griffier. De beslissing is gedaan op 2 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.