In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij de Belastingdienst een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.004 had vastgesteld. Na bezwaar werd de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 40.818, maar eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 juli 2020 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een kantoorgenoot, haar standpunt toegelicht. De Belastingdienst heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslag zal worden vernietigd, en dat er nog geschilpunten zijn over de immateriële schadevergoeding en de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden met afgerond negen maanden, wat geheel aan de bezwaarfase kon worden toegerekend. Eiseres heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000, die door de Belastingdienst moet worden vergoed. Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Bruijnzeel, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.