ECLI:NL:RBNHO:2020:6665

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
7263619 CV EXPL 18-8760
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak met annulering van vlucht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens de annulering van vlucht BA 440 van Londen Heathrow naar Amsterdam-Schiphol op 24 januari 2017. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. British Airways heeft de annulering van de vlucht gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden (vriesmist) die leidden tot capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat British Airways voldoende maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De uitspraak vond plaats op 11 maart 2020 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7263619 \ CV EXPL 18-8760
Uitspraakdatum: 11 maart 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde: mr. E.L. Heenk, mr. S. Mekke (Yource B.V.),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc,
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 oktober 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
De kantonrechter heeft bij rolbeschikking van 28 augustus 2019 British Airways in de gelegenheid gesteld om een tweetal producties te overleggen die niet aan haar conclusie van dupliek waren gehecht. De opgevraagde producties zijn ter griffie ontvangen op 4 september 2019. De passagier heeft vervolgens schriftelijk op de producties gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 24 januari 2017 diende te vervoeren van Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol met vlucht BA 440 (hierna: de vlucht).
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou de passagier met vlucht IB 4672 op 23 januari 2017 om 20:40 uur lokale tijd vanuit Phoenix (Verenigde Staten) naar Londen Heathrow vliegen, waar de passagier op 24 januari 2017 om 13:30 uur lokale tijd zou arriveren. Vervolgens zou de passagier met vlucht BA 440 op 24 januari 2017 om 16:25 uur lokale tijd verder vliegen naar Amsterdam-Schiphol. Volgens de planning zou de passagier zijn eindbestemming om 18:45 uur lokale tijd bereiken.
2.3.
Vlucht BA 440 was geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht (BA 444) waarmee hij zijn eindbestemming meer dan drie uur later dan gepland heeft bereikt.
2.4.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 44,77, althans € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege de weersomstandigheden (vriesmist), alsmede de daarmee verband houdende luchtverkeersleidingsrestricties voor die dag. De “Heathrow Operational Brief” afkomstig van MetOffice die in de avond voorafgaand aan de vlucht werd gepubliceerd, voorspelde voor 24 januari 2017 een vriesmist tussen 06:00 en 11:00 uur UTC. Daarbij was voorspeld dat tussen 11:00 – 24:00 uur UTC het zicht 200 meter zou bedragen. Om de impact te verminderen werd een zogenaamde pre-tactische capaciteitsreductie toegepast die slechts 26 landingen per uur zou toelaten in de ochtend tussen 06:00 – 11:00 uur UTC en voor de periode daarna zou de capaciteit worden bijgesteld naar 32/60 landingen per uur. Bovendien werd door Eurocontrol een NOTAM (Notice to Airmen) uitgegeven waarin luchtvaartmaatschappijen werden verzocht om voor de periode 09:00 – 21:00 uur UTC 15% van hun vluchten te annuleren. De onderhavige vlucht was één van de 30 rotaties die British Airways heeft geannuleerd. Om verder vertraging te voorkomen zijn de passagiers omgeboekt naar de enig overgebleven vlucht van British Airways met voldoende beschikbare plaatsen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht van Londen naar Amsterdam is geannuleerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht rust op British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
British Airways heeft aangevoerd dat vanwege voorspelde vriesmist op de luchthaven van Londen Heathrow de luchtverkeersleiding aanleiding heeft gezien om op voorhand de capaciteit van vertrekkend en aankomend vliegverkeer op de luchthaven te verminderen. Ter onderbouwing van de voorspelde weersomstandigheden heeft British Airways een “Heathrow Operational Brief” afkomstig van het weerkundig instituut MetOffice en TAF-data overgelegd. Daaruit volgt dat er een weerwaarschuwing is afgegeven voor “freezing fog” in de ochtend van 24 januari 2017. Bovendien volgt uit de overgelegde TAF-data de volgende code: “
PROB40 TEMPO 2411/2424 0200 FG VV///=”British Airways heeft toegelicht dat de opgenomen TAF-code inhoudt dat er 40% kans bestond dat het zicht tussen 11:00 en 24:00 uur UTC 200 meter zou bedragen en dat het mistig zou zijn. Bovendien werd verwacht dat het verticale zicht (de hoogte tot waar de eventueel aanwezige bewolking kan worden gezien) nul zou zijn. British Airways verwijst voorts nog naar een NOTAM-bericht (Notice To Airmen), die zij als productie 4 bij antwoord heeft overgelegd, waarin Eurocontrol luchtvaartmaatschappijen heeft verzocht om tussen 9:00 en 21:00 uur UTC 15% van hun vluchten te annuleren. British Airways heeft daarom 30 rotaties geannuleerd, waar de onderhavige vlucht van Londen naar Amsterdam er één van was.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de luchtverkeersleidingsrestricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft verminderd. Hoewel British Airways ter onderbouwing van de capaciteitsrestricties verwijst naar productie 3 bij antwoord, waaruit evenwel een capaciteit van 26/60 tussen 06:00 – 11:00 uur UTC en een capaciteit van 32/60 tussen 11:00 – 21:00 uur UTC volgt, is onduidelijk door wie het document is opgesteld. Een bronvermelding ontbreekt. Desalniettemin blijkt uit de overgelegde NOTAM voldoende dat luchtvaartmaatschappijen zijn verzocht om hun vluchten vanaf de luchthaven van Londen Heathrow op 24 januari 2017 met 15% te verminderen. Nu Londen Heathrow de thuisbasis is van British Airways zal een capaciteitsreductie op de luchthaven ook vrijwel altijd van invloed zijn op de vluchten van British Airways. Gezien het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de voorspelde slechte weersomstandigheden in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid oplevert. Immers British Airways had geen andere keuze dan tot annuleren van een percentage van haar vluchten over te gaan.
5.5.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of British Airways alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering, althans het ongemak daarvan, te voorkomen dan wel te beperken. British Airways heeft in dat kader aangevoerd dat zij alle passagiers van de geannuleerde vluchten moest omboeken naar de andere beschikbare vluchten. De passagier is omgeboekt naar vlucht BA 444 die om 20:13 uur lokale tijd uit Londen is vertrokken en om 22:37 uur lokale tijd in Amsterdam is gearriveerd. British Airways meent dat dit de eerste beschikbare vlucht met plaats was. De passagier heeft dit betwist en bij repliek gesteld dat hij omgeboekt had kunnen worden naar een vlucht die om 18:57 uur lokale tijd uit Londen is vertrokken. De kantonrechter volgt het standpunt van de passagier niet, nu niet gebleken is dat die vlucht nog een plaats beschikbaar had. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van de passagier af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van British Airways;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover die kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt;
6.4.
verklaart het vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter