ECLI:NL:RBNHO:2020:6652

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
20_1306
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bijstandsuitkering tijdens coronamaatregelen

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [oppposante] en [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 4 juni 2020, waarin hun beroep tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Purmerend niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had in die eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellanten niet binnen de gestelde termijn gronden van hun beroep hadden ingediend, ondanks een herstelmogelijkheid die hen was geboden.

In de verzetzaak werd door de gemachtigde van de appellanten aangevoerd dat hij de brief van de rechtbank, waarin de niet-ontvankelijkheid werd medegedeeld, niet had ontvangen. Deze brief was op 17 maart 2020 bezorgd, in de eerste week van de landelijke coronamaatregelen, wat leidde tot verstoringen in de postverwerking en de werking van advocatenkantoren. De verzetrechter oordeelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis en de mogelijke gevolgen daarvan voor de ontvangst van post.

De verzetrechter concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat de zaak zonder zitting was afgedaan. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke zaak wordt hervat. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de appellanten, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van griffier E.A.D. Horn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1306 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2020 op het verzet van

[oppposante] , te [woonplaats] , eiseres

[opposant], te [woonplaats] , eiser
hierna te noemen: [oppposante] en [opposant]
(gemachtigde: mr. D.G.M. Ceder).

Procesverloop

[oppposante] en [opposant] hebben bij brief van 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend van 31 januari 2020 gericht tegen de intrekking en terugvordering van hun bijstandsuitkering over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 mei 2019.
Bij uitspaak van 4 juni 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[oppposante] en [opposant] hebben tegen deze uitspraak op 28 juni 2020 verzet ingesteld en verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020. [oppposante] en [opposant] zijn verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [oppposante] en [opposant] - ook na de herstelmogelijkheid zoals verwoord in de brief van de rechtbank van 16 maart 2020 – niet binnen de gegeven termijn gronden van het beroep hebben ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend of hij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De brief van de rechtbank van 16 maart 2020 is gericht aan het kantooradres van de gemachtigde aan de [adres] . Blijkens het track & trace systeem van PostNL is deze brief op 17 maart 2020 om 14:05 (code: [#] ) op dit adres bezorgd en voor ontvangst getekend door “ [naam] ”.
4. Gemachtigde heeft aangevoerd dat hij deze brief niet heeft ontvangen. Door hem is ook niet voor ontvangst getekend. Hij kan ook niet de handtekening die op de ontvangstbevestiging thuisbrengen. Gemachtigde heeft een eenmanszaak zonder administratieve ondersteuning. Er zijn in dit pand 5 advocatenkantoren gehuisvest. Niet uit te sluiten valt dat iemand anders de aangetekende brief in ontvangst heeft genomen. Het bezorgen van de aangetekende brief vond plaats in de eerste week waarin de coronacrisis noopte tot een landelijke lock down. Daardoor was het werk op de kantoren aan de [adres] fors ontregelt. In verband met een kwetsbare persoon in zijn directe omgeving zag ook gemachtigde zich zelf gedwongen veel minder op reguliere kantoortijden aanwezig te zijn. Dat gold ook voor medewerkers van de andere kantoren. Daar deze wat chaotische situatie in de eerste week van de lock down is het goed denkbaar dat door medewerkers verzuimd is de aangetekende brief aan hem af te geven.
5. De verzetrechter is van oordeel dat nu er is getekend voor ontvangst van de brief van 16 maart 2020, in beginsel het er voor gehouden moet worden dat de genoemde brief op regelmatige wijze is bezorgd op het juiste adres. Echter de omstandigheid dat de brief bezorgd is op één van de eerste dagen van de landelijke corona-lock down had, naar het oordeel van de verzetrechter, voor de rechtbank aanleiding moeten zijn om nader stil te staan bij de gevolgen hiervan voor postverwerking. Immers veel kantoren zagen zich die eerste dagen onverwachts gedwongen tot sluiting over te gaan dan wel met minimale bezetting door te gaan. Gebruikelijke werkwijzen en routines liepen in de war en er ontstonden vaak chaotische toestanden waarin veel geïmproviseerd moest worden. Onder die omstandigheden kan het goed zijn dat de brief van 16 maart 2020 is kwijtgeraakt. De vraag of dit uiteindelijk aanleiding is om de termijnoverschrijding voor aanvulling van de gronden verschoonbaar te achten, is een vraag die de rechtbank niet buiten zitting had mogen afdoen.
6. Hieruit volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door [oppposante] en [opposant] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond
.- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [oppposante] en [opposant] tot een bedrag van € 525,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.