Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2020 op het verzet van
[opposant] (hierna: [opposant] ), te [woonplaats] .
Procesverloop
.Het college is ook niet verschenen.
Rechtbank Noord-Holland
Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposant] tegen eerdere uitspraken van 11 mei 2020, waarin zijn beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. [opposant] had op 5 maart 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat [opposant] het griffierecht niet tijdig had betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroepen.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2020 is [opposant] niet verschenen, noch het college. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het griffierecht op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden voldaan om ontvankelijkheid te waarborgen. De rechtbank had eerder de termijn voor betaling van het griffierecht verkort en [opposant] in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar hij heeft hier niet op gereageerd.
In zijn verzet heeft [opposant] aangevoerd dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen en dat zijn grondrechten in het geding zijn. De verzetrechter heeft echter geoordeeld dat [opposant] geen verzoek om betalingsonmacht heeft ingediend, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor uitstel of nihilstelling van het griffierecht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraken terecht zijn gedaan en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van griffier E.A.D. Horn.