ECLI:NL:RBNHO:2020:6650

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
20_1174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposant] tegen eerdere uitspraken van 11 mei 2020, waarin zijn beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. [opposant] had op 5 maart 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat [opposant] het griffierecht niet tijdig had betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroepen.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2020 is [opposant] niet verschenen, noch het college. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het griffierecht op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden voldaan om ontvankelijkheid te waarborgen. De rechtbank had eerder de termijn voor betaling van het griffierecht verkort en [opposant] in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar hij heeft hier niet op gereageerd.

In zijn verzet heeft [opposant] aangevoerd dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen en dat zijn grondrechten in het geding zijn. De verzetrechter heeft echter geoordeeld dat [opposant] geen verzoek om betalingsonmacht heeft ingediend, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor uitstel of nihilstelling van het griffierecht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraken terecht zijn gedaan en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van griffier E.A.D. Horn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1174 V, 20/1176 V en 20/1177 V, 20/1193 V, 20/1195 V en 20/1198 V, 20/1200 V en 20/1201 V, 20/1203 V, t/m 20/1215 V.

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2020 op het verzet van

[opposant] (hierna: [opposant] ), te [woonplaats] .

Procesverloop

[opposant] heeft op 5 maart 2020 23x beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om informatie door het college van burgemeester en wethouders van de Den Helder (het college) op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij uitspraken van 11 mei 2020 heeft de rechtbank alle beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraken verzet ingesteld.
[opposant] heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020, alwaar [opposant] , niet is verschenen
.Het college is ook niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposant] het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraken terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaken pas toe als het verzet gegrond is.
3. In alle buiten-zittinguitspraken heeft de rechtbank overwogen dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In zaken als deze bedraagt het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 178,-. De rechtbank heeft bepaald dat de zaken versneld worden behandeld en met toepassing van artikel 8:52, tweede lid, onder a, van de Awb de termijn van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb verkort tot twee weken. Het griffierecht moet binnen twee weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
4. De griffier heeft in alle beroepen bij aangetekende brief van 13 maart 2020 [opposant] in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. [opposant] heeft hierop niet gereageerd. Deze brieven heeft de rechtbank retour ontvangen van het postbedrijf met de mededeling dat de brief niet is afgehaald van de PostNL locatie. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de rechtbank deze brieven nogmaals per gewone post naar het door [opposant] in zijn beroepschriften opgegeven adres toegezonden.
5. [opposant] wijst - in zijn verzetschrift tegen alle buiten-zittinguitspraken van de rechtbank - op het belang van grondrechten die in een rechtstaat zoals Nederland zijn vastgelegd in wetten en verdragen waaronder de toegang tot de rechter. [opposant] voert aan dat hij meerdere keren bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet heeft ingediend voor de kosten van het betalen van griffierecht. De beslistermijn hiervoor bedraagt 8 weken, eventueel gevolgd door een ingebrekestelling of een bezwaarschrift. Het griffierecht moet echter eerder worden voldaan anders wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het resultaat is een opeenstapeling van juridische procedures bij het college en beroepen bij de rechtbank. Inmiddels is een cyclus ontstaan waarbij het college weigert om [opposant] tegemoet te komen in zijn grondrechten. Door de handelwijze van het college wordt de toegang tot de rechter ontzegd en daarmee het recht op schadevergoeding geblokkeerd. [opposant] kan geen beroep doen op betalingsonmacht omdat dit eerder door de rechtbank is afgewezen. [opposant] verzoekt het verzet gegrond te verklaren.
6. In wat [opposant] heeft aangevoerd, ziet de verzetrechter geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraken van 11 mei 2020. Het betoog van [opposant] komt er in de kern op neer dat hij niet in staat is griffierecht te betalen. In zo’n situatie is de enige optie voor [opposant] om wegens betalingsonmacht de rechtbank te verzoeken betaling van griffierecht op te schorten dan wel nihilstelling van het griffierecht te vragen. Dergelijk verzoeken kunnen alleen worden toegewezen indien [opposant] aannemelijk maakt dat hij ook daadwerkelijk in een positie verkeert waarin hij het griffierecht niet (tijdig) kan betalen. De verzetrechter stelt vast dat [opposant] er voor gekozen heeft om zo’n verzoek niet in te dienen in de kennelijke veronderstelling dat de rechtbank zo’n verzoek zal afwijzen. Die keuze komt voor rekening en risico van [opposant] . Nu geen van de griffierechten zijn voldaan en evenmin een beroep op betalingsonmacht is gedaan, zijn de beroepen terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet in alle beroepen is ongegrond. Dit betekent dat alle buiten-zittinguitspraken in stand blijven.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet in alle beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.