Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
2 [gedaagde sub 2] ,
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
[gedaagde sub 7],
[gedaagde sub 8],
9 [gedaagde sub 9] ,
[gedaagde sub 10],
[gedaagde sub 11],
[gedaagde sub 12],
[gedaagde sub 13],
[gedaagde sub 14],
[gedaagde sub 15],
[gedaagde sub 16],
[gedaagde sub 17],
[gedaagde sub 18],
[gedaagde sub 19],
[gedaagde sub 20],
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 april 2018 met producties 1 t/m 23,
- de incidentele conclusie tot oproeping van derden ex artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het vonnis in het incident van 27 juni 2018,
- het exploot van oproeping van 28 augustus 2018 met producties 1 t/m 8,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 18,
- de conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van eiseres in conventie, verweerster in reconventie met producties 1 t/m 28,
- de conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van verweerders in reconventie met producties 1 t/m 3,
- het vonnis van 20 februari 2019,
- de conclusie van repliek in conventie met productie 29 t/m 39,
- de conclusie van dupliek in conventie in de hoofdzaak, tevens houdende akte vermindering eis in reconventie in de hoofdzaak met producties 19 t/m 21,
- de akte overlegging producties tevens houdende akte vermeerdering eis in het incident jegens de leden van de VVE met producties 9 t/m 17,
- de akte overlegging producties met producties 40 en 41 aan de zijde van eiseres in conventie en verweerders in reconventie,
- de akte houdende bezwaar wijziging van eis van de VVE c.s.,
- het betekeningsexploot van de gewijzigde eis aan (de niet verschenen) gedaagde partij in reconventie sub 20,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 juni 2020 en de daarin genoemde comparitie-aantekeningen van mr. Nijkamp en mr. Ursem,
- de brief van 30 juni 2020 van NHRS c.s. met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de brief van 9 juli 2020 van de VVE met akte wijziging eis en
- de brief van 10 juli 2020 van NHRS c.s. inhoudende bezwaar tegen voornoemde akte wijziging eis.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
“mits in overleg tussen NHRS en de VVE een verhuurbemiddelingsovereenkomst is tot stand gekomen”,
“De eigenaar is deze vergoeding niet verschuldigd in het geval het hier bedoelde in gebruik geven buiten verhuurbemiddeling van NHRS heeft plaatsgevonden nadat de eigenaar dit verzoek tot verhuurbemiddeling schriftelijk had gedaan maar NHRS niet binnen 72 uur zowel haar bereidheid daartoe schriftelijk aan de eigenaar heeft bevestigd als aan de eigenaar schriftelijk heeft bevestigd dat de woning gereserveerd is”,
“mits in overleg tussen NHRS en de VVE een verhuurbemiddelingsovereenkomst is tot stand gekomen”,
4.De beoordeling
in conventie
Naheffing
‘Kosten voorzieningen ter zake alternatieve energie/algemene voorzieningen’in de akte staat, onder andere, het volgende:
jaarlijkse bedrag te verhogen’,ziet op een situatie in de toekomst. Uit de bepaling blijkt bovendien dat van
‘structureel’hogere kosten sprake moet zijn, voordat de jaarlijks te betalen parkkosten kunnen worden verhoogd. Dit duidt erop dat een bepaalde tijd moet zijn verstreken voordat tot verhoging kan worden overgegaan. De strekking van de bepaling in de akte is dat eerst gekeken moet worden
ofde werkelijke kosten wijzigen en zo ja of ze
structureelwijzigen, en dat
daarnade jaarlijkse vergoeding pas kan worden aangepast voor de toekomst. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank NHRS c.s. dan ook niet in haar standpunt dat de mogelijkheid tot naheffing bestaat op grond van het feit dat steeds voorschotnota’s zijn gestuurd.
Voorschotnota’s 2019 en 2020
Aanwezigheid Recreatie Beheer
ervoor zorg te dragen te allen tijde in elk geval bereikbaar te zijn in geval van noodsituaties”. Uit geen van voornoemde beslissingen volgt een plicht voor Recreatie Beheer om ‘te allen tijden op het bungalowpark aanwezig te zijn’. Dat op een andere grond een plicht bestaat om permanent aanwezig te zijn is niet gesteld. Gelet op het voorgaande heeft Recreatie Beheer geen belang bij de vordering, die kennelijk berust op een onjuiste lezing van de uitspraken in kort geding. De vordering zal dan ook worden afgewezen.