Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 20 november 2019, waarbij door de rechtbank aan beide partijen informatie werd gevraagd,
- de dagbepaling van de zitting (op 9 januari, 21 februari, 1 april en 15 juli 2020), die drie maal moest worden uitgesteld,
- de akte van [eisers] van 13 januari 2020, met producties 12 t/m 15,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juli 2020 en de daarin genoemde volmachten van eisers sub 1 en 2 aan eiser sub 3.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
kostenvan [gedaagde 3] . Die konden uit haar eigen inkomen worden voldaan.
- voorlopige boedelbeschrijving € 15.880,63 -/-
- waarde inboedel (€ 5.000,- minus € 1.500,-) € 3.500,-
- pinopnamen/overboeking na overlijden € 2.200,-
- uitkering Monuta € 944,-
- ‘giften’ 18 november 2010 tot 18 november 2015 € 37.100,-
- ‘giften’ februari 2011 tot en met februari 2012 € 22.770,-
- ‘giften’ augustus tot en met oktober 2014 € 6.875,90
- vergoeding CZ
5.De beslissing
€ 57.915,42,als gevolg waarvan [eiser 1] en [eiser 3] een vordering op deze nalatenschap hebben van ieder 1/10e deel = € 5.791,54 en [eiser 2] een vordering heeft van 1/20e = € 2.895,77,