ECLI:NL:RBNHO:2020:6264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
8098048 \ CV EXPL 19-15353
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het nevenwerkzaamhedenbeding en matiging van boete in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft Geodis FF Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in Haarlem. De vordering is ingesteld na een dagvaarding op 7 oktober 2019, waarbij [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd per 1 juli 2019 om bij een concurrent, Kerry Logistics, aan de slag te gaan. Geodis stelde dat [gedaagde] zonder toestemming werkzaamheden voor Kerry Logistics had verricht op 4 juni 2019, en eiste betaling van boetes op basis van de overtredingen van het nevenwerkzaamhedenbeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op 4 juni 2019 werkzaamheden voor Kerry Logistics heeft verricht, maar dat hij stelde toestemming te hebben gekregen van Geodis om per 1 juni 2019 te beginnen bij zijn nieuwe werkgever. Geodis betwistte deze toestemming. De rechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij toestemming had gekregen. Desondanks oordeelde de kantonrechter dat de opgelegde boetes gematigd moesten worden tot nihil, omdat de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat Geodis zelf niet wilde dat [gedaagde] na zijn opzegging nog werkzaamheden verrichtte, dit rechtvaardigden. De kantonrechter wees de vordering van Geodis af en bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8098048 \ CV EXPL 19-15353
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Geodis FF Netherlands B.V.
gevestigd te Rotterdam
eiseres
verder te noemen: Geodis
gemachtigde: mr. L.J. de Vroe
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F.J.H. Krumpelman

1.Het procesverloop

1.1.
Geodis heeft bij dagvaarding van 7 oktober 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Na een tussenvonnis waarbij een mondelinge behandeling was bepaald die in verband met het coronavirus geen doorgang heeft gevonden, heeft Geodis schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 1 september 2015 in dienst getreden bij Geodis in de functie van Freight Forwarder Export Air.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen:

Artikel 11 Verbod nevenwerkzaamheden en aannemen voordelen
11.1.
Werknemer verbindt zich gedurende de arbeidsovereenkomst voor geen andere werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, direct noch indirect, en verbindt zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening en risico, zonder uitdrukkelijke toestemming van werkgever.
(…)
Artikel 14 Boetebeding
14.1.
Indien werknemer in strijd handelt met artikel 11 (…) van deze overeenkomst, verbeurt werknemer (…) een onmiddellijk opeisbare contractuele boete van € 5.000,= per overtreding en € 1.000,= per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt of zich herhaalt, gemaximeerd tot één bruto jaarsalaris (…).
2.3.
Begin mei 2019 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2019 met de mededeling dat hij in dienst zal treden bij Kerry Logistics (Netherlands) B.V. (hierna: Kerry Logistics), een concurrent van Geodis.
2.4.
Op 17 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] , [functie] Geodis, (hierna: [betrokkene 1] ).
2.5.
Op 4 juni 2019 om 12:48 uur heeft TK Sales Global Airline Services naar het e-mailadres van [gedaagde] bij Geodis een e-mail verstuurd met als onderwerp ‘
Hi [naam gedaagde] can you check cargo office for your deal rate now?’, waarin staat: ‘Kerry Logistics deal is published.
2.6.
Op 4 juni 2019 om 14:34 uur heeft [betrokkene 2] van Impeco Sport & Event Logistics onder andere naar het e-mailadres van [gedaagde] bij Geodis en naar [betrokkene 3] van Kerry Logistics een e-mail verstuurd met als onderwerp ‘
Afhandeling auto;s’.
2.7.
Bij brief van 5 juni 2019 heeft Geodis [gedaagde] gesommeerd om zijn nevenwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden. Daarbij heeft Geodis aangegeven dat [gedaagde] met de overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding een boete van € 5.000,00 heeft verbeurd.
2.8.
Op 7 juni 2019 om 09:38 uur heeft [betrokkene 4] , werkzaam bij Kerry Logistics, een e-mail van [betrokkene 5] , [functie] Kerry Logistics, doorgestuurd naar het e-mailadres van [gedaagde] bij Geodis met de vraag ‘
Kan je kijken wat we kunnen doen voor deze? Tarieven die DE heeft is te hoog. Vraag ff ex FrA tarieven op bij de airline en ex AMS.
2.9.
Op 27 juni 2019 heeft [betrokkene 6] van ATC Aviation Services B.V. naar het e-mailadres van [gedaagde] bij Geodis een e-mail verstuurd waarin hij schrijft ‘
(…) Volgens ons staan de tarieven juist in Webcargo (…)’, en vervolgens op 1 juli 2019 om 10:42 uur: ‘
(…) Excuus, deze was niet voor jou maar voor je naamgenoot bij CH Robinson Please ignore (…)
2.10.
Bij e-mail van 27 juni 2019 is namens [gedaagde] aan de gemachtigde van Geodis onder meer geschreven: ‘
(…) aan cliënt gerichte emails op zijn Geodis email account geen bewijs zijn van het verrichten van nevenwerkzaamheden. Wel is het zo dat cliënt zich per direct doch onder protest heeft gehouden aan de sommatie van Geodis van woensdag 5 juni 2019 om geen andere werkzaamheden te verrichten. (…)

3.De vordering

3.1.
Geodis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van vier keer € 5.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de overtredingen, althans vanaf de datum van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij vordert Geodis om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Geodis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] artikel 11 van de arbeidsovereenkomst vier keer heeft geschonden, te weten twee keer op 4 juni 2019, op 7 juni 2019 en op 27 juni 2019. Dit blijkt uit de e-mails van 4 juni 2019 om 12:48 uur en 14:34 uur, 7 juni 2019 om 09:38 uur en 1 juli 2019 om 10:42 uur. Hiermee heeft [gedaagde] vier keer € 5.000,00 aan contractuele boetes van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst verbeurd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en verzoekt de kantonrechter deze af te wijzen, althans de boete te matigen tot nihil, met veroordeling van Geodis in de proceskosten. Hij voert daartoe – samengevat – als volgt aan.
4.2.
Geodis wilde [gedaagde] vanaf zijn opzegging eigenlijk op non-actief stellen, maar daarmee wilde [gedaagde] niet instemmen. Omdat hij de toestemming kreeg om vanaf 1 juni 2019 te starten bij zijn nieuwe werkgever, wilde hij er wel mee instemmen om zijn niet-genoten vakantie- dagen tot 1 juli 2019 op te nemen in plaats van te laten uitbetalen.
Voor zover al een boete verschuldigd zou zijn door [gedaagde] , zou het enkel gaan om € 5.000,00 voor dinsdag 4 juni 2019 en hooguit € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt of zich herhaalt. [gedaagde] heeft zich na de brief van 5 juni 2019 direct onder protest gehouden aan de sommatie van Geodis. [gedaagde] betwist dat de e-mails van 7 en 27 juni 2019 overtredingen van het nevenwerkzaamhedenbeding betreffen. Het feit dat een e-mail naar hem wordt verstuurd bewijst niet dat hij die dag werkzaam was.
Voor zover wordt geoordeeld dat [gedaagde] het nevenwerkzaamhedenbeding heeft overtreden, doet hij een beroep op matiging van de boete. Daarbij is van belang dat Geodis [gedaagde] eigenlijk direct uit dienst wilde hebben na zijn opzegging, waarmee het verbod direct zijn werking zou hebben verloren. De door Geodis voorgenomen schorsing is vervolgens betaald door [gedaagde] , omdat Geodis [gedaagde] , in tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is, gedwongen heeft zijn vakantiedagen op te nemen. Van schade zijdens Geodis is geen sprake.

5.De beoordeling

5.1.
Het geschil tussen partijen betreft in de eerste plaats of [gedaagde] in strijd met het verbod op nevenwerkzaamheden heeft gehandeld.
5.2.
Vast staat dat [gedaagde] op 4 juni 2019 werkzaamheden heeft verricht voor Kerry Logistics. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat hij van Geodis toestemming had gekregen om vanaf 1 juni 2019 te beginnen bij Kerry Logistics, hetgeen Geodis betwist.
5.3.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ligt het op de weg van [gedaagde] om gemotiveerd te stellen en – bij voldoende gemotiveerde betwisting – te bewijzen dat Geodis hem toestemming heeft gegeven voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van Kerry Logistics vóór 1 juli 2019.
5.4.
[gedaagde] stelt ter onderbouwing van zijn standpunt dat [betrokkene 1] op 17 mei 2019 mondeling aan hem heeft toegezegd dat hij per 1 juni 2019 bij zijn nieuwe werkgever aan de slag mocht gaan, als hij tot het einde van het dienstverband zijn vakantiedagen zou opnemen. Dit is volgens [gedaagde] tijdens het exitgesprek op 22 mei 2019 door [betrokkene 7] , [functie] van Geodis, bevestigd. Daarnaast heeft [gedaagde] na het gesprek van 17 mei 2019 afscheid genomen van zijn collega’s en daarbij, desgevraagd, aan zijn collega’s te kennen gegeven dat hij toestemming had om per 1 juni 2019 bij zijn nieuwe werkgever te beginnen, aldus [gedaagde] . Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde] een schriftelijke verklaring van 28 oktober 2019 van een van zijn ex-collega’s overgelegd.
5.5.
Geodis heeft gemotiveerd betwist dat de bedoelde toestemming is gegeven. [betrokkene 1] en [betrokkene 7] betwisten dat zij toestemming hebben gegeven en hetgeen [gedaagde] kennelijk tegen zijn collega’s heeft verteld kan bewijsrechtelijk niet de door [gedaagde] ingenomen stelling dragen, aldus Geodis.
5.6.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Geodis acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] van Geodis de toestemming heeft gekregen om per 1 juni 2019 bij zijn nieuwe werkgever aan de slag te gaan. Gelet op het feit dat de arbeidsovereen- komst nog tot 1 juli 2019 bestond, heeft [gedaagde] met de werkzaamheden die hij vóór 1 juli 2019 voor Kerry Logistics heeft verricht het nevenwerkzaamhedenbeding overtreden. Er bestaat discussie over de vraag wat de omvang is van die overtreding. Niet in geschil is dat [gedaagde] op 4 juni 2019 werkzaamheden heeft verricht voor Kerry Logistics. Dat met het ontvangen van twee e-mails op die datum sprake is van het twee keer overtreden van het nevenwerkzaam- hedenbeding, zoals Geodis stelt, volgt de kantonrechter, mede gelet op de tekst van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst, niet. Voorts acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] na 4 juni 2019 nog werkzaamheden voor Kerry Logistics heeft verricht. De aan [gedaagde] gerichte e-mailberichten van 7 juni 2019 en 1 juli 2019, waarnaar Geodis ter onder- bouwing van haar standpunt verwijst, leveren daarvoor onvoldoende bewijs op. Nog daar- gelaten dat namens [gedaagde] aan Geodis te kennen is gegeven dat hij zich (onder protest) aan de sommatie van Geodis van 5 juni 2019 zou houden, vormt het ontvangen van een e-mail op een bepaalde dag geen bewijs van het verrichten van werkzaamheden op die dag.
5.7.
Vervolgens rijst de vraag of [gedaagde] de boetes gesteld op overtreding van het nevenwerk- zaamhedenbeding verbeurt. Het verweer van [gedaagde] strekt ertoe dat de kantonrechter de opgelegde boetes matigt tot nihil. Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter, op verlangen van de schuldenaar, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet. De in artikel 6:94 lid 1 BW omschreven maatstaf brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (Hoge Raad 27 april 2007, NJ 2007, 262).
5.8.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval, te weten dat
(i) was overeengekomen dat [gedaagde] vanaf 17 mei 2019 tot aan het einde van de arbeidsovereen- komst geen werkzaamheden meer zou verrichten voor Geodis en in plaats daarvan zijn niet-genoten vakantiedagen zou opnemen,
(ii) [gedaagde] vanaf 17 mei 2019 de toegang tot de bedrijfssystemen van Geodis is ontzegd,
(iii) onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] vóór 1 juli 2019 op meer dan één dag (4 juni 2019) werkzaamheden voor Kerry Logistics heeft verricht, en
(iv) niet is gesteld of gebleken dat Geodis door deze overtreding van het nevenwerkzaam- hedenbeding schade heeft geleden,
aanleiding om de gevorderde boete te matigen tot nihil. In de gegeven omstandigheden leidt onverkorte toepassing van het boetebeding naar het oordeel van de kantonrechter tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. In het voorliggende geval zijn door de werkzaamheden die [gedaagde] bij Kerry Logistics heeft verricht op 4 juni 2019 de werkzaamheden bij Geodis op geen enkele wijze in het gedrang gekomen. Integendeel, Geodis wilde zelf niet dat [gedaagde] na zijn opzegging nog werkzaamheden voor Geodis zou verrichten om zo te voorkomen dat [gedaagde] nog toegang had tot bedrijfsgevoelige gegevens en informatie.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Geodis zal afwijzen.
5.10.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter