ECLI:NL:RBNHO:2020:6140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
8556274
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer na onterecht ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [verzoeker] en Nivo Groep Zaandam B.V. [verzoeker] verzocht om een billijke vergoeding van € 14.904,00 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 9.439,00 bruto en een transitievergoeding van € 9.171,89 bruto, na zijn ontslag op staande voet op 6 april 2020. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag en de werkgever, Nivo Groep Zaandam, niet voldoende had onderbouwd wat de dringende reden was. De kantonrechter stelde vast dat [verzoeker] zijn verzoek aanvankelijk had gericht tot de verkeerde vennootschap, Nivo Groep Den Haag, maar dat de rectificatie van de partij-aanduiding tijdig en zonder benadeling van de wederpartij was. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding toe van € 10.000,00 bruto, evenals de gevorderde vergoedingen wegens onregelmatige opzegging en transitievergoeding. De proceskosten werden toegewezen aan Nivo Groep Zaandam, die overwegend ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8556274 \ AO VERZ 20-24
Uitspraakdatum: 3 augustus 2020
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. F.L. Jansen
tegen
de besloten vennootschap
Nivo Groep Zaandam B.V.,
gevestigd te Wormer
verwerende partij
verder te noemen: Nivo Groep Zaandam
gemachtigde: mr. A.J. Jansen

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om onder meer een billijke vergoeding toe te kennen. Nivo Groep Zaandam heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 6 juli 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft op de zitting pleitaantekeningen en stukken overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1970, is op 1 juli 2009 in dienst getreden bij Nivo Groep Zaandam, handelend onder de naam
“BHV-Mobile.nl”. De functie van [verzoeker] is commercieel en administratief medewerker met een salaris van € 2.300,00 bruto per maand.
2.2.
Op 6 april 2020 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In een brief van 6 april 2020 heeft Nivo Groep Zaandam als dringende reden voor dat ontslag het volgende vermeld:
“De vrijdag voor je ziekmelding hebben wij een indringend gesprek gehad, jij, [voornaam 1] en ik, waarbij wij de eerdere waarschuwingen hebben geconcretiseerd. Van dit gesprek is ook een gespreksverslag gemaakt.
Desondanks heb jij tijdens jou ziekte contact opgenomen met klanten en heb jij tickets ingediend bij een van onze IT verzorgers.
Beide zaken zijn jou meerdere keren, en in het gesprek van de bewuste vrijdag, nogmaals uitdrukkelijk verboden.
Het ging slecht met BHV, ik spreek over de tijd voor Corona en wij hebben daarvoor moeten
ingrijpen. We hebben je een nieuwe beperktere taak binnen de salesorganisatie gegeven en
sindsdien in plaats van medewerking, alleen maar tegenwerking van je gehad. Wij hebben daar meerdere keren over gesproken en dat ook duidelijk aangegeven. Jij gaf aan dat
anders te zien, maar [voornaam 1] en ik hebben je aangegeven waarop onze mening is gebaseerd.
Wij hebben je heel duidelijk aangegeven dat dit je laatste kans was.
Desondanks blijf je je opdrachten negeren en doe je dingen die je niet mag doen en waarmee je het bedrijf schade toebrengt.
Tijdens jou ziekte hebben wij, noodgedwongen, allerlei zaken uit moeten zoeken en o.a. gezien dat ook voor jou ziekte je stelselmatig niet de opdrachten uitvoerde die je overduidelijk had gekregen maar daarentegen maatwerkklanten bleef benaderen c.q. beantwoorden en behandelen. Je uitdrukkelijke opdracht was alle inkomende mails en telefoontjes van “maatwerkklanten” door te geven aan [voornaam 2] en/of [voornaam 1] en geen enkele zelf meer te benaderen en/of behandelen.
Bellen voor de verzamelklassen heb je slechts zeer sporadisch gedaan. Meerdere keren is specifiek door [voornaam 1] aangegeven dat je hierop afgerekend zou worden.
Als laatste hebben wij ontdekt dat jij cursussen offreert onder de kostprijs. Iets waar jij beslist geen bevoegdheid voor hebt.
Dit alles heeft ons doen besluiten je ontslag op staande voet aan te zeggen.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt – na wijziging van het verzoek – om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen van € 14.904,00 bruto, en om Nivo Groep Zaandam te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 9.439,00 bruto en een transitievergoeding van
€ 9.171,89 bruto te betalen. Aan dat verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet van 6 april 2020 niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden daarvoor ontbreekt en omdat de dringende reden niet deugdelijk is meegedeeld.
3.2.
Nivo Groep Zaandam verweert zich tegen het verzoek. Nivo Groep Zaandam heeft aanvankelijk, in haar schriftelijke verweer, alleen aangevoerd dat het verzoek is gericht tot de verkeerde besloten vennootschap, te weten Nivo Groep Den Haag B.V. (hierna: Nivo Groep Den Haag), omdat [verzoeker] in dienst is bij Nivo Groep Zaandam en niet bij Nivo Groep Den Haag. Op de zitting is namens Nivo Groep Zaandam door haar advocaat ook nog inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker] en is een beroep gedaan op de vervaltermijn.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend, en of Nivo Groep Zaandam moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 9.439,00 bruto en een transitievergoeding van € 9.171,89 bruto.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek zoals dat aanvankelijk op 4 juni 2020 is ingediend, was gericht tegen Nivo Groep Den Haag. Op de zitting heeft [verzoeker] verzocht om het verzoek te wijzigen en te rectificeren, zodanig dat het gericht is tegen Nivo Groep Zaandam. Met dat verzoek kan naar het oordeel van de kantonrechter worden ingestemd, op de volgende gronden.
4.3.
Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] eerst in dienst is getreden bij Nivo Groep Zaandam, handelend onder de naam
“BHV-Mobile.nl”, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 juli 2010. In een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 22 augustus 2012, die een voortzetting is van de eerdere arbeidsovereenkomst(en), wordt als werkgever genoemd Nivo Groep Zuid Holland B.V.,
“handelend onder BHV-mobile.nl”. Op de zitting is vastgesteld dat er geen vennootschap bestaat met de naam Nivo Groep Zuid Holland B.V. Niet in geschil is dat [verzoeker] van 30 augustus 2012 tot in ieder geval 1 januari 2014 in dienst is geweest bij Nivo Groep Den Haag.
4.5.
Bij brief van 27 juni 2013 is op briefpapier van
“BHV-Mobile Z-H”de toen bestaande arbeidsovereenkomst met Nivo Groep Den Haag verlengd tot 1 juli 2014. Die brief is ondertekend door [voornaam 2] (hierna: [voornaam 2] ), die destijds bestuurder was van Nivo Groep Zaandam en van Nivo Groep Den Haag, en ook nu nog bestuurder is van beide vennootschappen. De arbeidsovereenkomst is na 1 juli 2014 voortgezet.
4.6.
Op de salarisspecificaties van 2020 staat als werkgever
“BHV Mobile NL”. Eerdergenoemde ontslagbrief van 6 april 2020 staat op briefpapier van
“REAXI”en
“Nivo Groep”, en is ondertekend door [voornaam 2] . Op een daaropvolgende brief van 9 april 2020 staat als werkgever
“BHV-Mobile.NL”en
“Nivo Groep”.
4.7.
Uit uittreksels van de Kamer van Koophandel volgt dat Nivo Groep Zaandam en Nivo Groep Den Haag beide de term
“BHV Mobile.nl”in de handelsnaam hebben staan, en dat zij eenzelfde bezoekadres, eenzelfde internetadres, eenzelfde e-mailadres, en eenzelfde bestuurder hebben, te weten [voornaam 2] .
4.8.
Nivo Groep Zaandam heeft gesteld dat zij de werkgever is van [verzoeker] en dat is door [verzoeker] op de zitting erkend. Beide partijen nemen dus inmiddels aan dat alleen Nivo Groep Zaandam de werkgever is en dat alleen deze vennootschap als verwerende partij moet worden aangemerkt in deze zaak. De kantonrechter zal daar dan ook van uitgaan.
4.9.
Omdat als vaststaand moet worden aangenomen dat alleen Nivo Groep Zaandam de werkgever is, heeft [verzoeker] zijn verzoek aanvankelijk gericht tot een onjuiste partij, te weten Nivo Groep Den Haag.
4.10.
De kantonrechter overweegt dat wijziging en rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partij-aanduiding een aanvaardbaar middel is tot herstel van een gemaakte vergissing, als het onder de gegeven omstandigheden voor de wederpartij kenbaar was dat van een vergissing sprake was, die wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging is geschaad, en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 december 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2007:BB4765 en in NJ 2008/10 (
Doeland/Veltmaat)). Daarbij is ook van belang of de wederpartij heeft begrepen of redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen tot wie het verzoek zich beoogde te richten en of die wederpartij een te respecteren belang heeft bij haar beroep op de onjuiste naamsvermelding (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2007: BA4122 en in NJ 2007/343 (
Fisser/Tycho)).
4.11.
Zoals blijkt uit het voorgaande, was het voor Nivo Groep Zaandam kenbaar dat sprake was van een vergissing en dat [verzoeker] beoogde zijn verzoek te richten tot zijn werkgever, te weten Nivo Groep Zaandam, en dus niet tot Nivo Groep Den Haag. Nivo Groep Zaandam wist immers dat zij de werkgever was en niet Nivo Groep Den Haag. Dat is temeer het geval, omdat zowel Nivo Groep Zaandam als Nivo Groep Den Haag [voornaam 2] als bestuurder hebben, het verzoek gaat over het ontslag op staande voet van 6 april 2020 en [voornaam 2] de bestuurder is die dit ontslag namens Nivo Groep Zaandam heeft gegeven.
4.12.
Door de rectificatie wordt Nivo Groep Zaandam niet in haar belangen geschaad. Nivo Groep Zaandam en [voornaam 2] waren op de hoogte van het verzoek, wisten tot welke werkgever het verzoek zich richtte en wisten dat het ging om het ontslag op staande voet van 6 april 2020. Zij waren dus ook in staat om daar inhoudelijk verweer tegen te voeren.
4.13.
De rectificatie van het verzoek heeft tijdig plaatsgevonden, namelijk op de zitting en naar aanleiding van het verweer van Nivo Groep Den Haag en Nivo Groep Zaandam.
4.14.
Ook heeft Nivo Groep Zaandam naar het oordeel van de kantonrechter geen te respecteren belang bij haar beroep op de onjuiste naamsvermelding. Uit wat hiervoor is overwogen, blijkt immers dat Nivo Groep Zaandam zelf onduidelijkheid in het leven heeft geroepen over de vraag wie de werkgever is van [verzoeker] , door op naam van verschillende en wisselende vennootschappen arbeidsovereenkomsten aan te gaan, die deels niet bestaan, door in correspondentie en in de salarisspecificaties daarover ook geen duidelijkheid te geven, en doordat zij voor Nivo Groep Zaandam en Nivo Groep Den Haag vergelijkbare handelsnamen gebruikt en eenzelfde bezoekadres, eenzelfde internetadres, eenzelfde e-mailadres en eenzelfde bestuurder heeft. Ook in de ontslagbrief van 6 april 2020 hebben Nivo Groep Zaandam en [voornaam 2] niet duidelijk gemaakt namens welke vennootschap en welke werkgever dit ontslag wordt gegeven. De stelling van Nivo Groep Zaandam dat [verzoeker] uit een brief van 11 december 2013 had kunnen afleiden dat hij per 1 januari 2014 in dienst was bij Nivo Groep Zaandam gaat niet op, omdat [verzoeker] heeft ontkend dat hij de brief heeft gehad, en Nivo Groep Zaandam verzending en ontvangst daarvan niet aannemelijk heeft gemaakt. Die brief valt overigens ook niet te rijmen met eerdergenoemde brief van 27 juni 2013, waarin staat dat de toen bestaande arbeidsovereenkomst met Nivo Groep Den Haag is verlengd tot 1 juli 2014.
4.15.
De advocaat van Nivo Groep Zaandam heeft op de zitting gesteld dat er wel een belang is bij het verweer tegen wijziging en rectificatie van de partij-aanduiding, omdat Nivo Groep Zaandam een beroep doet op de vervaltermijn. Als rectificatie niet wordt toegestaan en het verzoek van [verzoeker] pas vanaf het moment van de wijziging van het verzoek op de zitting gericht wordt geacht tegen Nivo Groep Zaandam, is het verzoek buiten de vervaltermijn en te laat ingediend, aldus de advocaat van Nivo Groep Zaandam.
4.16.
De kantonrechter volgt Nivo Groep Zaandam hierin niet. Een te respecteren belang van Nivo Groep Zaandam bij haar beroep op de onjuiste naamsvermelding kan in dit geval niet zijn gelegen in de wettelijke vervaltermijn. Zoals hiervoor is overwogen, heeft Nivo Groep Zaandam zelf onduidelijkheid in het leven geroepen over de vraag wie als werkgever moet worden aangemerkt. Veroorzaken van onduidelijkheid over de identiteit als werkgever en die onduidelijkheid vervolgens gebruiken voor een beroep op de vervaltermijn, behoort door het recht niet te worden beloond.
4.17.
Het verzoek van [verzoeker] wordt dus gericht geacht tegen Nivo Groep Zaandam, ook al vanaf het moment van indiening daarvan op 4 juni 2020. Daarmee is dat verzoek tijdig en binnen de vervaltermijn ingediend, zodat er geen reden is [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren. Voor zover nodig overweegt de kantonrechter nog dat het beroep van Nivo Groep Zaandam op de vervaltermijn ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gelet op wat hiervoor is overwogen onder 4.11 tot 4.16.
4.18.
Voor het geval de kantonrechter het beroep van Nivo Groep Zaandam op de onjuiste naamsvermelding en de wettelijke vervaltermijn zou verwerpen, heeft Nivo Groep Zaandam verzocht om een nadere termijn voor het voeren van inhoudelijk verweer tegen het verzoek van [verzoeker] . Dat verzoek wordt afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, kon het Nivo Groep Zaandam van meet af aan kenbaar en redelijkerwijs duidelijk zijn dat [verzoeker] zijn verzoek beoogde te richten tot zijn werkgever, Nivo Groep Zaandam. Nivo Groep Zaandam wist ook dat de zaak ging om het ontslag op staande voet, nu haar bestuurder [voornaam 2] daarbij direct betrokken was. Er stond dus niets aan in de weg om inhoudelijk verweer te voeren en Nivo Groep Zaandam had er ook rekening mee kunnen en moeten houden dat de zaak inhoudelijk behandeld en beoordeeld zou gaan worden. Bovendien is [voornaam 2] zonder deugdelijke grond niet op de zitting verschenen, terwijl een vennootschap wel verplicht is om daar bevoegd vertegenwoordigd te verschijnen. Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld dat Nivo Groep Zaandam voldoende gelegenheid heeft gehad om (inhoudelijk) verweer te voeren.
4.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.20.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels kan de werkgever de arbeidsovereenkomst onverwijld opzeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer (artikel 7:677 lid 1 BW). Bij de beoordeling van de vraag of er een dringende reden is voor het ontslag op staande voet, moet de kantonrechter alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen, waaronder de aard en ernst van de dringende reden.
4.21.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de ontslagbrief van 6 april 2020 niet duidelijk wordt wat precies de dringende reden is geweest voor het ontslag op staande voet en dat [verzoeker] ook niet heeft kunnen of moeten begrijpen wat hem in dat kader feitelijk en concreet verweten wordt. In die ontslagbrief staat onder meer als dringende reden dat [verzoeker]
“alleen maar tegenwerking”zou hebben laten zien, maar welke feitelijke gedragingen of dringende reden daarmee wordt bedoeld, blijkt daaruit niet. Hetzelfde geldt voor de stelling in de ontslagbrief van 6 april 2020 dat [verzoeker] zich schuldig zou hebben gemaakt aan
“opdrachten negeren”en het doen van
“dingen die je niet mag doen”. Voor zover Nivo Groep Zaandam in dit kader heeft verwezen naar een gespreksverslag van 6 maart 2020, moet worden vastgesteld dat de inhoud van dit verslag is betwist door [verzoeker] , dat dit verslag kennelijk achteraf is opgemaakt en niet door [verzoeker] is ondertekend, zodat niet van de juistheid van dat verslag kan worden uitgegaan.
4.22.
Wel voldoende concreet is de in de ontslagbrief van 6 april 2020 genoemde dringende reden dat [verzoeker] tijdens een ziekteperiode contact heeft opgenomen met klanten, terwijl hem dit uitdrukkelijk verboden was. Echter, [verzoeker] heeft al in zijn brief van 6 april 2020 de juistheid van dit verwijt nadrukkelijk betwist en gesteld dat hij geen contact heeft opgenomen met klanten, maar alleen door klanten zelf is benaderd en die klanten steeds direct heeft (door)verwezen naar collega’s. Deze betwisting van de kant van [verzoeker] is door Nivo Groep Zaandam niet gemotiveerd weersproken. [voornaam 2] is, hoewel daartoe opgeroepen en verplicht, niet op de zitting verschenen en heeft het standpunt van Nivo Groep Zaandam niet nader toegelicht, en ook geen vragen daarover kunnen beantwoorden. Hieraan verbindt de kantonrechter het gevolg dat Nivo Groep Zaandam haar verweer onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd, zodat het standpunt van [verzoeker] voor juist wordt gehouden. Er is daarom ook geen reden om Nivo Groep Zaandam de gelegenheid te geven tot nadere bewijslevering.
4.23.
Ook voldoende concreet is het verwijt dat [verzoeker] foutieve offertes heeft gemaakt voor cursussen, onder de kostprijs. [verzoeker] heeft die fout ook erkend. Een dergelijke fout levert echter geen dringende reden op voor ontslag op staande voet, gelet op de aard en ernst van dat verwijt.
4.24.
De conclusie is dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en evenmin van een deugdelijke mededeling daarvan. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat van de door Nivo Groep Zaandam in de brief van 6 april 2020 genoemde feiten en omstandigheden die de dringende reden moeten opleveren, na betwisting door [verzoeker] slechts een (beperkt) gedeelte is komen vast te staan. Dat betekent dat het ontslag op staande voet ook hierom niet geldig is. Nivo Groep Zaandam heeft immers niet gesteld en ook niet aannemelijk is dat zij [verzoeker] , anders dan uit de ontslagbrief blijkt, ook op staande voet zou hebben ontslagen voor het gedeelte dat is komen vast te staan, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat dit voor [verzoeker] duidelijk moet zijn geweest (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2006, gepubliceerd op www. rechtspraak.nl met nummer ECLI: NL:HR: 2006:AX9387 (
Buwa Schoonmaakdiensten) en de uitspraak van 26 september 2014, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2014:2806 (
Stichting Meridiaan)).
4.25.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.26.
De kantonrechter kan op basis van de stukken vaststellen dat er sprake was van veel wrijving in de arbeidsrelatie en van een serieuze discussie over het functioneren van [verzoeker] . Gelet daarop en rekening houdend met goede en kwade kansen, vindt de kantonrechter het aannemelijk dat als het ongeldige ontslag op staande voet achterwege was gebleven, de arbeidsovereenkomst naar redelijke verwachting op verzoek van Nivo Groep Zaandam met ingang van 1 januari 2021 zou zijn ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding of disfunctioneren, dan wel een combinatie daarvan. De hoogte van de billijke vergoeding kan daarom in beginsel worden vastgesteld aan de hand van het verlies aan inkomen over de periode 6 april 2020 tot 1 januari 2021. Overigens heeft [verzoeker] op de zitting ook verklaard dat hij verwacht uiterlijk op 1 januari 2021 weer ander werk te hebben gevonden. Er is in dit geval aanleiding om bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding deels ook rekening te houden met de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding, die hierna worden besproken, mede gelet op de aard en ernst van het verwijtbare gedrag van Nivo Groep Zaandam en omdat [verzoeker] heeft erkend dat van zijn kant ook fouten zijn gemaakt. De billijke vergoeding zal daarom worden vastgesteld op een bedrag van
€ 10.000,00 bruto, een bedrag gelijk aan ongeveer de helft van het inkomensverlies van [verzoeker] . Daarmee wordt [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter ook in voldoende mate gecompenseerd. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 april 2020, zoals verzocht.
4.27.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten € 9.439,00 bruto. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [verzoeker] gelet op de duur van het dienstverband terecht is uitgegaan van een wettelijke opzegtermijn van drie maanden (artikel 7:672 lid 2, onder c, BW). De hoogte van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging is ook niet betwist door Nivo Groep Zaandam. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 april 2020, zoals verzocht.
4.28.
Het verzoek om Nivo Groep Zaandam te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat Nivo Groep Zaandam de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 9.171,89 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 6 mei 2020 (artikel 7:686a lid 1 BW).
4.29.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding (artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
4.30.
De proceskosten komen voor rekening van Nivo Groep Zaandam, omdat zij overwegend ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Nivo Groep Zaandam. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op
€ 720,00. Nivo Groep Zaandam wordt ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Nivo Groep Zaandam om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van
€ 10.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 april 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Nivo Groep Zaandam om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 9.439,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 april 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt Nivo Groep Zaandam om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van
€ 9.171,89 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.4.
veroordeelt Nivo Groep Zaandam tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 720,00 ;
veroordeelt Nivo Groep Zaandam tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt;
5.5.
wijst het verzoek voor het overige af;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 3 augustus 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter