Overwegingen
1. Met dagtekening 15 januari 2013 heeft verweerder een voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.018.
2. De gemachtigde heeft namens eiseres op 18 februari 2014 de aangifte ib/pvv voor het jaar 2013 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.481. In de aangifte is een bedrag aan aftrekbare specifieke zorgkosten opgenomen van € 1.316.
3. Met dagtekening 23 mei 2014 heeft verweerder een definitieve aanslag opgelegd conform de namens eiseres ingediende aangifte.
4. Met dagtekening 15 januari 2014 respectievelijk 15 maart 2014 heeft verweerder een voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.018.
5. De gemachtigde heeft namens eiseres op 4 maart 2015 de aangifte ib/pvv voor het jaar 2014 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.417. In de aangifte is een bedrag aan aftrekbare specifieke zorgkosten opgenomen van € 1.200.
6. Met dagtekening 19 juni 2015 heeft verweerder een definitieve aanslag opgelegd conform de namens eiseres ingediende aangifte.
HAA 19/2660 en HAA 19/2661
7. Met dagtekening 17 oktober 2017 heeft verweerder vragenbrieven gestuurd naar eiseres over de aangiften ib/pvv voor de jaren 2013 en 2014.
8. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 9 november 2017 eiseres in kennis gesteld van het voornemen tot het opleggen van navorderingsaanslagen voor onderhavige jaren.
9. Verweerder heeft met dagtekening 23 december 2017 de navorderingsaanslagen voor het jaar 2013 en 2014 opgelegd, welke hebben geleid tot te betalen bedragen van € 210 (2013) en € 233 (2014) (inclusief belastingrente).
10. De gemachtigde van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen. Tijdens de bezwaarfase is over en weer correspondentie gevoerd. In de bezwaarfase heeft de gemachtigde van eiseres diverse documenten met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten overgelegd. Op 7 september 2018 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden.
11. In de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2013 heeft verweerder een bedrag van € 1.183 aan aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
12. In de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2014 heeft verweerder een bedrag van € 1.165 aan aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
13. De gemachtigde heeft namens eiseres op 2 maart 2016 de aangifte ib/pvv voor het jaar 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.696. In de aangifte is een bedrag aan aftrekbare specifieke zorgkosten opgenomen van € 1.203.
14. Met dagtekening 21 mei 2016 respectievelijk 2 december 2016 heeft verweerder een voorlopige respectievelijk definitieve aanslag opgelegd conform de namens eiseres ingediende aangifte.
15. Met dagtekening 14 maart 2017 heeft verweerder een vragenbrief gestuurd naar eiseres over de aangifte ib/pvv voor het jaar 2015.
16. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 5 september 2017 eiseres in kennis gesteld van het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag voor het jaar 2015.
17. De gemachtigde van eiseres heeft daarop gereageerd bij brief van 15 september 2017. Verweerder heeft daarin geen reden gezien de navorderingsaanslag voor het jaar 2015 niet op te leggen.
18. Verweerder heeft met dagtekening 21 oktober 2017 de navorderingsaanslag voor het jaar 2015 opgelegd, welke heeft geleid tot een te betalen bedrag van € 552 (inclusief belastingrente).
19. De gemachtigde van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen. Tijdens de bezwaarfase is over en weer correspondentie gevoerd. In de bezwaarfase heeft de gemachtigde van eiseres diverse documenten met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten overgelegd. Op 7 september 2018 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden.
20. In de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2015 heeft verweerder een bedrag van € 1.009 aan aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
21. In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Voorts is in geschil of eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding en een vergoeding van de immateriële schade als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn.
22. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 moeten worden vernietigd wegens strijd met het correctiebeleid. De navorderingsaanslag voor het jaar 2015 moet worden vernietigd, omdat sprake is van een ambtelijk verzuim. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen. Voorts heeft eiseres verzocht om een proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsfase en een vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
23. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 moeten worden vernietigd wegens strijd met het correctiebeleid. De navorderingsaanslag voor het jaar 2015 dient te worden vernietigd omdat sprake is van een ambtelijk verzuim. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen. In verband met het vernietigen van de navorderingsaanslag voor het jaar 2015 dient er een proceskostenvergoeding te worden toegekend voor de bezwaar- en beroepsfase. Voor het bepalen van de vergoeding voor immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn is van belang dat de spanning en frustratie op 4 mei 2019 (datum van de uitspraak op bezwaar) is geëindigd, omdat op dat moment duidelijk was dat eiseres niets hoefde te betalen dan wel dat zij, als er geen uitstel van betaling is verleend, geld terug zou krijgen. Er is sprake van samenhangende zaken.
24. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
25. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 zijn vernietigd in verband met strijd met het correctiebeleid en dat de navorderingsaanslag voor het jaar 2015 is vernietigd omdat sprake is van ambtelijk verzuim. Dat is op 14 juli 2020 in het systeem verwerkt. Verweerder heeft ter zitting een kopie van de verminderingsbeschikkingen overgelegd aan de gemachtigde van eiseres. De rechtbank acht het geloofwaardig dat de navorderingsaanslagen reeds door verweerder zijn vernietigd. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank dan niet meer toe.
Immateriële schadevergoeding
26. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verzocht om toekenning van een vergoeding voor immateriële schade in verband met de schade die eiseres heeft geleden en lijdt in de vorm van de spanning en frustratie als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar.
27. Verweerder heeft daarentegen aangevoerd dat de spanning en frustratie is geëindigd op 4 mei 2019, de dagtekening van de verminderingsbeschikkingen.
28. De rechtbank is van oordeel dat de spanning en frustratie is geëindigd met het doen van deze uitspraak. Daarbij heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB 15 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2209 en CRvB 23 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2530). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep eindigt een procedure als over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten is beslist. In dit geval wordt eerst bij deze uitspraak beslist over de met de behandeling samenhangende proceskosten en het verzoek om schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Anders dan verweerder heeft aangevoerd eindigt het geschil derhalve eerst met deze uitspraak, zodat bij de beoordeling in welke mate de redelijke termijn is overschreden, moet worden uitgegaan van de datum van deze uitspraak. 29. De rechtbank zal voor het bepalen van de overschrijding het jaar 2015 als uitgangspunt nemen, omdat het bezwaarschrift voor het jaar 2015 eerder is ingediend dan het bezwaarschrift voor de jaren 2013 en 2014. Het bezwaarschrift is ontvangen door verweerder op 15 november 2017, de uitspraak op bezwaar is gedaan op 4 mei 2019 en de rechtbank doet uitspraak op 30 juli 2020, zodat in deze zaken de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) negen maanden. De overschrijding is voor het geheel toe te rekenen aan de bezwaarfase. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de redelijke termijn verlengd zou moeten worden zijn niet gesteld noch gebleken. Gelet hierop bedraagt de immateriële schadevergoeding in deze zaak € 1.000 welke voor een bedrag van € 1.000 door verweerder vergoed dient te worden.
30. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
31. Er is sprake van samenhangende zaken. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).