Bijlage
1. Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.
2 Onder wegen worden in deze wet mede verstaan:
I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;
II. bruggen.
I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;
III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.
2 Het onder I en II bepaalde lijdt uitzondering wanneer, loopende den termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is.
3 Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kenteekenen.
Artikel 7
Een weg heeft opgehouden openbaar te zijn:
I. wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
Parkeerverordening Enkhuizen
Artikel 1 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. belanghebbendenparkeerplaats: een parkeerplaats die
1. is aangeduid met bord E9 (of bord 99a) uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
3. door de gemeente is gemarkeerd voor het parkeren door vergunningenhouders.
f. parkeerplaats op eigen terrein, voor zover deze niet tot de openbare weg (zoals bedoeld in de APV) behoort en anders dan een met de woning verbonden ruimte die de bestemming garage heeft en anders dan een losse garagebox:
I. een parkeerplaats waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins (zoals aangewezen parkeerplaatsen op kenteken voor artsen, gehandicapten, auto-date) of;
Artikel 2 Parkeervergunningen, plaatsen, tijdstippen en maximum aantal
1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders met onderscheid naar de categorieën als bedoeld in artikel 3.
Artikel 3 Type parkeervergunningen
1. Het college kan één van de volgende parkeervergunningen verlenen voor het parkeren op belanghebbendenparkeerplaatsen als bedoeld in artikel 2.
a. Bewonersparkeervergunning: een parkeervergunning voor bewoners van de binnenstad.
Artikel 4 De bewonersparkeervergunning
1. Indien en zolang het maximale aantal parkeervergunningen in een parkeerzone niet is overschreden kan het college op aanvraag aan:
a. de eigenaar of houder van een motorvoertuig die als bewoner in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een adres staat ingeschreven dat een zelfstandige woning betreft in de binnenstad, een eerste bewonersparkeervergunning voor een eerste auto of een tweede bewonersparkeervergunning verlenen voor een tweede auto. Indien de aanvrager houder is van het voertuig middels een lease-overeenkomst, middels de werkgever dan wel anderszins, wordt bij de aanvraag een schriftelijke verklaring van de eigenaar overlegd, waarin het gebruiksrecht wordt aangetoond.
b. de eigenaar of houder van een voertuig die niet in de binnenstad woont maar wel eigenaar of huurder is van een woning in de binnenstad, een eerste en/of tweede bewonersparkeervergunning voor een eerste en/of tweede auto verlenen.
4. Indien de aanvrager beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein, als bedoeld in artikel 1f, vervalt het recht op een eerste bewonersparkeervergunning.
Artikel 10 Geldigheid van vergunningen
1. Het college stelt de regels vast op grond waarvan zij parkeervergunningen, genoemd in artikel 3 van deze verordening, verlenen.
2. De bewonersparkeervergunningen en bedrijfsparkeervergunningen zijn geldig voor een periode van maximaal één jaar, met ingang van de dag na verlening tot uiterlijk één februari van het volgende jaar.
3. Elke parkeervergunning geldt voor het parkeren met één motorvoertuig op één parkeerplaats.
Bestemmingsplan Binnenstad en Havens
13.1Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- walkanten en taluds;
- parkeervoorzieningen,