ECLI:NL:RBNHO:2020:5960
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft eiseres, wonende te [Z], beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd voor het jaar 2015. De navorderingsaanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.705. Na bezwaar van eiseres werd deze verminderd tot € 32.670. Eiseres betwistte de navorderingsaanslag en stelde dat verweerder niet alle relevante stukken had overgelegd en dat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De rechtbank ontving nadere stukken van eiseres en het onderzoek ter zitting vond plaats op 31 juli 2020.
De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag in strijd was met het correctiebeleid van de Belastingdienst. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de navorderingsaanslag niet in stand kon blijven. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan zes maanden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.000. De rechtbank verdeelde deze vergoeding tussen verweerder en de Staat, waarbij verweerder € 583 en de Staat € 417 moest betalen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier, op 21 augustus 2020.