ECLI:NL:RBNHO:2020:5486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
7974218
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en re-integratieverplichtingen van werknemer na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een loonvordering van een werknemer, hierna aangeduid als [eiser], tegen zijn werkgever, Helder in Glas Service B.V. [eiser] was sinds 24 november 2014 arbeidsongeschikt na een arbeidsongeval en heeft een loonvordering ingesteld na het stopzetten van zijn salaris door de werkgever. De werkgever heeft het salaris stopgezet op basis van artikel 7:629 lid 3 BW, omdat [eiser] onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratieverplichtingen. De procedure begon met een dagvaarding op 19 juli 2019, waarna verschillende schriftelijke reacties en een tussenvonnis volgden. De mondelinge behandeling op 16 maart 2020 ging niet door vanwege coronamaatregelen, waarna de kantonrechter op basis van de processtukken vonnis heeft gewezen.

De feiten van de zaak tonen aan dat [eiser] in 2015 niet heeft meegewerkt aan de evaluatie van zijn re-integratieplan en dat hij niet op afspraken is verschenen. De werkgever heeft geprobeerd om [eiser] te re-integreren, maar dit is niet gelukt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever terecht het salaris heeft stopgezet, omdat [eiser] niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldeed. De loonvordering over de periode van 17 december 2015 tot 15 april 2016 is afgewezen, omdat [eiser] niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een evaluatie. Voor de periode van 15 april 2016 tot 17 oktober 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser] recht had op loon, maar dat dit al was betaald. De loonvordering voor de maanden juni en augustus 2016 is toegewezen, met wettelijke rente en een verhoging van 10%. De kantonrechter heeft de overige vorderingen van [eiser] afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7974218 CV EXPL 19-11972
Uitspraakdatum: 13 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Cortet
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Helder in Glas Service B.V.
gevestigd te Zwanenburg
gedaagde
verder te noemen: Helder in Glas
gemachtigde: mr. B.D. Roelink

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 19 juli 2019 een vordering tegen Helder in Glas ingesteld. Helder in Glas heeft op 25 september 2019 schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft op 6 november 2019 schriftelijk gereageerd, waarna Helder in Glas op 4 december 2019 nog een schriftelijke reactie met producties heeft ingediend. [eiser] heeft op 8 januari 2020 bij akte gereageerd.
1.3.
Bij tussenvonnis van 22 januari 2020 is een mondelinge behandeling bepaald Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eiser] bij brief van 12 maart 2020 nadere stukken ingediend.
1.4.
De mondelinge behandeling van 16 maart 2020 heeft geen doorgang gevonden door aan Corona gerelateerde omstandigheden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld uiterlijk 15 april 2020 schriftelijk te laten weten of zij een nieuwe comparitie wensen.
1.5.
Bij akte houdende uitlating voortzetting procedure van 15 april 2020 heeft Helder in Glas verzocht vonnis te wijzen en heeft zij bezwaar gemaakt tegen de akte van [eiser] van 8 januari 2020 voor zover deze niet is beperkt tot het commentaar op de bij dupliek overgelegde producties. Bij fax van 24 april 2020 heeft [eiser] verzocht de akte houdende uitlating voortzetting procedure buiten beschouwing te laten. [eiser] heeft zich niet uitgelaten over de wijze van voortzetting van de procedure.
1.6.
Aangezien geen van partijen om een (nieuwe) comparitie heeft verzocht, en de kantonrechter zich op basis van de processtukken voldoende voorgelicht acht om vonnis te wijzen, is vonnis bepaald op 13 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [in 1979] , is op 1 maart 2012 bij Helder in Glas in dienst getreden als glaszetter.
2.2.
Op 24 november 2014 is [eiser] betrokken geweest bij een arbeidsongeval, als gevolg waarvan hij arbeidsongeschikt is geraakt voor de bedongen arbeid.
2.3.
Bij brief van 16 oktober 2015 heeft Helder in Glas [eiser] aangesproken op het feit dat hij zonder afzegging niet op het spreekuur van de arbodienst was verschenen, dat hij een keer was afgeweken van het werkrooster en dat hij een aantal maal zonder afmelding niet op het werk was verschenen.
2.4.
In een rapport van 21 oktober 2015 heeft Arbeidskundig consult Expereans geconcludeerd dat [eiser] gezien zijn beperkingen niet in staat is om de eigen functie te vervullen en dat er geen interne herplaatsingsmogelijkheden zijn. Omdat [eiser] wel geschikt wordt geacht voor andere werkzaamheden die passen bij zijn beperkingen en persoonlijke vaardigheden, heeft Expereans geadviseerd [eiser] te bemiddelen naar ander passend werk bij een andere werkgever.
2.5.
Op 20 november 2015 is [eiser] door Helder in Glas aangemeld bij extern re-integratiebureau OxHill7 voor het volgen van een spoor 2 traject.
2.6.
Bij brief van 3 december 2015 heeft de gemachtigde van Helder in Glas [eiser] – voor zover van belang - het volgende geschreven:

U bent sedert 24 november 2014 arbeidsongeschikt en niet in staat de bedongen arbeid te verrichten. Hoewel uw werkgever verschillende pogingen heeft ondernomen u in passende werkzaamheden te laten re-integreren is dat evenmin gelukt.
Op 16 oktober 2015 heeft uw werkgever getracht samen met u de zogenaamde eerste jaarsevaluatie van het Plan van Aanpak op te stellen. Naar ik heb begrepen heeft u echter geweigerd uw medewerking aan deze evaluatie te verlenen. Op 21 oktober 2015 is er vervolgens een arbeidsdeskundige rapportage opgesteld waarin werkgever geadviseerd wordt een 2de spoor traject voor u in te zetten. Ook daar zou u uw medewerking niet aan willen verlenen.
Uw werkgever heeft de wettelijke verplichting na 1 jaar arbeidsongeschiktheid samen met u het Plan van Aanpak te evalueren en ook alles in het werk te stellen u te laten re-integreren. U hebt daarbij niet de keuze al dan niet uw medewerking aan een re-integratietraject te verlenen. Door niet mee te werken aan de evaluatie en het 2de spoortraject is uw werkgever op basis van de wet gerechtigd uw loon stop te zetten. (artikel 7:629 lid 3 BW) Uw werkgever is daartoe zelfs gedwongen omdat het niet meewerken uwerzijds sancties kan opleveren voor de werkgever.
Ik adviseer u dan ook met spoed, doch in ieder geval uiterlijk op 17 december a.s., alsnog mee te werken aan de eerste jaarsevaluatie en het 2de spoortraject. Mocht u niet aan dit verzoek voldoen dan heb ik uw werkgever geadviseerd de loonbetaling vanaf die datum stop te zetten en deze niet eerder te hervatten (niet met terugwerkende kracht!) dan op het moment dat u alsnog aan uw verplichtingen voldoet.
Mocht u het niet eens zijn met de arbeidsdeskundige rapportage van 21 oktober 2015 (waarin een 2de spoortraject geadviseerd wordt) dan is de enige juiste weg het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV’.
2.7.
Bij brief van 17 december 2015 heeft Helder in Glas bevestigd dat per die datum de salarisbetaling werd gestaakt, omdat [eiser] niet had gereageerd op de brief van 3 december 2015.
2.8.
In een eindrapportage van 11 maart 2016 van OxHill7 schrijft de re-integratie consulent dat het traject wordt afgesloten, hetgeen als volgt is toegelicht: ‘
De cliënt weigert een gesprek aan te gaan met ondergetekende in het kader van spoor 2. De cliënt gaf aan dat hij vind dat hij 2 jaar de ruimte heeft ziek te zijn en doorbetaald te worden door zijn werkgever zonder zelf actief te werken aan zijn re-integratie in spoor 2’.
2.9.
Op 25 april 2016 heeft [eiser] een intakegesprek met OxHill7 gehad.
2.10.
Op 24 mei 2016 heeft de Arbo-arts geadviseerd een externe instantie in te schakelen om te adviseren welke behandelingen noodzakelijk zijn en om een nieuwe FML op te stellen.
2.11.
Op 26 juli 2016 heeft OxHill7 in de conclusie van haar voorgangsrapportage geschreven: ‘
De cliënt is met regelmaat zeer slecht bereikbaar, hij is af en toe niet op afspraken geweest en heeft afspraken niet nagekomen, niet bij mij en bij de psycholoog die de beroepenoriëntatie zal uitvoeren. De cliënt heeft daar waarschuwingen voor ontvangen. Als hij wel op afspraken komt participeert hij goed. Daarnaast solliciteert hij naar passende functies en netwerkt’.
2.12.
Bij e-mail van 20 september 2016 heeft Ergatis aan [naam] van Achmea geschreven:

U heeft ons ingeschakeld voor het uitvoeren van arbeidsgeneeskundige diagnostiek en beoordelen van de arbeidsongeschiktheid ten behoeve van de re-integratie van uw werknemer in het kader van de WVP-procedure.Wij hebben cliënt op het spreekuur voor d.d. 19-09-2016 om 11.15u uitgenodigd. Dit hebben wij cliënt dd. 14-09-2016 telefonisch laten weten, daarnaast is dit schriftelijk bevestigd. Dhr. Is echter niet verschenen op het spreekuur. Dit is inmiddels de derde afspraak, die gepland is voor dhr. [eiser] en op alle drie de afspraak is hij niet verschenen zonder bericht. Dat betekent dat wij onze werkzaamheden vooralsnog niet kunnen uitvoeren en wij de arbeidsongeschiktheid niet kunnen beoordelen. (…)
2.13.
Bij brief van 11 oktober 2016 is [eiser] door Helder in Glas onder andere aangesproken op het feit dat hij meermaals niet is verschenen bij Ergatis. [eiser] is in de brief aangespoord alsnog aan zijn re-integratie mee te werken en gewaarschuwd voor een loonstop en ontslag wanneer hij niet binnen vijf dagen contact zou opnemen met Helder in Glas om de re-integratie te bespreken en vervolgafspraken te maken.
2.14.
Vervolgens is de salarisbetaling op 17 oktober 2016 gestaakt.
2.15.
Op 1 juli 2017 is de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid beëindigd door Helder in Glas.
2.16.
Bij brief van 17 november 2017 heeft [eiser] bij monde van een gemachtigde aanspraak gemaakt op betaling van achterstallig salaris, wettelijke rente en verhoging vanaf de datum waarop het salaris was stopgezet tot de datum waarop het dienstverband is geëindigd.
2.17.
Helder in Glas heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Zij heeft zich bij brief van 18 december 2017 op het standpunt gesteld dat het salaris terecht is stopgezet omdat [eiser] afspraken met betrekking tot de re-integratie niet is nagekomen.
2.18.
Na een sommatie van de gemachtigde van [eiser] op 19 maart 2018 om alsnog tot betaling van achterstallig salaris over te gaan, heeft [eiser] Helder in Glas op 19 juli 2019 in rechte betrokken.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Helder in Glas gehouden is het netto equivalent van het achterstallige brutoloon van € 61.807.62 over de periode van 17 december 2015 tot 1 juli 2017 te voldoen;
voor recht verklaart dat Helder in Glas gehouden is de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50% over het onder sub a genoemde bedrag te voldoen;
Helder in Glas veroordeelt om aan [eiser] te voldoen het netto equivalent van het achterstallige brutoloon van € 61.807.62 binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij de wettelijke rente over de kosten verschuldigd is;
Helder in Glas veroordeelt om aan [eiser] te voldoen de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50% over het onder sub a genoemde bedrag binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij de wettelijke rente over de kosten verschuldigd is;
Helder in Glas veroordeelt aan [eiser] te voldoen de buitengerechtelijke kosten van € 360,- binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij de wettelijke rente over de kosten verschuldigd is;
Helder in Glas veroordeeld aan [eiser] te voldoen de kosten van deze procedure binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij de wettelijke rente over de kosten verschuldigd is;
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht heeft op doorbetaling van loon, aangezien hij sinds 24 november 2014 arbeidsongeschikt is voor de bedongen arbeid en hij zijn re-integratie-verplichtingen is nagekomen. Dat [eiser] niet volledig heeft kunnen re-integreren, komt door zijn arbeidsongeschiktheid en is hem niet aan te rekenen. Ook het feit dat [eiser] op enkele afspraken niet is verschenen, zich op sommige dagen moest ziekmelden en soms telefonisch onbereikbaar was, kan hem niet worden verweten. Gezien zijn klachten en beperkingen was het re-integratie-traject te zwaar. Er was dus sprake van overmacht. [eiser] maakt naast loonbetaling ook aanspraak op wettelijke verhoging en wettelijke rente. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gelijkgesteld met de aan [eiser] door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage.

4.Het verweer

4.1.
Helder in Glas betwist de vordering en voert – kort weergegeven – het volgende aan.
Helder in Glas heeft zich zeer ingespannen om [eiser] weer aan het werk te krijgen, maar [eiser] heeft hieraan – ondanks waarschuwingen - onvoldoende meegewerkt. Het salaris is daarom terecht twee keer stopgezet wegens het niet nakomen van de re-integratie-verplichtingen. Gelet hierop moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

5.De beoordeling

Buiten beschouwing laten aktes?
5.1.
[eiser] heeft verzocht de ‘akte houdende uitlating voortzetting procedure’ van Helder in Glas buiten beschouwing te laten, omdat onnavolgbaar zou zijn op grond waarvan deze akte is toegezonden. [eiser] gaat er daarbij aan voorbij dat de kantonrechter partijen bij brief van 26 maart 2020 heeft verzocht zich uiterlijk 15 april 2020 uit te laten over de wijze waarop de procedure wordt voortgezet. Helder in Glas heeft hierop met voornoemde akte gereageerd. Het verzoek van [eiser] om deze akte buiten beschouwing te laten, zal daarom worden gepasseerd.
5.2.
Helder in Glas heeft in haar ‘akte houdende uitlating voortzetting procedure’ bezwaar gemaakt tegen de ‘akte in navolging op conclusie van dupliek’ van [eiser] , voor zover die niet beperkt is tot commentaar op de bij dupliek overgelegde producties. [eiser] heeft gesteld dat na indiening van deze akte een tussenvonnis is gewezen, waarbij niet aan partijen is medegedeeld dat de akte buiten beschouwing wordt gelaten. Dat brengt volgens [eiser] mee zich dat de akte reeds aan het procesdossier is toegevoegd en dus niet buiten beschouwing kan blijven.
5.3.
De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Uit artikel 1.2 onder a en artikel 2.8 van het ‘Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton’ vloeit voort dat in een akte in navolging op een conclusie van dupliek alleen mag worden ingegaan op de bij dupliek in het geding gebrachte producties. De bij dupliek door Helder in Glas overgelegde producties hebben betrekking op de salarisbetaling over de periode van 15 april 2016 tot 17 oktober 2016. Daarop is door [eiser] gereageerd in de onderdelen 19 tot en met 25 van zijn akte. Voor zover [eiser] in zijn akte ook reageert op andere punten dan deze producties, dan wel nieuwe standpunten inneemt, zal de kantonrechter daaraan voorbij gaan.
Loonvordering
5.4.
[eiser] maakt ex artikel 7:629 lid 1 BW aanspraak op loon over de periode van 17 december 2015 tot 1 juli 2017, omdat hij in die periode arbeidsongeschikt was en heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Helder in Glas heeft aangevoerd dat het salaris terecht twee keer (per 17 december 2015 en per 17 oktober 2016) is stopgezet wegens het niet meewerken aan de re-integratie en dat het salaris in de periode van 15 april 2016 tot 17 oktober 2016 is betaald. Er bestaat dus discussie over het loon in de volgende periodes:
i) 17 december 2015 – 15 april 2016,
ii) 15 april 2016 – 17 oktober 2016,
iii) 17 oktober 2016 – 1 juli 2017.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.6.
Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft een werknemer die de bedongen arbeid wegens ziekte niet kan verrichten, gedurende 104 weken recht op doorbetaling (van minimaal 70% van) van zijn loon. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] over de betreffende periode(s) arbeidsongeschikt was in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Daarmee is de aanspraak op doorbetaling van loon in beginsel gegeven. Op grond van artikel 7:629 lid 3 BW vervalt de loonaanspraak echter (onder meer) wanneer de werknemer zonder deugdelijke grond tekortschiet in zijn re-integratie-verplichtingen. Dit is het geval indien de werknemer zonder deugdelijke grond passende arbeid waartoe hij in staat is, niet verricht (lid 3 sub c), hij weigert mee te werken aan door de werkgever of een aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen die erop zijn gericht de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten (lid 3 sub d), of de werknemer weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren of bijstellen van een plan van aanpak (lid 3 sub d).
Ad i) Loon over periode 17 december 2015 – 15 april 2016
5.7.
Blijkens de brieven van 3 en 17 december 2015 is het salaris over de betreffende periode stopgezet omdat [eiser] – ondanks de bij brief van 3 december 2015 gegeven waarschuwing voor een loonstop – niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een eerstejaarsevaluatie en niet heeft meegewerkt aan het opstarten van het tweede spoor traject. Dit levert volgens Helder in Glas grond op om het salaris op grond van artikel 7:629 lid 3 BW stop te zetten. [eiser] heeft daar tegenin gebracht dat hij zijn best heeft gedaan te re-integreren, maar dat dit soms niet lukte vanwege zijn ernstige klachten. De reden dat de intake van het tweede spoortraject pas in april 2016 heeft plaatsgevonden is, omdat hij in november 2015 niet in staat was tot werken vanwege zijn klachten, aldus [eiser] . Ter onderbouwing verwijst hij naar de voortgangsrapportage van OxHill7 waaruit de ernst van zijn situatie zou blijken.
5.8.
Uit het arbeidsdeskundig rapport van Expereans van 21 oktober 2015 blijkt dat er geen mogelijkheden voor interne re-integratie waren, zodat op Helder in Glas de wettelijke plicht rustte zich in te spannen passend werk bij een andere werkgever te vinden. Helder in Glas heeft extern re-integratie-bureau OxHill7 ingeschakeld om hieraan uitvoering te geven. [eiser] was op zijn beurt op grond van artikel 7:658a BW verplicht hieraan mee te werken. Dat [eiser] in de gehele periode van vier maanden om medische redenen niet in staat was aan het traject deel te nemen, is niet gebleken en komt de kantonrechter niet aannemelijk voor. Van belang in dit verband is dat in voornoemd arbeidsdeskundig rapport geconcludeerd is dat [eiser] in staat is ander passend werk te verrichten, en ook dat hij zich kon vinden in de conclusies en aanbevelingen uit het rapport. [eiser] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze conclusie onjuist zou zijn en dat hij in de betreffende periode in het geheel geen benutbare mogelijkheden had. Daarbij is nog van belang dat [eiser] er bij brief van 3 december 2015 op is gewezen dat hij een deskundigenoordeel bij UWV kon aanvragen indien hij het niet eens was met het arbeidsdeskundig rapport. [eiser] heeft evenwel geen deskundigenoordeel aangevraagd en heeft – ondanks waarschuwing voor een loonstop - niet, althans pas in april 2016, meegewerkt aan het tweede spoor traject.
5.9.
De kantonrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat Helder in Glas terecht het salaris op grond van artikel 7:629 lid 3 BW heeft stopgezet. De loonvordering over de betreffende periode zal dus worden afgewezen.
Ad ii) Loonvordering periode 15 april 2016 – 17 oktober 2016
5.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] over de betreffende periode recht op loon heeft. Helder in Glas stelt zich echter op het standpunt dat het loon over die periode reeds is voldaan. Ter onderbouwing verwijst zij naar het door [eiser] ondertekende WIA-aanvraagformulier, waarin is vermeld dat het salaris vanaf half april 2016 weer is betaald en naar bij dupliek overgelegde salarisspecificaties en transactie-overzichten van de periode april tot en met oktober 2016.
5.11.
[eiser] heeft daar tegenin gebracht dat de salarisspecificaties niet aantonen dat er ook daadwerkelijk is betaald. Onder verwijzing naar de transactie-overzichten stelt hij dat over de maanden april, mei en juli 2016 slechts een deel van het salaris aan hem is betaald en dat het restant is overgemaakt naar andere, hem onbekende bankrekeningen. Verder betwist [eiser] dat er over de maanden juni en augustus 2016 salaris aan hem is overgemaakt en stelt hij dat er op het salaris van oktober 2016 ten onrechte een bedrag is ingehouden wegens het opnemen van onbetaald verlof.
5.12.
Voor wat betreft het salaris van april, mei en juli 2016 volgt uit de transactie-overzichten dat een deel van het salaris is overgemaakt naar de volgende partijen: Syncasso, Geerlings en Hofstede en Zorginstituut Nederland, steeds onder vermelding van ‘dossier [eiser] ’. [eiser] merkt terecht op dat hij deze betalingen niet heeft ontvangen. Dat betekent echter niet automatisch dat Helder in Glas daardoor niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat Helder in Glas deze bedragen uit hoofde van loonbeslagen heeft overgemaakt aan schuldeisers van [eiser] . Daarmee is bevrijdend betaald en heeft [eiser] terzake dus niets meer te vorderen van Helder in Glas.
5.13.
Uit de overgelegde transactie-overzichten blijkt niet dat over de maanden juni en augustus 2016 salaris is overgemaakt aan [eiser] , danwel (uit hoofde van loonbeslag) aan zijn schuldeisers. [eiser] betwist over deze maanden salaris te hebben ontvangen. De salarisspecificaties over die maanden vormen geen sluitend bewijs dat er ook daadwerkelijk is uitbetaald. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Helder in Glas onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ook over deze maanden salaris heeft betaald en zal de loonvordering betreffende de maanden juni en augustus 2016 dus toewijzen. Ook de wettelijke rente en verhoging worden toegewezen. De kantonrechter ziet evenwel aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
5.14.
De inhouding op het loon voor oktober 2016 is te verklaren is door het feit dat het salaris per 17 oktober 2016 (wederom) is stopgezet wegens het niet nakomen van re-integratie-verplichtingen. Die inhouding vormt dus een correctie op het salaris voor die periode waarover [eiser] naar mening van Helder in Glas geen recht op loon had. Hierna zal de kantonrechter beoordelen of de loonstop terecht is geweest.
Loonvordering over periode 17 oktober 2016 – 1 juli 2017
5.15.
Blijkens de e-mail van haar gemachtigde van 11 oktober 2016 heeft Helder in Glas het salaris stopgezet omdat [eiser] – nadat hij onbereikbaar was geweest voor de re-integratie consulente en niet was verschenen bij Ergatis - geen gehoor gaf aan de oproep om (op straffe van een loonstop en ontslag) contact op te nemen met Helder in Glas om zijn re-integratie te bespreken en vervolgafspraken te maken.
5.16.
[eiser] heeft hier slechts in algemene termen tegenin gebracht dat hij afspraken soms niet is nagekomen en soms telefonisch onbereikbaar was vanwege zijn medische beperkingen. Hij heeft zijn stellingen echter niet, danwel onvoldoende nader onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van de door Helder in Glas overgelegde documentatie, waaronder de e-mail van Ergatis van 20 september 2016, voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] meerdere keren niet bij Ergatis is verschenen. De afspraak bij Ergatis was nodig om het door de Arbo-arts geadviseerde onderzoek uit te voeren en een nieuwe FML op te stellen ten behoeve van de re-integratie. Door niet bij Ergatis te verschijnen, heeft [eiser] zijn re-integratie gefrustreerd en was er naar het oordeel van de kantonrechter voldoende grond om het salaris ex artikel 7:629 BW stop te zetten nog daargelaten dat [eiser] met ingang van 24 november 2017 sowieso geen recht meer had op salaris vanwege het verstrijken van de 104-weken termijn. De loonvordering over de betreffende periode zal dus worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
5.17.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat de door hem verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten daarom worden aangemerkt als verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
5.18.
Hoewel [eiser] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal hij niet in de proceskosten worden veroordeeld. In artikel 7:629a lid 6 BW is immers bepaald dat een werknemer terzake van een vordering als bedoeld in artikel 7:629 BW alleen in de proceskosten wordt veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is hier naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat Helder in Glas gehouden is om het netto equivalent van het achterstallige brutoloon van [eiser] over de maanden juni en augustus 2016, vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke verhoging van 10%, te voldoen;
6.2.
veroordeelt Helder in Glas aan [eiser] te voldoen het netto equivalent van het achterstallige brutoloon van [eiser] over de maanden juni en augustus 2016, vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke verhoging van 10% binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan Helder in Glas wettelijke rente over de kosten verschuldigd is.
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter