ECLI:NL:RBNHO:2020:5454
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde na renovatie van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, de eigenaar van een woning in Haarlem, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, die de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 had vastgesteld op € 1.063.000. Eiser betoogde dat deze waarde te hoog was, gezien de aankoopprijs van € 710.000 en de kosten van renovatie van ongeveer € 207.000. Eiser stelde een waarde van € 970.000 voor.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, een hoekwoning uit 1925, na de aankoop was gerenoveerd. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de staat van de woning op 1 januari 2019 moest worden bepaald. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en verweerder tegen elkaar afgewogen. Verweerder had een taxatierapport overgelegd waaruit bleek dat de waarde van de woning op € 1.099.000 was getaxeerd, gebaseerd op vergelijkingsobjecten en de eigen verkoopcijfers.
De rechtbank concludeerde dat de door verweerder vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de renovaties van eiser niet voldoende waren om de waarde van de woning te verlagen tot het door eiser voorgestelde bedrag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de vastgestelde WOZ-waarde. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.