ECLI:NL:RBNHO:2020:5382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB 20_1392
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake zorgtoeslag niet ontvankelijk verklaard

Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de belastingdienst Toeslagen als verweerder. Eiser heeft op 6 februari 2020 beroep ingesteld omdat er niet tijdig een besluit was genomen op zijn bezwaarschrift van 27 mei 2019, dat betrekking had op de voorschotbeschikking zorgtoeslag over 2018 van 10 mei 2019. Verweerder heeft op 14 mei 2020 stukken en een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 1 juli 2020 gereageerd op het verweerschrift.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Verweerder stelde in zijn verweerschrift dat het bezwaarschrift en de ingebrekestelling niet eerder dan bij het beroepschrift zijn ontvangen, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zijn bezwaarschrift en ingebrekestelling tijdig zijn verzonden. Hierdoor was verweerder niet in gebreke om op het bezwaar te beslissen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. L.N. Huizenga),
en

de belastingdienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 6 februari 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift van 27 mei 2019, gericht tegen de voorschotbeschikking zorgtoeslag over 2018 van 10 mei 2019 met nummer [#] .
Verweerder heeft op 14 mei 2020 op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Op 1 juli 2020 heeft eiser op het verweerschrift gereageerd.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat de belanghebbende het bestuursorgaan in gebreke heeft gesteld dat besluit te nemen.
Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift van 14 mei 2020 onder meer op het standpunt dat zowel het bezwaarschrift van 27 mei 2019 als de ingebrekestelling van 29 augustus 2019 niet eerder dan bij het beroepschrift zijn ontvangen. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat er geen ontvangstbevestiging is verzonden en dat er geen uitstel van betaling is verleend. Het bezwaarschrift, ontvangen bij het beroepschrift van 6 februari 2020, zal zo snel mogelijk worden behandeld.
Eiser voert bij brief van 1 juli 2020 aan dat het bezwaarschrift en de ingebrekestelling per reguliere post zijn verzonden.
Uit vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 6 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW7768) volgt dat, indien de geadresseerde stelt dat hij een niet-aangetekend verzonden poststuk niet heeft ontvangen, het in beginsel aan de verzender is om aannemelijk te maken dat het wel aan het adres van de geadresseerde is verzonden. Indien de verzender daarin is geslaagd, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om dit te ontzenuwen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser heeft de verzending van zijn bezwaarschrift en ingebrekestelling niet aannemelijk kunnen maken. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder op de hoogte was van eisers bezwaarschrift en zijn ingebrekestelling was verweerder niet in gebreke op het bezwaar te beslissen. Het ingestelde beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.