ECLI:NL:CRVB:2012:BW7768

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5068 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 21 oktober 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een geschil over de tijdigheid van het indienen van een hogerberoepschrift in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet. Appellante, vertegenwoordigd door mr. F.I. Piternella, stelde dat het hogerberoepschrift op 11 augustus 2011 ter post was bezorgd, maar de Raad oordeelde dat dit niet aannemelijk was gemaakt. De Raad benadrukte dat het risico dat een per gewone post verzonden stuk de geadresseerde niet bereikt, voor rekening van de verzender komt. De gemachtigde van appellante had aangevoerd dat het poststuk naar een postbusnummer was gestuurd, wat volgens hem een veilige manier van verzenden is. De Raad verwierp dit argument en stelde vast dat de gemachtigde niet had aangetoond dat het hogerberoepschrift tijdig was verzonden. De uitspraak van 21 oktober 2011 bleef dus in stand, en het verzet werd ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

11/5068 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juli 2011, 11/1989 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak 6 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 21 oktober 2011 heeft de Raad het namens appellante door mr. F.I. Piternella, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2011 heeft mr. Piternella verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 21 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 17 augustus 2011.
Nadat de gemachtigde van appellante in een telefonisch onderhoud met een medewerker van (de griffie van) de Raad op 26 augustus 2011 had vernomen dat het hogerberoepschrift niet bij de Raad was ontvangen, heeft hij het hogerberoepschrift, gedateerd 11 augustus 2011, bij brief van 26 augustus 2011 aan de Raad gezonden.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat het hogerberoepschrift aan het postbusnummer van de Raad was gericht en het poststuk op het postkantoor in een postzak is gedeponeerd. Omdat een postbusnummer een veilige en beschermde manier is om post te verzenden (er komt namelijk geen postbode aan te pas), mocht ervan worden uitgegaan dat het hogerberoepschrift door de Raad zou worden ontvangen. Het kan daarom niet anders dan dat (een medewerker van) de Raad tekort is geschoten bij de verwerking van de post.
De Raad oordeelt dat de gemachtigde van appellante (ook) in verzet niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hogerberoepschrift op 11 augustus 2011 ter post is bezorgd. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad komt het risico dat een per gewone post - dus: niet aangetekend - verzonden poststuk de geadresseerde niet bereikt, voor rekening van de verzender van dat poststuk. De Raad voegt daaraan toe dat de gevolgde wijze van aanbieden van het poststuk niet uitsluit dat bij de verwerking ervan door - thans - PostNL onregelmatigheden optreden.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
GdJ