ECLI:NL:RBNHO:2020:517

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
15/164346-19 en 15/300836-19 (ttzgev) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en vervaardiging van kinderpornografisch materiaal door verdachte met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank zich gebogen over de verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontucht met meerdere minderjarige meisjes en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De feiten vonden plaats tussen 2017 en 2019, waarbij de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met vier meisjes, die in de leeftijd van 6 tot 9 jaar waren. De verdachte heeft deze handelingen gefilmd en gefotografeerd, waarbij hij gebruik maakte van heimelijke technieken zoals een spycam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/164346-19 en 15/300836-19 (ttzgev) (P)
Uitspraakdatum: 28 januari 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen en tevens gedetineerd op het [detentieadres] (penitentiaire inrichting).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, alsook na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en/of (al dan niet) lichamelijk onmachtige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (meermalen) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het knuffelen en/of vastpakken en/of omarmen van die [slachtoffer 1] en/of deels op haar is gaan liggen, waarbij hij enkel gekleed ging in zijn onderbroek, waardoor die [slachtoffer 1] ontwaakte en/of
- het plaatsen van zijn, verdachtes penis, tegen de vagina en/of buitenste schaamlip(pen) van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] (deels) sliep en/of
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 1] , vasthield en/of
- het (in de bunker) aanraken van en/of wrijven over de (blote) vagina en/of (blote) billen en/of de (blote) bilspleet van voornoemde [slachtoffer 1] ;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 07 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en/of lichamelijk onmachtige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt (meermalen), een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 2] vasthield en/of
- het plaatsen van zijn, verdachtes penis tegen de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het houden van zijn, verdachtes, penis tegen, althans in de buurt van de voet(en) van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het strelen en/of betasten van de (onder)be(e)n(en) en/of rug en/of billen van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het knuffelen van voornoemde slapende [slachtoffer 2] ;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 07 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en/of lichamelijk onmachtige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt (meermalen), een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 3] vasthield en/of
- het naar beneden trekken van de onderbroek van voornoemde slapende [slachtoffer 3] en/of
- het strelen en/of betasten van de (onder)be(e)n(en) en/of de rug en/of de billen van voornoemde, slapende [slachtoffer 3] en/of
- het knuffelen van voornoemde, slapende [slachtoffer 3] ;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 07 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en/of lichamelijk onmachtige [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (meermalen) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende [slachtoffer 4] vasthield en/of
- het naar beneden trekken van de onderbroek van voornoemde slapende [slachtoffer 4] en/of
- het strelen en/of betasten van de (onder)be(e)n(en) en/of rug en/of billen van voornoemde, slapende [slachtoffer 4] en/of
- het knuffelen van voornoemde, slapende [slachtoffer 4] ;
5
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 07 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen en/of te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, - en/of gegevensdragers, te weten een mobiele telefoon Oneplus (beslagcode 1039514) en/of een USB Sandisk (beslagcode a.1.1.5) en/of een HP laptop (beslagcode A.1.2.1), bevattende afbeeldingen, te weten (series van) foto's en/of filmpjes - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met de penis betasten en/of aanraken van de billen en/of vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (pv pag. 382, foto 45, [bestandsnaam]
) en/of pv p. 381, foto 26, [bestandsnaam] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (pv p. 381, foto 37, [bestandsnaam]
en/of pv p. 383, foto 50, [bestandsnaam] en/of pv p. 379-380, foto 9, [bestandsnaam]
)
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (pv p. 382, foto 46, [bestandsnaam]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
6
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon Oneplus (beslagcode: 1039514)- van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling pv p.379, foto 3, [bestandsnaam]
(pv p.379, foto 4, [bestandsnaam]
) en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
7. ( parketnummer 15/300836-19)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 1 april 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de (werkende) aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 6] , aanwezig in een woning, gelegen aan de [adres] , telkens (een) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) heeft vervaardigd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de pleegperiode. Volgens de officier van justitie kan worden vastgesteld dat verdachte het onder 7 tenlastegelegde heeft gepleegd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 april 2019.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte van de feiten 1 tot en met 5 en feit 7 partieel dient te worden vrijgesproken en dat hij van feit 6 integraal dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft daartoe – onder andere – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het aanraken van en/of wrijven over de blote vagina. Dit onderdeel van de tenlastelegging blijkt immers niet uit enig objectief bewijs of uit de eigen verklaring van verdachte. Daarnaast levert het geven van een knuffel aan een slapend kind geen ontuchtige handeling op omdat dit geen seksuele handeling is die in strijd is met een sociaal-ethische norm. Verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging eveneens te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4
Het meermaals plegen van ontucht evenals de ten laste gelegde periode kunnen niet bewezen worden verklaard. Er is telkens sprake van één pleegdatum waarop ontucht heeft plaatsgevonden per afzonderlijk kind. Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken van dat onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het strelen en/of betasten van de (onder)benen en/of de rug nu verdachte deze handelingen ontkent te hebben gepleegd.
Ten aanzien van feit 5 en 6
Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van de ten laste gelegde feiten 5 en 6. Verdachte dient van die strafverzwarende omstandigheid te worden vrijgesproken nu uit het dossier niet blijkt hoe lang de bestanden in het bezit van verdachte zijn geweest en het daarnaast om relatief weinig foto’s gaat. Verder stelt de verdediging dat ten aanzien van twee ten laste gelegde foto's (45 en 46) geldt dat deze ten onrechte verschillend zijn gekwalificeerd. Tot slot dient kritisch te worden gekeken naar de foto’s die in de tenlastelegging zijn genoemd onder het onderdeel ‘poseren’ (foto's 37, 50, 9 en 11). Voornoemde foto's leveren geen pornografisch materiaal op omdat geen sprake is van een seksuele prikkel of strekking. Slechts foto 26 kan worden bestempeld als kinderpornografisch.
Alleen ten aanzien van feit 6
De omschrijvingen van de ten laste gelegde foto’s (foto 3 en 4) in het dossier komen niet overeen met de tekst van de tenlastelegging van feit 6. Verdachte dient om die reden integraal te worden vrijgesproken van dit feit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 6Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 6 niet integraal wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat verdachte daarvan partieel moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de beschrijving in het dossier van foto 3 en de ter terechtzitting door de rechtbank gedane waarneming van die foto niet volgt dat daarop een gedraging waarneembaar is die onmiskenbaar een seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling. Volgens de beschrijving in het dossier maakt de foto onderdeel uit van een serie van hetzelfde meisje, maar deze serie is verder niet beschreven. Op de betreffende foto is sprake van een (gekleed) meisje op haar buik in een zwembadje.
Nu foto 3 naar het oordeel van de rechtbank niet op basis van de gegevens uit het dossier kan worden bestempeld als kinderpornografisch zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Nu slechts één andere foto in de tenlastelegging is opgenomen en in het dossier voldoende aanknopingspunten ontbreken om vast te kunnen stellen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het – enkele – bezit van kinderporno, zal verdachte van die strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en op grond van de volgende bewijsoverwegingen.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Door de verdediging is ter terechtzitting betwist dat verdachte de vagina van het slachtoffer heeft aangeraakt, dan wel hier overheen heeft gewreven.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van het slachtoffer is dan ook onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, iets dat de verklaring ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die vereiste ondersteuning geldt niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. [1]
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van het slachtoffer op specifieke punten (ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden) steun in ander bewijsmateriaal, waaronder de bekennende verklaring van verdachte zelf, te weten dat hij haar over haar blote billen heeft gewreven. De verklaring van het slachtoffer staat om die reden “niet op zichzelf”. Dat voornoemde ondersteuning niet bestaat ten aanzien van dat deel van de verklaring van het slachtoffer inhoudende dat verdachte over haar “plasser” heeft gewreven en dat hij deze heeft aangeraakt, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders nu uit de hierboven aangehaalde vaststaande jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat die ondersteuning niet hoeft te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het verweer van de raadsvrouw wordt om die reden verworpen.
Ook het verweer van de raadsvrouw inhoudende dat verdachte zich door het knuffelen van een slapend kind niet schuldig heeft gemaakt aan ontucht wordt verworpen.
Het knuffelen van het slachtoffer moet naar het oordeel van de rechtbank worden gezien in de context van en in samenhang met de andere handelingen die verdachte heeft verricht. Verdachte is ’s nachts, slechts gekleed in zijn onderbroek, de slaapkamer van zijn dochtertje binnengegaan. Verdachte heeft zichzelf afgetrokken terwijl hij de voet van haar slapende vriendinnetje vasthield en hij heeft zijn penis tegen haar schaamlip geplaatst. Uit voornoemde handelingen volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar een seksuele connotatie, waardoor de door verdachte aan het slachtoffer gegeven knuffel niet kan worden gezien als onschuldig, dan wel zonder seksuele strekking. Dit wordt ondersteund door de verklaring van verdachte inhoudende dat hij heeft gehandeld uit seksuele frustratie en behoefte aan lichamelijk contact.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte meermaals ontucht heeft gepleegd met elk afzonderlijk slachtoffer en dat om die reden ook de ten laste gelegde periode niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer met verwijzing naar de door verdachte op 19 september 2019 afgelegde verklaring bij de politie (p. 202) inhoudende dat hij met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] meerdere keren ontucht heeft gepleegd en dat verdachte op drie verschillende momenten tijdens voornoemd verhoor heeft aangegeven dat het ontucht twee jaar heeft geduurd (p.210).
De rechtbank komt eveneens tot verwerping van het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot het strelen en/of betasten van de (onder)benen en/of de rug van de slachtoffers.
Verdachte is tijdens zijn verhoor (p.201) door de rechercheurs gevraagd of hij andere dingen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedaan dan het vasthouden van hun voeten terwijl hij zich aftrok. Verdachte heeft verklaard dat hij het been, onderbeen, rug en billen heeft gestreeld (p.202). Verdachte heeft ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ter terechtzitting verklaard dat hij ze niet heeft gestreeld maar heeft aangeraakt op been, onderbeen, rug en billen en dat dat iets anders zou zijn dan strelen omdat in zijn visie strelen hetzelfde als wrijven is. De rechtbank is van oordeel dat bij het aanraken van de kinderen op verschillende plekken van met name hun onderlichaam, het – in relatie met de andere door verdachte gepleegde handelingen - niet anders kan zijn dan dat verdachte daarbij met een seksuele bedoeling over hun lichaam heeft gewreven of gestreeld.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank gaat als startmoment van het door verdachte vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal uit van de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft genoemd, inhoudende dat hij daarmee is begonnen vanaf 2019. De rechtbank acht voor feit 5 om die reden een pleegperiode van 1 januari 2019 tot en met 7 juli 2019 (de dag voor de aanhouding van verdachte) bewezen.
Uit het proces-verbaal ‘beschrijving kinderpornografisch materiaal’ van 29 november 2019 en de daaraan gehechte bijlagen (p.369 e.v.) volgt dat in de onderzochte gegevensdragers van verdachte 1195, waarvan 1188 toegankelijke, afbeeldingen zijn aangetroffen die als kinderpornografisch zijn aangemerkt. Bij ongeveer 75% daarvan gaat het om eigen gemaakte series van de vriendinnen van de dochter van verdachte. De rechtbank acht het standpunt van de raadsvrouw – dat het om relatief weinig foto’s zou gaan – om die reden onbegrijpelijk. De rechtbank is van oordeel dat het vervaardigden dan wel in bezit hebben van een dermate grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in een tijdsbestek van ruim zes maanden leidt tot de conclusie dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank volgt de raadsvrouw eveneens niet in haar standpunt dat de in de tenlastelegging genoemde foto's 37, 50, 9 en 11 geen kinderpornografisch materiaal opleveren. Voornoemde foto’s zijn in het proces-verbaal ‘beschrijving kinderpornografisch materiaal’ omschreven en beoordeeld door een daarvoor gecertificeerde zedenrechercheur van het zedenteam van de politie. Uit de door de verbalisant gehanteerde omschrijving van de foto’s is de rechtbank niet gebleken van enige omstandigheid die zou moeten leiden tot de conclusie dat deze foto’s geen onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of niet leiden tot seksuele prikkeling. Uit de omschrijvingen van drie van de vier foto's (37, 9 en 11) volgt immers dat de vagina/het kruis van de slachtoffers duidelijk zichtbaar is dan wel dat de camera daarop volledig is gericht en uit de omschrijving van de laatste foto (50) blijkt dat daarop is te zien dat een van de slachtoffers, slechts gekleed in een onderbroekje, voorover staat gebogen waarbij het onderbroekje zodanig in de bilnaad kruipt dat de vorm van haar billen goed waarneembaar is. Uit voornoemde omschrijvingen in samenhang en onderling verband gezien met het overige aan verdachte ten laste gelegde komt de rechtbank tot het oordeel dat deze foto’s voor verdachte een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling.
Tot slot kan de rechtbank de raadsvrouw niet volgen wat betreft haar verweer dat de foto’s 45 en 46 ten onrechte verschillend zijn gekwalificeerd. In het hiervoor aangehaalde proces-verbaal van een rechercheur van het zedenteam zijn foto 45 en 46 beschreven. Uit die beschrijvingen blijkt dat foto 45 een foto betreft waarop te zien is dat de penis van verdachte gedeeltelijk in de onderbroek van het kind is gestoken en dat foto 46 een foto betreft van de penis van verdachte bij een voetje van het kind.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 2 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en (al dan niet) lichamelijk onmachtige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het knuffelen en/of vastpakken en/of omarmen van die [slachtoffer 1] , waarbij hij enkel gekleed ging in zijn onderbroek, waardoor die [slachtoffer 1] ontwaakte en
- het plaatsen van zijn, verdachtes penis, tegen de buitenste schaamlip van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] sliep en
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 1] , vasthield en
- het in de bunker aanraken van en wrijven over de blote vagina en blote billen en de blote bilspleet van voornoemde [slachtoffer 1] ;
2
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en lichamelijk onmachtige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 2] vasthield en
- het plaatsen van zijn, verdachtes penis tegen de bil van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het houden van zijn, verdachtes, penis in de buurt van de voet van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het strelen en/of betasten van de het/de onderbe(e)n(en) en rug en billen van voornoemde [slachtoffer 2] ;
3
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en lichamelijk onmachtige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende, [slachtoffer 3] vasthield en
- het naar beneden trekken van de onderbroek van voornoemde slapende [slachtoffer 3] en
- het strelen en/of betasten van het/de onderbe(e)n(en) en de rug en de billen van voornoemde slapende [slachtoffer 3] ;
4
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde en lichamelijk onmachtige [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het aftrekken van zichzelf, terwijl hij, verdachte, de voet van voornoemde, slapende [slachtoffer 4] vasthield en
- het naar beneden trekken van de onderbroek van voornoemde slapende [slachtoffer 4] en
- het strelen en/of betasten van het/de onderbe(e)n(en) en rug en billen van voornoemde slapende [slachtoffer 4] ;
5
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen en te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, afbeeldingen en/of gegevensdragers, te weten een mobiele telefoon Oneplus (beslagcode 1039514) en een USB Sandisk (beslagcode a.1.1.5) en een HP laptop (beslagcode A.1.2.1), bevattende afbeeldingen, te weten (series van) foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis aanraken van de billen en/of vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (pv pag. 382, foto 45, [bestandsnaam]
) en/of pv p. 381, foto 26, [bestandsnaam] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de pose van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (pv p. 381, foto 37, [bestandsnaam]
en/of pv p. 383, foto 50, [bestandsnaam]
) en/of
het houden van een stijve penis bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (pv p. 382, foto 46, [bestandsnaam]
)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
6
hij omstreeks 7 juli 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, telkens afbeeldingen en een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon Oneplus (beslagcode: 1039514) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en waarbij de onnatuurlijke pose van deze persoon nadrukkelijk in beeld wordt gebracht, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (pv p.379, foto 4, [bestandsnaam] ).
7.
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 28 februari 2019 te IJmuiden , gemeente Velsen, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de (werkende) aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 6] , aanwezig in een woning, gelegen aan [adres] , afbeeldingen, te weten foto's heeft vervaardigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feit 1
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
en
met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4
Telkens met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar, van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert, buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5
Een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
Ten aanzien van feit 6
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen.
Ten aanzien van feit 7
Gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Over verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt op 18 november 2019 door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, en een psychiatrisch rapport gedateerd 16 december 2019, van J.L.M. Dinjens, psychiater i.s.m. W. Moerland, psychiater i.o.
Er is in grote mate overeenstemming over de conclusies, risicotaxatie en het advies in beide rapporten. De psycholoog heeft gediagnosticeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een pedofiele stoornis en van voyeurisme. De psychiater heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis met pedofiele gedragingen. Zowel de psycholoog als de psychiater heeft geconstateerd dat de stoornis(sen) van verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig was/waren en dat deze doorwerking heeft/hebben gehad in het tenlastegelegde. Om die reden is door voornoemde rapporteurs geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank onderschrijft de conclusies en de adviezen van de rapporteurs en neemt deze over. Gezien het bovenstaande zal de rechtbank verdachte ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van vijf jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 7 januari 2020. Als toevoeging aan de bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat het locatieverbod naast IJmuiden ook geldt voor Heemskerk .
Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is, dat de gevolgen van deze zaak voor verdachte en zijn gezin groot zijn en dat er veel media-aandacht is geweest voor de zaak. Daarnaast is verdachte zijn gezinsleven, baan en nevenfuncties kwijtgeraakt en zal hij in zekere zin ook zijn kinderen kwijtraken nu zij hebben aangegeven dat zij in de nabije toekomst zullen gaan verhuizen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft kinderpornografisch materiaal vervaardigd van vijf vriendinnetjes van zijn dochter en heeft ontucht gepleegd met vier van hen. Dit deed hij onder andere door tijdens logeerpartijtjes in de kamer van zijn dochter de lichamen van de meisjes aan te raken terwijl hij masturbeerde en dat fotografisch vast te leggen. Ook heeft verdachte zich tijdens een uitje afgezonderd op een donkere plek met een van de meisjes en heeft hij onder haar rokje gezeten. Met hetzelfde slachtoffertje heeft verdachte ontucht gepleegd door zijn penis tegen haar schaamlip te plaatsen terwijl zij lag te slapen. Verdachte heeft van alle vijf de vriendinnetjes van zijn dochter kinderpornografische foto’s gemaakt terwijl zij lagen te slapen dan wel zich onbespied waanden. Verdachte heeft daarmee een zeer grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van vier jonge meisjes, en daarnaast op de (seksuele) ontwikkeling van één meisje, allen in de leeftijdscategorie van ongeveer 6 tot en met 9 jaar. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van de meisjes en hun ouders ernstig beschaamd en hen veel leed aangedaan. De logeerpartijtjes bij verdachte thuis kwamen voort uit het vertrouwen dat de ouders van de bevriende meisjes onderling in elkaar hadden. Uit de schriftelijke verklaringen van de ouders van drie van de slachtoffers – die ter terechtzitting zijn voorgelezen – volgt dat de het handelen van verdachte en de directe gevolgen daarvan, de levens van de slachtoffers en hun families op zijn kop heeft gezet. De rechtbank neemt dit verdachte ernstig kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte – via een spycam in een wekker – heimelijk minimaal 738 foto’s van zijn schoonmoeder gemaakt, ook terwijl zij zich aan het verkleden was in een slaapkamer in de woning van verdachte en zijn partner. Daarmee heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op haar privacy en het vertrouwen dat een schoonmoeder in haar schoonzoon moet kunnen hebben, ernstig beschaamd. Verdachte heeft slechts als verklaring voor zijn handelen gegeven dat hij wilde weten hoe zijn schoonmoeder eruit ziet en dat er slechts sprake was van nieuwsgierigheid. Die verklaring getuigt naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze van inzicht in het laakbare van zijn, verdachtes, handelen.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode ruim de tijd gehad om tot bezinning te komen en zijn verwerpelijke handelen te staken. Verdachte is echter zijn eigen seksuele verlangens voorop blijven stellen. Verdachte heeft ter terechtzitting geprobeerd inzicht te verschaffen in zijn beweegredenen die hem tot het plegen van de feiten hebben gebracht. Zo heeft verdachte verklaard dat hij seksueel was gefrustreerd door het uitblijven van intiem contact met zijn toenmalige partner en dat hij zijn frustratie heeft willen compenseren door het zoeken naar lichamelijk contact met de vriendinnetjes van zijn dochter. Hoewel verdachte ter terechtzitting grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en meermalen spijt heeft betuigd, is hij er niet in geslaagd de rechtbank ervan te overtuigen dat hij de ernst van de feiten en de nadelige gevolgen daarvan voor de slachtoffers, hun ouders, maar ook zijn ex-partner in volle omvang beseft. Verdachte heeft met zijn handelen onrust, verdriet, onbegrip en woede veroorzaakt in vijf gezinnen en in zijn eigen gezin. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, echter niet voor zedendelicten;
-het psychologisch rapport gedateerd 18 november 2019, opgesteld door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, dat onder meer inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van pedofiele stoornis (van het niet-exclusieve type) en van voyeurisme. Vanuit klinisch oogpunt is de kans op recidive op de korte termijn alsook op de lange termijn - zonder behandeling - als matig/laag ingeschat. Volgens de onderzoeker lijkt ambulante behandeling geïndiceerd;
-het psychiatrisch rapport gedateerd 16 december 2019, van J.L.M. Dinjens, psychiater i.s.m. W. Moerland, psychiater i.o. dat onder andere inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis met pedofiele gedragingen en aanwijzingen voor voyeurisme, fetisjisme, partialisme en ontoereikende copingvaardigheden.
Het recidiverisico is zowel klinisch, als met behulp van semigestructureerde risicotaxatie-instrumenten ingeschat als laag-matig. Onbehandeld zou het recidiverisico kunnen toenemen naar een matig recidiverisico. Om die reden hebben de onderzoekers een poliklinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel geadviseerd;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 7 januari 2020 opgesteld door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin de kans op recidive is ingeschat als laag tot matig en waarin is geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen. Tevens is de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de bovenstaande rapporten verenigen en neemt
deze over.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor onder de rubriek
de ernst van de feitenis besproken, ziet de rechtbank geen reden om in strafverlagende zin rekening houden met de nadelige gevolgen die de zaak voor verdachte heeft gehad, zoals door de raadsvrouw aangevoerd. Die gevolgen komen enkel en alleen voor rekening van verdachte. Wel zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met de omstandigheid dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate valt toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van de delicten, geen andere straf gepast is dan een gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op wat in de rechtspraak in soortgelijke gevallen als straf is opgelegd en heeft daarbij aansluiting gezocht. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat zij komt tot bewezenverklaring van minder onderdelen, dan wel een kortere pleegperiode, van het tenlastegelegde dan de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 30 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 8 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten meldplicht, ambulante behandeling, contact- en locatieverboden, het vermijden van contact met minderjarigen en kinderporno, aanmelding bij het zedenconvenant en het verschaffen van toestemming om referenten te raadplegen, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Gelet op het hiervoor besproken psychologisch- en psychiatrisch rapport, waarin het recidiverisico (bij het uitblijven van behandeling van verdachte) is ingeschat als matig-laag en het reclasseringsrapport, waarin het recidiverisico eveneens als laag tot matig is ingeschat, ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – onvoldoende grond om de aan de proeftijd verbonden bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.Het beslag

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De rechtbank begrijpt de vordering van de officier van justitie aldus dat zij meent dat de telefoon, de Acer laptop, de Sandisk USB-stick, de HP laptop en de spywekker met verborgen camera inclusief sd-kaart van verdachte moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat de Kingston USB-stick aan verdachte moet worden teruggegeven.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van die goederen die kunnen worden geschoond.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Met betrekking tot parketnummer 15/164346-19
1. STK Telefoontoestel (1039514)
(Omschrijving: zwart, merk: one plus)
2 1 STK Notebook (1085096)
(Omschrijving: HP)
3 1 STK USB-stick (memorykaart) (1045314)
(Omschrijving: zwart, merk: Sandisk)
4 1 STK Notebook (1045316)
(Omschrijving: zwart, merk: Acer)
Met betrekking tot parketnummer 15/300836-19
1. STK Wekker (1039973) met een verborgen camera
(Omschrijving: zwart, merk: merkloos),
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat feit 5 met betrekking tot en/of met behulp van de voorwerpen 1 tot en met 3 is begaan. Verder is gebleken dat feit 6 met betrekking tot en/of met behulp van voorwerp 1 is begaan. Tot slot is gebleken dat feit 7 met betrekking tot en/of met behulp van voorwerpen 2 en 6 is begaan.
Voorwerp 4 behoort verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten waarvan hij wordt verdacht. Nu zich daarop kinderpornografisch materiaal bevindt is het bezit van dit voorwerp in strijd met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven USB stick (memorykaart) (1045315) met omschrijving “zwart, merk: Kingston Datatraveler moet worden teruggegeven aan verdachte.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] op het standpunt gesteld dat de vorderingen ten aanzien
van de materiële schade toewijsbaar zijn, met uitzondering van de toekomstige kosten, ten
aanzien waarvan de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De vorderingen ten aanzien van de immateriële schade zijn volgens de officier van justitie integraal toewijsbaar gelet op de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan. Seksueel misbruik vormt een dusdanige inbreuk op fundamentele rechten dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW kan worden beschouwd. Een nadere onderbouwing van het psychisch letsel is niet noodzakelijk. De vorderingen dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering benadeelde partij van de benadeelde partij [slachtoffer 6] dient integraal te
worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel, aldus de officier van justitie.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat de vorderingen van
de benadeelde partijen die zien op de materiële schade moeten worden afgewezen omdat door hen geen concrete schade is geleden. De verplaatste schade van de ouders van
de benadeelde partijen, die sinds 1 januari 2019 een zelfstandig recht hebben gekregen kosten te vorderen die ten behoeve van het slachtoffer zijn gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat de ouders niet zelfstandig een vordering benadeelde partij hebben ingediend. Om die reden dienen die delen van de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het geval de rechtbank daar anders over oordeelt heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd:
- toekomstige schade is geen kostenpost die voldoet aan het criterium aan de hand waarvan de rechtbank een vordering moet beoordelen en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel te worden afgewezen;
- de kostenpost gederfde inkomsten is in alle gevallen niet deugdelijk onderbouwd en dient te worden afgewezen;
- dit geldt ook voor de parkeer-en km-kosten, die zijn evenmin met onderliggende stukken onderbouwd;
- de medische-en therapiekosten (benadeelde partij [slachtoffer 2] ) moeten worden afgewezen omdat onbegrijpelijk is dat deze kosten niet bij de verzekeraar zijn ingediend.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dienen te worden afgewezen omdat de vorderingen niet op de correcte juridische wijze zijn onderbouwd. Zo ontbreekt enige medische onderbouwing voor de gestelde geestelijke schade van de benadeelde partijen. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat – mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een wettelijke basis bestaat voor het toekennen van een bedrag aan immateriële schade – de toekenning dient te worden gematigd. Een bedrag van
€ 1.871,- doet recht aan de benadeelde partijen, waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen een vergoeding voor de ontuchtige handelingen en voor het maken van foto's.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] die ziet op
materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de
rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit dat de
vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel moet worden afgewezen wegens
gebrek aan onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de
vordering te matigen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal allereerst het toepasselijke juridisch kader schetsen waarna de vorderingen afzonderlijk zullen worden besproken en beoordeeld.
Ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van materiële schadeDe schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat uit vermogensschade en ander nadeel. Vermogensschade ziet op afname van het vermogen van de benadeelde. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfd inkomen. Dit volgt uit artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Vermogensschade komt voor vergoeding in aanmerking als de schade is ontstaan door een onrechtmatige daad. Derden (waaronder naasten van het slachtoffer) hebben geen aanspraak op vergoeding van materiële schade, behalve wanneer het gaat om zogeheten verplaatste schade, zoals bedoeld in artikel 6:107 BW. Hiermee wordt bedoeld de schade die bestaat uit kosten die deze derden hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer en die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, indien hij deze kosten had gemaakt.
Ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van immateriële schadeDe rechtbank overweegt dat artikel 6:106 BW bepaalt dat immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt indien:
a. de aansprakelijke persoon het oogmerk had dergelijke schade toe te brengen, of
b. de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Deze schadevergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid, zodat rekening kan worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
Niet is gebleken, noch is door of namens de benadeelde partijen, aangevoerd dat verdachte het oogmerk heeft gehad immateriële schade toe te brengen aan de slachtoffers. Evenmin is aannemelijk geworden, dat bij een of meer van de slachtoffers sprake is van - rechtstreeks door de strafbare feiten veroorzaakt - lichamelijk letsel. Evenmin is sprake van aantasting in de eer of goede naam. De vraag resteert of de benadeelde “op andere wijze in zijn persoon is aangetast”. Van een zodanig geval is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daartoe is wel vereist dat vaststellingen omtrent de gevolgen (kunnen) worden gedaan. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
8.3.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.562,77 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 7.562,77 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 1] was ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig. De gevorderde materiële schade ziet op, zo begrijpt de rechtbank, door haar ouders gedragen, verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom beschouwt de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële kosten, zoals ook ter terechtzitting door de gemachtigde is bevestigd, als ingediend ten behoeve van de ouders zelf. De rechtbank zal de ouders van de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zoals dat (met onmiddellijke werking) geldt met ingang van 1 januari 2019, als aparte benadeelde partij beschouwen.
Onder diverse posten hebben de benadeelde partijen vergoeding van toekomstige kosten gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten op dit moment niet kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, voor zover het de toekomstige kosten betreft, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[De vader van slachtoffer 1]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 1.793,05 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 1.710,- inkomstenderving wegens aangifte bij politie, besprekingen bij de advocaat, bezoeken aan Kenter Jeugdhulp en het bijwonen van de zitting;
- € 83,05 km-vergoeding en parkeerkosten (resp. € 62,55 en € 20,50) gemaakt in verband met bezoeken aan politie, advocaat, Kenter Jeugdhulp en zittingen.
[De vader van slachtoffer 1] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met stukken waaruit aannemelijk wordt dat zijn bruto uurtarief als zelfstandig ondernemer € 45,- exclusief BTW bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De vader van slachtoffer 1] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw, het bijwonen van de zitting en de bezoeken aan Kenter Jeugdhulp 38 uren niet heeft kunnen werken. Ook zijn de gevorderde reis- en parkeerkosten die samenhangen met die bezoeken aannemelijk. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadeposten slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde kosten aan te merken zijn als verplaatste schade. Een bedrag van € 1.793,05 aan materiële schade ten behoeve van [De vader van slachtoffer 1] is dus toewijsbaar is en zijn vordering is voor het overige niet-ontvankelijk.
[De moeder van slachtoffer 1]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 553,42 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 425,60 inkomstenderving wegens aangifte bij politie, ziekmelding omdat het haar teveel werd en ziekenhuisbezoek met slachtoffer;
- € 127,82 aan km-vergoeding gemaakt in verband met bezoeken aan politie, advocaat, Kenter Jeugdhulp, ziekenhuis en zittingen.
[De moeder van slachtoffer 1] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met stukken waaruit aannemelijk wordt dat haar uurloon € 13,30,- bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De moeder van slachtoffer 1] ter zake van het doen van aangifte en het bezoek aan het ziekenhuis 16 uren verlof heeft moeten opnemen. Ook zijn de gevorderde reiskosten die samenhangen met die bezoeken aannemelijk. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadeposten slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde kosten aan te merken zijn als verplaatste schade. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de twee verlofdagen die [De moeder van slachtoffer 1] heeft moeten opnemen in verband met ziekte als gevolg van de gebeurtenissen met haar dochter, is niet toewijsbaar. Dit is namelijk geen schade die als verplaatste schade is aan te merken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 340,62 (€ 425,60 : 2 = € 212,80 + € 127,82) aan materiële schade ten behoeve van [De moeder van slachtoffer 1] toewijsbaar is en dat haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
[De stiefvader van slachtoffer 1]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 322,88 gevorderd bestaande uit inkomstenderving omdat hij in verband met het afleggen van een verklaring bij de politie en het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank drie dagen vrij heeft moeten nemen. Daarnaast heeft hij zich een dag ziek gemeld nadat hij had gehoord wat er met zijn stiefdochter was gebeurd.
[De stiefvader van slachtoffer 1] heeft zijn vordering onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat zijn netto uurloon € 10,09 bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De stiefvader van slachtoffer 1] voor het afleggen van een verklaring bij de politie en het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank 24 uur vrij heeft moeten nemen. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadepost slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat dit soort kosten aan te merken zijn als verplaatste schade. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de dag die [De stiefvader van slachtoffer 1] heeft moeten opnemen in verband met ziekte als gevolg van de gebeurtenissen met zijn stiefdochter, is niet toewijsbaar. Dit is namelijk geen schade die als verplaatste schade is aan te merken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 242,16 (€ 10,09 x 24 uur) aan materiële schade ten behoeve van [De stiefvader van slachtoffer 1] toewijsbaar is en dat zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 5 bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade is aangevoerd dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]door het bewezen verklaarde psychische schade heeft opgelopen in de vorm van PTSS, vastgesteld door Kenter Jeugdhulp.
Nu PTSS een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is, stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij geestelijk letsel is toegebracht. De benadeelde partij heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, met name de aard van de inbreuken, haar jeugdige leeftijd ten tijde van de inbreuken, de impact die de inbreuken op haar psychisch welbevinden hebben gehad en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 5 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt en een gewoonte maken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, van onder anderen [slachtoffer 1] ] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] en schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] is een vordering tot schadevergoeding van
€ 7.821,11 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 4.321,11 [2] aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 2] was ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig.
De gevorderde materiële schade ziet op, zo begrijpt de rechtbank, door haar ouders gedragen, verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom beschouwt de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële kosten, zoals ook ter terechtzitting door de gemachtigde is bevestigd, als ingediend ten behoeve van de ouders zelf. De rechtbank zal de ouders van de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zoals dat (met onmiddellijke werking) geldt met ingang van 1 januari 2019, als aparte benadeelde partij beschouwen.
Onder diverse posten hebben de benadeelde partijen vergoeding van toekomstige kosten gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten op dit moment niet kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, voor zover het de toekomstige kosten betreft, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[De vader van slachtoffer 2]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 1.549,92 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 511,80 inkomstenderving wegens aangifte bij politie, besprekingen bij de advocaat, bezoeken aan Kenter Jeugdhulp, intake MDCK en het bijwonen van de zitting;
- € 127,77 aan KM-vergoeding en parkeerkosten (resp. € 57,66 + € 52,11) gemaakt in verband met bezoeken aan politie, advocaat, Kenter Jeugdhulp en zittingen.
[De vader van slachtoffer 2] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met stukken waaruit aannemelijk wordt dat zijn netto uurloon € 19,46 bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De vader van slachtoffer 2] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw, het bijwonen van de zitting en de bezoeken aan Kenter Jeugdhulp ruim 26 uren (bijlage 1 toelichting vordering) niet heeft kunnen werken. Ook zijn de gevorderde reis- en parkeerkosten die samenhangen met die bezoeken aannemelijk. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadepost slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat dit soort kosten aan te merken zijn als verplaatste schade. Een bedrag van € 639,57 aan materiële schadevergoeding ten behoeve van [De vader van slachtoffer 2] is dus toewijsbaar en zijn vordering is voor het overige niet-ontvankelijk.
[De moeder van slachtoffer 2]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 1.211,46 (€ 830,27 + € 381,19) gevorderd. Dit bedrag heeft betrekking op respectievelijk EMDR-therapie voor [De moeder van slachtoffer 2] [3] en inkomstenderving, vanwege de vrije uren die zij heeft moeten nemen voor aangifte bij politie, besprekingen bij de advocaat, bezoeken aan Kenter Jeugdhulp, intake MDCK en het bijwonen van de zitting. De kosten ten behoeve van EMDR therapie voor [De moeder van slachtoffer 2] voor een bedrag van € 830,27 en de daarmee samenhangende reiskosten van € 80,08 zijn niet als verplaatste schade aan te merken. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de stukken blijkt dat het netto uurloon van [De moeder van slachtoffer 2] € 10,04 (bijlage 5 toelichting vordering) bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De moeder van slachtoffer 2] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw, het bijwonen van de zitting en bezoeken aan MDCK en KJTC ruim 23 uren (bijlage 1 toelichting vordering) vrij heeft moeten nemen. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadeposten slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde kosten aan te merken zijn als verplaatste schade. De uren ten behoeve van de EMDR-therapie van [De moeder van slachtoffer 2] zijn niet als verplaatste schade aan te merken. Een bedrag van € 240,66 (23,97 uur x
€ 10,04) aan materiële schadevergoeding ten behoeve van [De moeder van slachtoffer 2] is dus toewijsbaar en haar vordering is voor het overige niet-ontvankelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 2 en 5 bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade namens
[slachtoffer 2]moet voorop worden gesteld dat ontucht met – en het maken van kinderpornografische foto’s van een persoon– een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van die persoon oplevert.
De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van de normschending – zoals weergegeven in de vordering benadeelde partij – eruit bestaan dat de benadeelde partij dagelijks kampt met wat haar door verdachte is aangedaan. Zij heeft moeite met het feit dat verdachte is gedetineerd en het gaat niet goed met haar, ook niet op school. De benadeelde partij zondert zich af, is boos, verdrietig, en heeft aangegeven dat zij haar leven niet meer leuk vindt. De benadeelde partij kampt nog steeds met loyaliteitsgevoelens jegens verdachte, hetgeen moeilijkheden met zich meebrengt in het gezinsleven. Verder is niet onaannemelijk dat de benadeelde partij op latere leeftijd de nadelige gevolgen van de normschending zal ondervinden door de onzekerheid over de vraag of verdachte de van haar genomen foto’s, ondanks zijn ontkenning misschien toch heeft verspreid en de vraag of zij daarmee dan zal worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.750,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 en 5 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt en een gewoonte maken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] en schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] is een vordering tot schadevergoeding van € 4.500,-
ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 2.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] was ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig. De gevorderde materiële schade ziet op, zo begrijpt de rechtbank, door haar ouders gedragen, verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom beschouwt de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële kosten, zoals ook ter terechtzitting door de gemachtigde is bevestigd, als ingediend ten behoeve van de ouders zelf. De rechtbank zal de ouders van de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zoals dat (met onmiddellijke werking) geldt met ingang van 1 januari 2019, als aparte benadeelde partij beschouwen.
Materiële schade
De door de ouders ( [De vader van slachtoffer 3] en [De moeder van slachtoffer 3] ) van slachtoffer [slachtoffer 3] gevorderde materiële schadevergoeding heeft slechts betrekking op toekomstige kosten. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten op dit moment niet kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, voor zover het de toekomstige kosten betreft, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade namens
[slachtoffer 3]moet voorop worden gesteld dat ontucht met – en het maken van kinderpornografische foto’s van een persoon– een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van die persoon oplevert.
De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van de normschending – zoals weergegeven in de vordering benadeelde partij – eruit bestaan dat de benadeelde partij dagelijks kampt met wat haar door verdachte is aangedaan. Zij heeft moeite met het feit dat verdachte is gedetineerd en zij toont gedragsveranderingen. De rechtbank stelt verder vast dat het niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij op latere leeftijd de nadelige gevolgen van de normschending zal ondervinden door onverwerkt trauma, confrontatie met derden over wat zich heeft afgespeeld, de onzekerheid over de vraag of verdachte de van haar genomen foto’s, ondanks zijn ontkenning misschien toch heeft verspreid en de vraag of zij daarmee dan zal worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.250,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van de hiervoor in de rubriek
bewezenverklaring onder 3 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 en 5 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt en een gewoonte maken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.4.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] en schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 4] is een vordering tot schadevergoeding van
€ 6.384,48 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 3.884,48 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 4] was ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig. De gevorderde materiële schade ziet op, zo begrijpt de rechtbank, door haar ouders gedragen, verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom beschouwt de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële kosten, zoals ook ter terechtzitting door de gemachtigde is bevestigd, als ingediend ten behoeve van de ouders zelf. De rechtbank zal de ouders van de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zoals dat (met onmiddellijke werking) geldt met ingang van 1 januari 2019, als aparte benadeelde partij beschouwen.
Onder diverse posten hebben de benadeelde partijen vergoeding van toekomstige kosten gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten op dit moment niet kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, voor zover het de toekomstige kosten betreft, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[De vader van slachtoffer 4]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van
€ 434,73 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 316,64 inkomstenderving wegens aangifte bij politie, besprekingen bij de advocaat en het bijwonen van de zitting;
- € 118,09 km-vergoeding en parkeerkosten gemaakt in verband met bezoeken aan politie, advocaat, Kenter Jeugdhulp, huisarts en zittingen.
[De vader van slachtoffer 4] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met een salarisspecificatie over periode december 2019, waaruit volgt dat zijn netto uurloon € 19,79 bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De vader van slachtoffer 4] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw, het bijwonen van de zitting, de bezoeken aan Kenter Jeugdhulp en huisarts 16 uur (bijlage 2 bij toelichting vordering) vrij heeft moeten nemen. Ook zijn de gevorderde reis- en parkeerkosten die samenhangen met die bezoeken aannemelijk. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadeposten slechts in algemene bewoordingen betwist. De kosten die samenhangen met “informatieavond ouders slachtoffers” en “Kenter Haarlem-intake systeemtherapeut t.b.v. ouderbegeleiding” (totaal € 8,65) zijn niet als verplaatste schade aan te merken en dus niet toewijsbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 426, 08 = (€ 19,79 x 16 uren = € 316,64) + (€ 118,09 – € 8,65 = € 109,44) aan materiële schade ten behoeve van [De vader van slachtoffer 4] toewijsbaar is en dat zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 426,08 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten.
[De moeder van slachtoffer 4]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 889,75 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 819,75 inkomstenderving wegens het opnemen van 75 verlofuren;
- € 60,- aan oppaskosten;
- € 10,- aan pijnstillers in verband met hoofdpijn.
[De moeder van slachtoffer 4] heeft de vordering tot vergoeding van verlofuren onderbouwd met een salarisspecificatie over periode december 2019, waaruit volgt dat haar netto uurloon € 10,93 bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De moeder van slachtoffer 4] ter zake van bezoeken aan de politie en het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw, het bijwonen van de zitting, de bezoeken aan MDCK en huisarts 75 uur vrij heeft moeten nemen. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadepost slechts in algemene bewoordingen betwist. De oppaskosten en kosten voor pijnstillers voor [De moeder van slachtoffer 4] zelf zijn niet als verplaatste schade aan te merken en dus niet toewijsbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 819,75 (€ 879,75 - € 50,- - € 10,-) aan materiële schade ten behoeve van [De moeder van slachtoffer 4] toewijsbaar is en dat haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade namens
[slachtoffer 4]moet voorop worden gesteld dat ontucht met en het maken van kinderpornografische foto’s van een persoon een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van die persoon oplevert.
De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van de normschending – zoals weergegeven in de vordering benadeelde partij – eruit bestaan dat de benadeelde partij dagelijks kampt met wat haar door verdachte is aangedaan. Bij haar bestaan onbegrip en verdriet en zij zet zich af tegen haar ouders. Verder klapt de benadeelde partij dicht wanneer haar vragen worden gesteld over verdachte. Zij begrijpt niet waarom verdachte is gedetineerd. De rechtbank stelt verder vast dat het niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij op latere leeftijd de nadelige gevolgen van de normschending zal ondervinden door de onzekerheid over de vraag of verdachte de van haar genomen foto’s ondanks zijn ontkenning misschien toch heeft verspreid en de vraag of zij daarmee dan zal worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.250,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van de hiervoor in de rubriek
bewezenverklaring onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 en 5 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt en een gewoonte maken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.5.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] en schadevergoedingsmaatregelNamens de benadeelde partij [slachtoffer 5] is een vordering tot schadevergoeding van € 2.229,10 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 1.229,10 aan materiële schade en € 1000,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 5] was ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig. De gevorderde materiële schade ziet op, zo begrijpt de rechtbank, door haar ouders gedragen, verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom beschouwt de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële kosten, zoals ook ter terechtzitting door de gemachtigde is bevestigd, als ingediend ten behoeve van de ouders zelf. De rechtbank zal de ouders van de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zoals dat (met onmiddellijke werking) geldt met ingang van 1 januari 2019, als aparte benadeelde partij beschouwen.
Onder diverse posten hebben de benadeelde partijen vergoeding van toekomstige kosten gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten op dit moment niet kunnen worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, voor zover het de toekomstige kosten betreft, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[De vader van slachtoffer 5]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 266,70 gevorderd bestaande uit de volgende posten:
- € 233,51 inkomstenderving wegens het doen van aangifte bij politie, besprekingen bij de advocaat en het bijwonen van de zitting;
- € 15,- aan geschatte parkeerkosten voor de zitting;
- € 18,19 KM-vergoeding (aangifte en zitting).
[De vader van slachtoffer 5] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met een salarisspecificatie over de periode 11-2019, waaruit volgt dat zijn netto uurloon € 12,29 bedraagt. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat [De vader van slachtoffer 5] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw en het bijwonen van de zitting 19 uur vrij heeft moeten nemen. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadeposten slechts in algemene bewoordingen betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 266,70 aan materiële schade ten behoeve van [De vader van slachtoffer 5] toewijsbaar is en dat zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
[De moeder van slachtoffer 5]heeft aan niet-toekomstige, materiële schadevergoeding een bedrag van € 482,40 gevorderd wegens inkomstenderving ten gevolge van verzuim door de spanningen, het verhoor bij politie, besprekingen bij de advocaat en het bijwonen van de zitting. [De moeder van slachtoffer 5] heeft de vordering tot vergoeding van inkomstenderving onderbouwd met een salarisspecificatie over periode december 2019, waaruit volgt dat haar netto uurloon € 16,08 bedraagt. Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat [De moeder van slachtoffer 5] ter zake van het doen van aangifte, het bezoeken van de raadsvrouw en het bijwonen van de zitting 21 uur vrij heeft moeten nemen. Daartegenover heeft de raadsvrouw van verdachte deze schadepost slechts in algemene bewoordingen betwist. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de verzuimdag van [De moeder van slachtoffer 5] als gevolg van de spanningen die het verhoor bij de politie mee brachten, is niet toewijsbaar nu dit soort schade niet als verplaatste schade is aan te merken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 337,68 (€ 16,08 x 21 uren) aan materiële schade ten behoeve van [De moeder van slachtoffer 5] toewijsbaar is en dat haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade namens
[slachtoffer 5]moet voorop worden gesteld dat het vervaardigen van kinderporno van een persoon een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van die persoon oplevert.
De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van de normschending – zoals weergegeven in de vordering benadeelde partij – eruit bestaan dat het niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij op latere leeftijd de nadelige gevolgen van de normschending zal ondervinden door de onzekerheid over de vraag of verdachte de van haar genomen foto’s ondanks zijn ontkenning misschien toch heeft verspreid en de vraag of zij daarmee zal worden geconfronteerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen [een gewoonte maken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.6.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] en schadevergoedingsmaatregelDoor de benadeelde partij [slachtoffer 6] is een vordering tot schadevergoeding van
€ 825,91 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 25,91 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De materiële schade is door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 7 bewezen verklaarde feit en zal deze integraal toewijzen, wat neerkomt op een bedrag van € 25,91.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade moet voorop worden gesteld dat het heimelijk maken van foto’s van een persoon een ernstige inbreuk op diens recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer oplevert.
De rechtbank stelt vast dat de gevolgen van de normschending – zoals weergegeven in de vordering benadeelde partij – eruit bestaan dat zij erg verdrietig, kwaad en bedroefd is door het handelen van verdachte. De benadeelde partij denkt nog altijd aan het gebeurde en dat bezorgt haar slapeloze nachten. Zij blijft worstelen met de vraag waarom verdachte foto’s van haar heeft gemaakt. De benadeelde partij vindt het moeilijk om haar leven van voor het misdrijf weer op te pakken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 800,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 7 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: wederrechtelijk heimelijk filmen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 139f, 240b, 247, 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 7 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 5 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich (uiterlijk) binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres [adres] en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd van 5 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en haar directe gezinsleden;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en haar directe gezinsleden;
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en haar directe gezinsleden;
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en haar directe gezinsleden;
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en haar directe gezinsleden,
zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. Het Openbaar Ministerie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in IJmuiden en Heemskerk , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. Het Openbaar Ministerie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
-geen contact met minderjarigen zoekt en het contact met minderjarigen zoveel mogelijk vermijdt. In het geval contact onvermijdelijk is zorgt veroordeelde dat een volwassene bij dit contact aanwezig is zodat hij niet alleen is met de minderjarige;
- zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd; veroordeelde bespreekt tijdens zijn gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen; het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur; veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
- wordt aangemeld bij het zedenconvenant en meewerkt aan het convenant tussen de reclassering en de politie, wat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis of omgeving;
- de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding verschaft en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. Veroordeelde geeft daarnaast openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent toestemming tot contactopname met een eventuele nieuwe relatie of huisgenoot.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, behoudens voor wat betreft de voorwaarden waarvan het toezicht op de naleving aan het Openbaar Ministerie is opgedragen.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Met betrekking tot parketnummer 15/164346-19
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Telefoontoestel (1039514)
(Omschrijving: zwart, merk: one plus)
2 1 STK Notebook (1085096)
(Omschrijving: HP)
3 1 STK USB-stick (memorykaart) (1045314)
(Omschrijving: zwart, merk: Sandisk)
4 1 STK Notebook (1045316)
(Omschrijving: zwart, merk: Acer)
Met betrekking tot parketnummer 15/300836-19
6 1 STK Wekker (1039973) met een verborgen camera
(Omschrijving: zwart, merk: merkloos)
Met betrekking tot parketnummer 15/164346-19
Gelast de teruggave aan verdachte van:
5 1 STK USB-stick (memorykaart) (1045315)
(Omschrijving: zwart, merk: Kingston Datatraveler)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.793,05als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.793,05. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 340,62als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 340,62. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 6 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De stiefvader van slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 242,16bestaande als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij
[De stiefvader van slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 242,16.Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 4 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,-bestaande als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,-. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 50 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 639,57als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 639,57.Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 12 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 240,66als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 240,66.Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 4 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.750,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.750,-.Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [De vader van slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [De moeder van slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.250,-bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.250,-euro. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 25 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 4]
geleden schade tot een bedrag van
€ 426,08als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 426,08.
Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 8 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 4]
geleden schade tot een bedrag van
€ 819,75als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 4]
de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 819,75. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 16 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]
geleden schade tot een bedrag van
€ 1.250,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 4]
de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.250,-. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 25 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 266,70als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De vader van slachtoffer 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 266,70. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 5 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 337,68als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[De moeder van slachtoffer 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 337,68. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 6 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 10 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 825,91bestaande uit € 25,91 als vergoeding voor de materiële en € 800,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan benadeelde partij voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 6]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 825, 91.
Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 16 dagen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. M.M.J. de Jager-Koedooder, rechters,
in tegenwoordigheid mr. R.I. Robijns en mr. R. Winter, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage - De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, tevens gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud eveneens (dwz naast de in het kopje vermelde feiten) betrekking hebben.
(Ten aanzien van feit 1, 2, 5 en 7)
Een proces-verbaal van verhoor (doorgenummerde pagina's 180 t/m 196). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 7 augustus 2019 door verdachte ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
(feit 1)
V: [slachtoffer 1] heeft in de nacht dinsdag 2 juli 2019 op woensdag 3 juli 2019 bij [dochter verdachte] gelogeerd. [slachtoffer 1] heeft verteld dat jij in de nacht naar haar toe bent gegaan.
A: Ja volgens mij ben ik haar geweest. Ik heb toen nog een knuffel gegeven.
V: [slachtoffer 1] zou wakker geworden zijn terwijl jij boven haar zou hangen en haar knuffelt. Jij hebt dan alleen een onderbroek aan. Wat kun je hierop zeggen?
A: Ik heb altijd alleen een onderbroek aan 's nachts. Ik ga mij niet even aankleden als ik naar het toilet ga.
V: De volgende dag zijn jullie naar de bunkers geweest. Op een gegeven moment was je alleen met [slachtoffer 1] in de bunker. Wat kun je hierover zeggen?
A: Wij zijn naar binnen gegaan. [slachtoffer 1] was bang en heeft mij vastgepakt. Ik heb haar gezegd dit is nu donker en vervolgens heb ik haar een knuffel gegeven. Ik heb [slachtoffer 1] betast in de bunker. Ik heb aan haar billen gezeten in de bunker. Zij pakte mij vast. Ik zat op mijn knieën. We knuffelden en ik streelde haar en toen is het gebeurd.
V: Hoe ging dat dan?
A: Mijn hand op een plek waar die niet thuis hoorde. Ze had een jurk aan. Ik had haar vast onder de jurk en ik heb mijn hand bij haar billen gestoken. Ik streelde haar ook over het bovenbeen. Ik ben met mijn hand richting haar billen gegaan en mijn hand ging toen in haar onderbroek. Ik heb haar daar gestreeld. Mijn hand lag op een plek die daar niet hoort.
(feit 5)V: We hebben onderzoek gedaan aan jouw laptop thuis. Wij hebben foto’s aangetroffen van vriendinnetjes van [dochter verdachte] . Wat is de reden dat je foto’s maakt van de billen van die meiden?
A: Ik heb de foto’s gemaakt en dat bewust gedaan..
V: We hebben op jouw laptop, die in verbinding stond van jouw cloud/digitale omgeving foto’s aangetroffen van [slachtoffer 3] , 7 jaar oud, die volgens ons onderzoek bij jou thuis was op 21 maart 2019. Op de foto’s van [slachtoffer 3] is te zien dat zij in de woonkamer op de rand van een openhaard staat. [slachtoffer 3] is hierbij naakt en poseert. Wat kun je hierover zeggen?
A: Uit lichamelijke nieuwsgierigheid wil ik naar een naakt meisje van 7 kijken.
V: Ook hebben wij foto’s van [slachtoffer 3] aangetroffen, waarbij er ingezoomd is op de blote vagina terwijl [slachtoffer 3] bezig is haar onderbroek aan te doen. [slachtoffer 3] heeft daarbij haar benen wijd. De vagina, schaamlippen en vestibulum (voorhof vagina) is zichtbaar op de foto. Wat kun je hierover zeggen?
A: Ja dat is een heimelijk gemaakte foto met dezelfde interesse.
V: Ook is er een foto aangetroffen van [slachtoffer 3] waarbij er een foto is gemaakt van haar kruis en onderbroek. De billen en een deel van haar been is hierop te zien. Wat kun je hierover zeggen?
A: Precies hetzelfde als wat ik net zei.
V: Hierna is er een foto van [slachtoffer 3] waarbij de onderbroek naar beneden is. Op deze foto zie je de billen en anus van [slachtoffer 3] . Wat kun je hierover zeggen?
A: Hetzelfde.
V: Dan is er nog een foto van [slachtoffer 3] waarbij de billen helemaal bloot zijn en de onderbroek niet meer in beeld is. Wat kun je hierover zeggen?
A: Dat zou kunnen. Ik geloof het.
V: De foto’s die wij van [slachtoffer 3] hebben aangetroffen, wie heeft die gemaakt?
A: Die ik heb gemaakt.
V: Waarom maak je van een slapend kind, bij wie je onderbroek naar beneden doet om een foto van haar billen maken.
A: Ik blijf bij mijn standpunt. Ik geef mijn verklaring daarover omdat ik geïnteresseerd ben hoe iemand eruit ziet.
V: Waarom maak je de foto’s heimelijk en gericht op vagina en billen?
A: Omdat ik anders bijvoorbeeld 2 gillende meiden in de douche heb staan.
V: Waarom maak je ze dan, terwijl zij het niet zouden willen?
A: Ja. Omdat ik ze zelf wil hebben.
V: Ook zijn er veel foto’s aangetroffen dat [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [dochter verdachte] in hun ondergoed aan het spelen zijn. Waarom staan hun gezichten niet op de foto’s?
A: Het zijn heimelijk gemaakte foto's.
V: Apart zijn er foto’s van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gevonden. Allebei in ondergoed, waarbij hun billen en kruis zijn gefotografeerd. De foto’s zijn ingezoomd op de billen, benen en kruis. Wat kun je hierover zeggen?
A: Daar ben ik het niet mee eens. Ze zijn er wel, maar het zijn heimelijk gemaakte foto’s. Maar er is
niet ingezoomd op die foto op het kruis of iets dergelijks.
(feit 7)
V: Wij hebben een wekker aangetroffen bij jou op zolder. Na onderzoek bleek dit een spy camera te zijn. Wat kun je hierover zeggen?
A: Klopt. Ik heb die wekker ooit gekocht omdat mijn zoon soms uren wakker ligt. Later heeft het nog een ander doel gehad. Ik kon mijn schoonmoeder heimelijk filmen. Zij kleedde zich om van wat ik mij ervan kan herinneren. Ik wilde gewoon zien hoe ze eruit zag.
(feit 2 en 5)
V: Op foto één is een stijve penis bij een kindervoetje te zien. Wat kun je hierover zeggen?
A: Dat is een penis en een voetje. Die penis is van mij en een kind. Een afgrijselijke foto laat ik daar eerlijk in zijn. Dit is niet uit lichamelijke interesse. Ik heb ontucht gepleegd met dit kind. Ik heb mijzelf bevredigd terwijl ik haar voet vast hield. Ik voelde opwinding. Dit is [slachtoffer 2] . Het was in dit geval te makkelijk bij [slachtoffer 2] omdat ze sliep. Ik weet nog heel goed dat ik op dat moment was afgewezen door [partner verdachte] . Dat heb ik gedaan om mijn frustratie kwijt te raken.
V: Ook is er een afbeelding van een stijve penis bij een bil van een kindje. Van wie is de bil van het kindje waarbij de stijve penis zit?
A: Dit is [slachtoffer 2] en de penis is van mij.
(Ten aanzien van feit 1 tot en met 7)
Een proces-verbaal van verhoor (doorgenummerde pagina's 197 t/m 213). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 september 2019 (zie correctie datum in door Openbaar Ministerie nagezonden proces-verbaal 2019127035) door verdachte ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring;
(feit 1, 2, 3, 4 en 5)
V: Je bent ontuchtige handelingen gaan plegen met [slachtoffer 2] terwijl ze sliep. Je zei dat je je hebt afgetrokken terwijl je haar voet vasthield, je neemt foto’s van je penis bij de bil van [slachtoffer 2] . Met welke vriendinnen van [slachtoffer 2] heb je nog meer soortgelijke seksuele handelingen verricht en foto’s van genomen?
A: Nou ik heb wel foto’s genomen inderdaad. Met [slachtoffer 1] heb ik hetzelfde gedaan. Mezelf proberen te bevredigen. Hetzelfde als bij [slachtoffer 2] , terwijl ze sliep. Ik heb ook haar voet vastgepakt en mijzelf proberen te bevredigen. Dat was de laatste keer dat ze kwam logeren, de avond voor de bunker. Ik pakte haar voetje en ik trok mij af. Ik kreeg het idee dat zij wakker werd.
V: Wat voor gevoel geeft het je als je haar voetje vastpakt en je aftrekt?
A: Ja, het is raar om te zeggen. Het is een gevoel
V: Nog bij andere vriendinnetjes van [dochter verdachte] ?
A: Ook bij [slachtoffer 3] en bij [slachtoffer 4] .
V: Vertel eens over [slachtoffer 3] ? Hoe ging dat?
A: hetzelfde. Ik wilde de voet vastpakken. De kans dat ze wakker werd was groot en dat wilde ik niet.
V: Hoe vaak is dit gebeurd bij [slachtoffer 3] en wanneer?
A: Meerdere keren.
V: Wat deed je bij [slachtoffer 4] ?
A: Hetzelfde. Een voet vastpakken en aftrekken. Ik wilde niet dat de meisjes wakker werden.
V: Geen andere dingen dan voetje pakken en aftrekken?
A: Ja strelen.
V: Wat streelde je dan?
A: Been, onderbeen, rug, billen. Hetzelfde, op dat moment ook. Ik streelde.
(feit 1, 2, 3 en 4 en 5)
V: Dus als ik het goed begrijp is het een soort kringetje. Je hebt behoefte, je wordt afgewezen, je gaat op zoek in verband met seksuele frustratie, je gaat je aftrekken op Xhamster, je mist het lichamelijke contact, je gaat op zoek naar wat er voor handen is in je omgeving, je gaat naar de kinderen toe, je voelt hun lichamen en je krijgt een erectie, je trekt je af en legt het vast op foto’s voor achteraf, je komt niet klaar omdat het schuldgevoel gaat spelen, je gaat de kamer uit, je probeert je af te trekken op de zojuist gemaakte foto's maar dat lukt niet vanwege je schuldgevoel, je schakelt terug naar Xhamster en trekt je af, je komt klaar en je seksuele behoefte is dan weer even weg. Tot het moment dat je weer behoefte krijgt, afgewezen wordt, gefrustreerd wordt en op zoek gaat. Klopt dat? Als het niet klopt mag je mij corrigeren.
A: Nee, dat klopt, zo zit het.
V: Hoe vaak is dit gebeurd bij [slachtoffer 3] en wanneer?
A: Meerdere keren. Ik weet niet wanneer. Niet elke keer. Maar wel bij alle vier. Nee, dat is niet waar, bij [slachtoffer 1] was het maar 1 keer. Bij [slachtoffer 4] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] meerdere keren. Bij [slachtoffer 1] was het op de dag dat we naar de bunker gingen.
(feit 5)
V: Ik toon je afbeeldingen van een meisje, met pluizig blond haar, gekleed in een blauw hemdje en een blauwe slip. Ze is gefotografeerd terwijl ze naast jouw dochter [dochter verdachte] op de bank zit. De foto’s zijn genomen met de nadruk op de vagina en de billen.
A: Ja, dat zijn foto’s gemaakt vanuit seksuele interesse. Kijken of ik mijzelf daarmee seksueel kan bevredigen.
V: Wie is het minderjarige meisje?
A: Dat is [slachtoffer 3] .
V: Hoe ben je aan deze foto’s gekomen?
A: Heimelijk gemaakt met mijn telefoon.
(feit 6)
V: Ik toon je afbeeldingen van minderjarige meisjes, vastgebonden op een bed met touw of met tape zittend op een bank. Het is gedownload. Dit valt onder de categorie BDSM, bondage en sadomasochisme, een seksuele voorkeur of variant. Dit maakt de afbeelding seksueel geladen en daarom is dit aan te merken als kinderpornografisch beeldmateriaal. Hoe kom jij aan deze afbeeldingen?
A: Ik heb geen idee.
V: Wat zijn jouw zoekslagen?
A: Nou ja, ik weet dat imagesrc bestaat, ik ben vanuit mijn vak bekend met bepaalde sites. Ik ken de categorie “kids”, van familiefoto’s tot kinderen in onderbroek of poserende foto’s. Ik klik op kinderen. Ik kijk wat er opstaat. Het is een algemene categorie.
V: En waarom die categorie?
A: Seksuele interesse naar kinderen toe. Ik zoek op “kids”, dat is mijn interesse.
(feit 2 en 5)V: Ik toon je een foto van een penis, ons bekend als jouw penis, bij de voet van een minderjarig meisje. Ook toon ik je daarbij een foto van jouw penis in de rand de onderbroek bij de billen van het meisje.
A: Ja, dat is [slachtoffer 2] .
(feit 1 en 5)V: Ik toon je een foto van een penis, ambtshalve bekend als jouw penis, tegen de vagina aan van een minderjarig meisje. Jouw penis raakt de rechter buitenschaamlip van het minderjarige meisje. Ook zijn er foto’s van de billen van het meisje waar de onderbroek van naar beneden is getrokken en als de onderbroek nog op zijn plaats zit. Het meisje ligt onder een dekbed met daarop een groen wit roze motief. De kleur van het ondergoed is lichtroze of wit.
V: Wij hebben het idee dat deze foto door jou is genomen in de nacht 2 op 3 juli 2019, toen [slachtoffer 1] bij [dochter verdachte] bleef logeren.
A: Ik wil toevoegen dat het [slachtoffer 1] is. Met [slachtoffer 1] ben ik verder gegaan dan met de anderen.
(feit 5)
V: Ik toon je een foto van een minderjarig meisje, zittend op jouw bank, die bezig is met een
onderbroek aan of uit te trekken. Lichtblauw van kleur. Het meisje is nadrukkelijk gefotografeerd bij haar vagina.
A: Ja, dat is [slachtoffer 3] . De meiden waren lol aan het maken, bloot in huis. Ik had daar wat van gezegd. Ik zei: “Kleed jullie aan”. Toen hebben ze hun onderbroek aangetrokken en heb ik een foto gemaakt.
V: Wanneer is deze foto vervaardigd?
A: In het voorjaar dit jaar.
V: Ik toon je een foto van een minderjarig meisje, zittend op haar knieën op jouw bank, gekleed in onderbroek en een hemdje, wit of lichtgrijs van kleur. Het meisje is nadrukkelijk gefotografeerd bij haar billen. Van deze foto is weer een uitvergroting gemaakt van de billen, ingezoomd als het ware.
A: Ja, dit is wel [slachtoffer 4] . De meiden waren aan het spelen in hun onderbroek. Ik heb die foto heimelijk genomen.
V: Ik toon je een fotoreeks van een minderjarig meisje met lang blond haar, gekleed in een T-shirt met print en een bikini. Ze wordt gefotografeerd met de nadruk op de billen, en deze wordt later weer uitvergroot aangetroffen in jouw bestanden.
A. Ja, dit is [slachtoffer 4] . Dit was in het Lineushof
V: Kan dat 22 juni 2019 zijn geweest?
A: Dat kan, het was voor de zomer, op Lineushof.
V: Ik toon je een fotoreeks van een minderjarig meisje met lang blond haar, gekleed in een roze bikini met een roze tutu. Ze wordt gefotografeerd met de nadruk haar vagina, en deze wordt later weer uitvergroot aangetroffen in jouw bestanden. Wat kun je over deze afbeeldingen vertellen?
A: Ja dat is op hetzelfde moment genomen. En dat is [slachtoffer 5] . Haar achternaam is [slachtoffer 5] .
(feit 7)
V: Het gaat verder bij jou dan alleen bij kinderen. Je hebt ook jouw schoonmoeder heimelijk vastgelegd.
A: Ja, ik wilde weten hoe zij eruit zag. De wekkerradio stond op de kamer, onbewust, die wekker was daar al. Ik dacht: ‘‘maar ik kan dus ook kijken naar die kamer naar mijn schoonmoeder. Ik heb gekeken maar ook opgenomen. Ik heb op opnemen gedrukt.
(Feit 1 t/m 4)
V: Wanneer is de eerste keer dat je ontucht pleegde?
A: Ik denk 2017. Ik weet niet meer met wie, maar 1 van de drie. Het is pas de laatste twee jaar ontstaan.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2020 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
U vraagt of ik [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heb aangeraakt op been, onderbeen, rug en billen. Dat klopt. Het was aanraken.
(feit 1 t/m 4)
Er is wel meer gebeurd. Ik was seksueel gefrustreerd. Ik heb een paar keer een poging gedaan tot het bevredigen van mijzelf bij de meisjes. Vooraf keek ik porno op Xhamster, Daarna ging ik naar de meisjes toe omdat ik iets miste. Ik pakte dan een voetje en trok mijzelf af. Dat heb ik bij alle vier de meisjes gedaan.
(feit 5)
U vraagt waarom ik foto’s maakte. Het lukte niet om mij te bevredigen op het moment zelf. Ik heb er foto’s van gemaakt en geprobeerd om later alsnog aan mijn gerief te komen. Dat lukte niet.
U bespreekt het kringetje van porno kijken, bevrediging zoeken en het lichamelijke missen, voetje pakken, foto’s maken en niet kunnen klaarkomen en weer porno kijken. Of helemaal niks meer doen omdat het niet lukte. De foto’s van de meisjes zijn met dat doel gemaakt.
(Feit 1 en 5)
U bespreekt foto 26, plaatsen penis buitenste schaamlip van [slachtoffer 1] . Dat heb ik gedaan.
(Feit 6)
U, voorzitter, zegt dat meer afbeeldingen zijn aangetroffen, waaronder foto nummer 4, meisje vastgebonden met grijze tape. Ik herken die foto niet. Het klopt dat ik kinderporno heb bekeken. Bekijken en downloaden is iets anders. U zegt dat de politie het in mijn telefoon heeft aangetroffen. Dan is het in mijn geschiedenis aangetroffen, daarin is alles te vinden.
(feit 7)
Het klopt dat mijn schoonmoeder een paar keer bij mij heeft gelogeerd. Toen heb ik de camera geactiveerd. U zegt dat 783 foto’s van haar zijn aangetroffen. Dat klopt.
Ik wist wel wat er aan de hand was en ik had hem uit kunnen zetten op het moment dat zij er was. U zegt dat ik desondanks niet ben gestopt. Dat klopt.
Ten aanzien van feit 1
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina's 14 t/m 20). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 4 juli 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 1] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte tegen [verdachte] namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] ), tussen 2 juli 2019 woensdag 3 juli 2019.
Een proces-verbaal van uitwerking studioverhoor van 21 augustus 2019 (doorgenummerde pagina’s 21 t/m 40). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 5 juli 2019 door het slachtoffer [slachtoffer 1] ten overstaan van de verbalisant afgelegde verklaring:
V: En wie heeft jou dan aangeraakt?
A: [verdachte] .
A: [dochter verdachte] en [slachtoffer 4] durfden niet de bunker in, wij wel. Maar toch ging hij daar bij mijn plasser en billen aanraken.
V: Waarmee zat hij dan aan jouw plasser en je billen?
A: Met zijn handen. (...) Nou, hij ging zo bij m’n jurk zo en toen hij onder mijn onderbroek
V: Je doet zo hè. En kijk, want je zat een beetje onder tafel, ik kon het niet zo goed zien. Dus hij ging zo, onder je jurk.
A: Toen zo, met m’n zo, door m’n onderbroek en dan ging hij zo. ( [slachtoffer 4] tilt met haar rechterhand haar jurk omhoog en stopt haar rechterhand in haar onderbroek)
V: Dus hij ging onder je rok van je jurk en toen ging hij zo, deed hij dat zo zoals je het liet zien, aan de voorkant in je broek?
A: Zo, en dan ging hij zo mijn onderbroek in. ( [slachtoffer 4] herhaalt de beweging met haar hand)
V: En waar komt hij dan met zijn hand, als hij aan de voorkant bij je onderbroek erin gaat?
A: Dan komt hij bij mijn plasser, ging hij daarna, en dan ging hij zo naar mijn achterkant van mijn billen.
V: Oké, ga ik nog even terug naar je plasser, want dan is hij met zijn hand bij je plasser en wat doet hij dan met zijn hand?
A: dan gaat hij zo lang wrijven en daarna gaat hij naar die ander en dan gaat hij daar wrijven.
V: Ook wrijven. En als jij nou gaat staan en je laat je rok gewoon naar beneden, kan je dan
aanwijzen waar hij aan jouw billen wrijft?
A: Hier.
O: [slachtoffer 4] wrijft over haar vagina
V: dat is aan de voor...
A: en daarna hier.
O: [slachtoffer 4] wrijft over haar billen (...)
V: Ja. En die billen, die zo bij mekaar zitten hè, als je dan zo dat spleetje hebt, is het dan dat wrijven op het spleetje of tussen het spleetje van je billen?
A: Op het spleetje
(...)
A: en hij houde me vast, dat ik niet weg kon.
(...)
V: Vertel eens hoe dat ging, dat slapen dan?
A: Nou, [verdachte] bracht ons naar bed en hij ging me wakker knuffelen, terwijl ik aan het slapen was. En hij heb me één keer, voordat hij ging slapen, wakker geknuffeld en één keer midden in de nacht.
V: Hoe lag jij dan?
A: Op m’n rug.
V: En als [verdachte] je dan gaat knuffelen, hoe is hij dan?
A: Nou, gewoon op zijn knieën zitten.
(...)
V: Oké, maar jij ligt. Kan hij dan wel, als hij zit, zo die armen om je heen doen?
A: Ja, hij kruipt er tussenin.
V: Hij kruipt er tussenin. En dat was midden in de nacht?
A: Ja, en de ene keer was voordat hij ging slapen.
V: Hoe weet je dat hij naar bed ging?
A: Omdat hij al in zijn onderbroek was om te slapen.
V: En als hij nou zo met jou knuffelt, zit [verdachte] dan, ligt [verdachte] dan of staat hij of anders?
A: hij ging dus zo ( [slachtoffer 1] gaat op haar knieën zitten op de grond) en dan ging hij zo
O: [slachtoffer 1] buigt voorover
V: Oh, dus hij een beetje over je heen en dan zo vasthouden.
A: Ja.
V: En kon je dan nog iets van het lichaam van [verdachte] voelen, als hij zo half over je heen zit en je zo knuffelt?
A: Nee, alleen zijn armen voelde ik.
V: Oké, en wist [verdachte] dat jij wakker was geworden?
A: Ja.
(...)
V: Dus hoe vaak heeft hij je 's nachts dan geknuffeld?
A: Twee.
Ten aanzien van feit 2
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina's 58 t/m 60) Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 september 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 2] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019 (de rechtbank begrijpt: tussen 1 januari 2017 en 15 juli 2019).
V: Wij hebben net een gesprek gehad waarbij wij u hebben verteld dat er nieuwe
informatie uit het onderzoek naar voren is gekomen waaruit blijkt dat er ontucht bij
uw dochter is gepleegd. Hiervan kunt u aangifte doen en u heeft aangegeven dat u dit
wilt. Klopt dit?
A: Ja, dit wil ik graag doen.
V: U heeft al eerder aangifte gedaan met betrekking tot het bezit van
kinderpornografische afbeeldingen van uw dochter door [verdachte] . Omdat dit een
ander strafbaar feit is zullen we hier opnieuw formeel een aangifte van opnemen.
A: Ja, dat heb ik begrepen.
Ten aanzien van feit 3
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina's 73 t/m 75). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 23 september 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 3] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 3]
Voornamen : [slachtoffer 3]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2017 en 7 juli 2019.
V: Wij hebben net een gesprek gehad waarbij wij u hebben verteld dat er nieuwe informatie uit het onderzoek naar voren is gekomen waaruit blijkt dat er ontucht bij uw dochter, [slachtoffer 3] , is gepleegd. Hiervan kunt u aangifte doen en u heeft aangegeven dat u dit wilt. Klopt dit?
A: Ja.
V: U heeft al eerder aangifte gedaan met betrekking tot het bezit van
kinderpornografische afbeeldingen van uw dochter door [verdachte] . Omdat dit een
ander strafbaar feit is zullen we hier opnieuw formeel een aangifte van opnemen.
A: Ja.
Ten aanzien van feit 4
Een proces-verbaal van verhoor (doorgenummerde pagina's 76 t/m 82). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 22 juli 2019 door getuige [De moeder van slachtoffer 4] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
[verdachte] was in de bunker met de kinderen op donderdag 3 juli 2019.
V: Hoe vaak is [slachtoffer 4] bij [dochter verdachte] thuis geweest, om te spelen?
A: Heel vaak, regelmatig. De laatste twee jaar was [slachtoffer 4] veel bij [dochter verdachte] omdat ik toen zelf een burn-out had. (...) Ik heb verteld aan [slachtoffer 4] dat [partner verdachte] en [verdachte] gaan scheiden. [slachtoffer 4] reageerde : “o, dan zie ik hem niet meer en kan hij me niet meer knuffelen” Ik reageerde hierop: “O knuffelde hij jou dan” Zij zei: “Ja”. Ik zei: “wanneer knuffelde hij je dan” Zij zei dat het in de woonkamer was op de bank en als ze bijna in slaap viel.
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina's 89 t/m 91). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 24 september 2019
door aangeefster [De moeder van slachtoffer 4] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 4]
Voornamen : [slachtoffer 4]
Geboren : [geboortedatum] 2010,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019. (de rechtbank begrijpt: tussen 1 januari 2017 en 15 juli 2019).
V: Wij hebben net een gesprek gehad waarbij wij u hebben verteld dat er nieuwe
informatie uit het onderzoek naar voren is gekomen waaruit blijkt dat er ontucht bij
uw dochter is gepleegd. Hiervan kunt u aangifte doen en u heeft aangegeven dat u dit
wilt. Klopt dit?
A: Ja. Duidelijk.
V: U heeft al eerder aangifte gedaan met betrekking tot het bezit van
kinderpornografische afbeeldingen van uw dochter door [verdachte] . Omdat dit een
ander strafbaar feit is zullen we hier opnieuw formeel een aangifte van opnemen.
A: Ja.
Een proces-verbaal van bevindingen tijdlijn logeren (doorgenummerde pagina 140) van 26 november 2019. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de verbalisant:
Op maandag 22 juli 2019 is er een getuigenverklaring opgenomen van [De moeder van slachtoffer 4] . Tijdens dit verhoor is haar gevraagd een tijdlijn op te maken met betrekking tot de logeerpartijen van [slachtoffer 4] bij [dochter verdachte] [verdachte] . Zij heeft dit kunnen achterhalen vanuit de Whatsapp contacten. Zij mailde het volgende over de logeerpartijen van [slachtoffer 4] bij [dochter verdachte] :
• 03/01/2017 - 04/01/2017: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (alleen [slachtoffer 4] - [dochter verdachte] )
• 31/03/2017 - 01/04/2017: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (alleen [slachtoffer 4] - [dochter verdachte] )
• 06/10/2017 - 07/10/2017: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (alleen [slachtoffer 4] - [dochter verdachte] )
• 30/11/2017 - 01/12/2017: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
)
• 06/01/2018 - 07/01/2018: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (met [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 2] ; de meisjes slapen in de woonkamer)
• 02/03/2018 - 03/03/2018: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (met [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 2] )
• 27/08/2018 - 28/08/2018: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
)
• 31/05/2019 - 01/06/2019: [slachtoffer 4] logeert bij [dochter verdachte] (alleen [slachtoffer 4] - [dochter verdachte] ).
Moeder geeft aan dat zij vermoed dat [slachtoffer 4] die dag het gele ondergoed aanhad, conform de foto die haar tijdens het getuigenverhoor is getoond.
Ten aanzien van feit 5
Een proces-verbaal van verhoor (doorgenummerde pagina’s 115 t/m 128). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 juli 2019 door getuige [partner verdachte] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Ik had de foto’s gevonden waarbij was ingezoomd op het kruis, dat was bij [slachtoffer 5] .
Dat was tijdens het feestje van [dochter verdachte] bij het Linneaushof. [slachtoffer 5] zat met hem op een soort schommelding en de foto was in het kruis genomen. [slachtoffer 5] was een van de kindjes die was uitgenodigd op het partijtje.
V: Wanneer was het feestje van [dochter verdachte] ?
A: Op 22 juni 2019.
(...)
V: Wie gebruikte die laptop allemaal?
A: Alleen [verdachte] .
V: Hoeveel foto’s trof jij vervolgens aan?
A: Eén foto van [slachtoffer 5] , één foto van het kruis van [slachtoffer 2] en 5 of 6 foto’s van [slachtoffer 2] onder de douche.
V: Wanneer waren deze foto’s gemaakt?
A: Die van [slachtoffer 2] zijn gemaakt toen zij van vrijdag 5 juli op zaterdag 6 juli bij ons logeerde. En die van het partijtje van [dochter verdachte] , van [slachtoffer 5] , die zijn op 22 juni 2019 gemaakt.
Een proces-verbaal van bevindingen beschrijving kinderpornografisch materiaal (doorgenummerde pagina's 369 t/m 383). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de verbalisant:
Ik, verbalisant, [verbalisant] , als generalist tactische opsporing werkzaam bij Team Zeden Noord- Holland, gecertificeerd zedenrechercheur van de politie Eenheid Noord-Holland, verklaar het volgende. In het opsporingsonderzoek contra: [verdachte] is op donderdag 11 juli 2019 en op vrijdag 12 juli 2019 op [adres] binnengetreden en werden goederen in beslag genomen. De navolgende goederen zijn in beslag genomen:
- 1039514 Mobiele telefoon Oneplus
- 1.1.5 Usb Sandisk
- A.1.2.1 HP laptop
Ik, verbalisant, heb nader onderzoek ingesteld in het ter beoordeling aangeboden materiaal.
Alle in het onderzoek betrokken goederen heb ik, verbalisant, visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Vervolgens heb ik, verbalisant vastgesteld dat hierop in totaal 1195 afbeeldingen voorkwamen die kinderpornografisch zijn. Deze foto’s zijn allen bekeken en de inhoud daarvan is verwerkt in de bijgevoegde collectiescan, die als bijlage I bij dit proces-verbaal is gevoegd.
Bijlage II bevat een overzicht van de aantallen aangetroffen kinderpornografische foto’s en films/video’s. Het overzicht geeft per in beslag genomen voorwerp weer in welke hoeveelheden de foto’s en/of films/video’s aanwezig waren.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 45, p. 382
[bestandsnaam] modified date : 19-04-2019 04:10:44.
Dit betreft een foto van een kind en een stijve penis, waarbij de eikel van de penis in de onderbroek van het kind is gestoken. Groen tapijt is zichtbaar. Het kind lijkt op dit tapijt te liggen. Het kind ligt met haar bovenlichaam onder een roze dekbedhoed. Het kind draagt een onderbroek met hartjes motief. Aan de linkerzijde van de foto is een blote buik met haren te zien. Te zien is dat de man een donkerblauwe onderbroek draagt, welke deels opzij is geschoven, waardoor de penis uit de onderbroek steekt. Op de penis zijn 4 kleine witte littekens te zien. Uit onderzoek is gebleken dat het hier om [slachtoffer 2] gaat.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 26, p. 381
[bestandsnaam]
Dit betreft een kleurenfoto waarover verdachte [verdachte] verklaart dat hij dit samen met [slachtoffer 1] is. Op de kleurenfoto zijn de linkerhand, de buik en penis van de verdachte te zien. Tevens zie ik de ontblote vagina van een meisje. De rest van het lichaam van het meisje is niet te zien en deels bedekt onder een groen dekbed. Ik zie dat de linkerhand de voorzijde van de onderbroek van het meisje zodanig opzij schuift dat de vagina van het meisje zichtbaar wordt. Ik zie dat de stijve penis van tegen de vagina van het meisje aan drukt.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 37, p. 381
[bestandsnaam]
Deze foto maakt deel uit van een serie.Uit onderzoek is gebleken dat op deze kleurenfoto het onderlichaam van [slachtoffer 3] staat afgebeeld. Op de foto is haar gezicht niet te zien. Ik zie dat het onderlichaam van het meisje geheel naakt is. Ik zie dat het meisje met haar benen wijd zit en dat haar rechterbeen zodanig is opgetrokken dat de vagina van het meisje duidelijk zichtbaar is. Ik zie dat het meisje haar onderbroek wil aantrekken.
A.1.1.5 Sandisk USB
Foto 50, p. 383
[bestandsnaam]
Uit onderzoek is gebleken dat dit een foto betreft van [slachtoffer 4] . Deze foto maakt deel uit van een serie. In deze serie is [slachtoffer 4] met [dochter verdachte] in de woonkamer van de verdachte aan het spelen. Ik zie dat [slachtoffer 4] alleen gekleed is in een onderbroekje. Ik zie dat ze met de rug naar de camera toe staat. Ik zie dat ze voorbover buigt. Ik zie dat haar onderbroekje zodanig in haar bilnaad kruipt, dat de vorm van haar billen goed waar te nemen is.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 9, p. 379 en 380
[bestandsnaam]
Uit onderzoek is gebleken dat dit een kleurenfoto betreft waarop [slachtoffer 5] staat afgebeeld. Deze foto maakt deel uit van een serie foto's waarop te zien is dat [slachtoffer 5] samen met verdachte [verdachte] in een schommel zit. Op de foto zijn alleen de schoenen van de verdachte te zien. Ik zie dat het meisje tegenover de verdachte zit met haar voeten op het zitje van de schommel. Ik zie dat haar billen het zitje niet raken. Ik zie dat het meisje een roze jurkje draagt. Ik zie dat de camera volledig gericht is op het kruis van het meisje. Ik zie dat het meisje haar knieën een klein stukje uit elkaar houdt en dat daardoor de aandacht volledig is gericht op het kruis van het meisje. Meer dan vermoedelijk is de foto een bewerking van een andere foto.
A.1.2.1-HPLaptop
Foto 11, p.380
[bestandsnaam]
Uit onderzoek is gebleken dat het hier om een foto gaat welke in de auto van verdachte [verdachte] genomen is. Deze foto maakt deel uit van een hele serie foto's. Uit onderzoek is gebleken dat het meisje op de foto [slachtoffer 2] betreft. Op de foto is te zien dat [slachtoffer 2] haar benen zodanig wijd houdt dat hij kruis goed te zien is. Het bovenlichaam van het meisje is niet te zien. Het camerastandpunt is volledig op het kruis van het meisje gericht.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 46, p. 382
[bestandsnaam]
File modified date: 19-04-2019
Dit betreft een foto van een kindervoet met daarbij een stijve penis. Het voetje ligt op een witte dekbedhoes of matras. De verdere ondergrond is groen, dit lijkt op tapijt. De penis heeft 4 opvallende littekens. Dit zijn vier witte verkleuringen ongeveer in het midden van de penis. Door het camerastandpunt van bovenaf genomen lijkt het alsof de stijve penis de tenen van het voetje aanraakt, maar het is vanuit dit oogpunt niet goed te zien of dit daadwerkelijk zo is. Het schaamhaar aan de bovenkant van de penis is duidelijk waarneembaar. Tevens is een klein stukje van de onderbroek of hemd van de man te zien. Uit onderzoek is gebleken dat het hier om het voetje van [slachtoffer 2] zou gaan.
Bijlage 2
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 41 t/m 44). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 23 september 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 1] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 2 juli 2019 en 3 juli 2019.
V: Wij hebben net een gesprek gehad waarbij wij u hebben verteld dat er nieuwe
informatie uit het onderzoek naar voren is gekomen waaruit blijkt dat er
kinderpornografisch materiaal is gemaakt van uw dochter [slachtoffer 1] . Hiervan kunt u aangifte
doen en u heeft aangegeven dat u dit wilt. Klopt dit?
A: Ja.
V: U heeft al eerder aangifte gedaan met betrekking tot het plegen van ontucht door
[verdachte] bij [slachtoffer 1] . Omdat dit een ander strafbaar feit is zullen we hier opnieuw
formeel een aangifte van opnemen.
A: Ja.
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 53 t/m 57). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 juli 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 2] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] .
V: Wij hebben twee foto's aangetroffen van billen in onderbroek. Wij willen weten of jullie dit ondergoed herkennen. Foto 1, is dit een onderbroek van [slachtoffer 2] ?
A: Ik herken dit wel als een onderbroek van [slachtoffer 2] .
V: Foto 2, gele onderbroek. Wat herken je op deze foto?
A: Ja, dit is [slachtoffer 2] .
V: Deze foto is gemaakt op 21 februari 2019. Deze foto is ingezoomd. Maar bij deze foto zit een stijve penis tegen het onderbroekje aan. Wij denken dat dit [slachtoffer 2] is.
A: Ja dit is de onderbroek van [slachtoffer 2] .
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 68 t/m 72). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 augustus 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 3] ten overstaan van de verbalisant afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 3]
Voornamen : [slachtoffer 3]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte] .
A: Je hebt mij foto's laten zien, gezegd dat het [slachtoffer 3] was, en dan specifieker. Ze
had ondergoed aan wat niet van haar was. Dat kan nog, omdat zij was blijven slapen en dan kun je wel eens wat lenen. Maar het ondergoed was naar beneden getrokken, en het was gefocust op haar billen. Er was een moedervlek op de foto te zien en ik ben dat
later nagegaan. De moedervlek zit op [slachtoffer 3] linker bil, ik heb dat gecontroleerd en het is voor 100% mijn dochters linker bil op de foto.
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 83 t/m 88). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 28 augustus 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 4] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 4]
Voornamen : [slachtoffer 4]
Geboren : [geboortedatum] 2010,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] .
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 92 t/m 95). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 oktober 2019 door aangeefster [De moeder van slachtoffer 5] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam : [slachtoffer 5]
Voornamen : [slachtoffer 5]
Geboren : [geboortedatum] 2011,
en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op [adres] tussen 1 januari 2019 en 15 juli 2019.
V: Waar wil je aangifte van doen?
A: Van de foto’s die van [slachtoffer 5] gemaakt zijn.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] .
Ten aanzien van feit 6
Een proces-verbaal van bevindingen beschrijving kinderpornografisch materiaal (doorgenummerde pagina's 369 t/m 383). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van de verbalisant:
Ik, verbalisant, [verbalisant] , als generalist tactische opsporing werkzaam bij Team Zeden Noord- Holland, gecertificeerd zedenrechercheur van de politie Eenheid Noord-Holland, verklaar het volgende In het opsporingsonderzoek contra: [verdachte] is op donderdag 11 juli 2019 en op vrijdag 12 juli 2019 op het [adres] binnengetreden en werden goederen in beslag genomen. De navolgende goederen zijn in beslag genomen: 1039514 Mobiele telefoon Oneplus.
Ik, verbalisant, heb nader onderzoek ingesteld in het ter beoordeling aangeboden materiaal.
Alle in het onderzoek betrokken goederen heb ik, verbalisant, visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal.
1039514-GoogleOnePlus
Foto 4 p.379
[bestandsnaam]
.
Ik zie een meisje in de geschatte leeftijd tussen de 6 en 9 jaar oud. Ik zie dat haar armen bij haar lichaam zijn gebonden met grijs tape. Ik zie tevens dat haar mond is afgeplakt met dit grijze tape. Ik zie dat ze in de camera kijkt. Door de houding van haar armen zie ik dat ze haar handen bij haar kruis houdt, haar handen zijn echter niet te zien.
Ten aanzien van feit 7
Een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina's 96 en 97). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 november 2019 door aangeefster [slachtoffer 6] ten overstaan van de verbalisant afgelegde verklaring:
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op de locatie [adres] , tussen 1 april 2018 en 1 april 2019.
[verdachte] is de partner van mijn dochter. Er waren afbeeldingen aangetroffen op zijn computer en ik zou ervan schrikken. U heeft me zojuist twee foto's getoond op de computer. Ik schrik behoorlijk van deze foto's. Ik zie dat ik zelf op deze foto’s sta en dat ik me aan het omkleden ben. Ik zie dat ik helemaal naakt ben. Ik zie dat de foto's gemaakt zijn op de slaapkamer bij mijn dochter [partner verdachte] thuis. Ik heb niemand toestemming gegeven om mij te filmen of te fotograferen.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen inhoudende onderzoek gedownloade bestanden ‘ [slachtoffer 6] ’ (los in dossier) van 24 december 2019. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van de verbalisant:
Ik, verbalisant, heb onderzoek gedaan binnen de tijdlijn van de inbeslaggenomen laptop van verdachte. Dit betreft een laptop van het merk HP, type HP620, serienummer 5CG1101G13, kleur zwart/antraciet. Ik, verbalisant, trof onder andere de navolgende acties aan, uitgevoerd door de gebruiker van de genoemde laptop:
Ik kan opmaken dat op 31 oktober 2019 te 13:43 uur vanaf de laptop met het account " [verdachte] '' een bestand met de naam [bestandsnaam] is gedownload met behulp van een Raspberry Pi VPN. Direct hierna is het hierboven genoemde .jpg-bestand in een Afbeelding-map met de naam ' [slachtoffer 6] ' geplaatst. Ik, verbalisant, heb onderzoek gedaan naar het nummer " [bestandsnaam] ". Ik zag dat er 313 afbeeldingen waren met een dergelijke bestandsnaam, welke allen begonnen met de combinatie [bestandsnaam] . Ook in de bij de netwerkzoeking veiliggestelde bestanden uit de Mega Cloud van de verdachte trof ik 26 afbeeldingen aan met deze bestandsnaam. Ik zag dat deze bestanden in de map ' [slachtoffer 6] ' stonden. Deze map bevond zich in de genoemde cloud in de map 'X'. Ik zag dat er 4 LNK- bestanden aanwezig waren op de computer met de bestandsnaam [bestandsnaam] ( ... ). Deze LNK-bestanden zijn aangemaakt op 27 en 29 (de rechtbank begrijpt 28) februari en de betreffende bestanden zijn. Een netcam betreft een camera die verbonden kan worden met een (wifi-)netwerk. In de folder C:\Users\ [verdachte] \Downloads\netcam trof ik 36 foto's aan. Deze foto's waren allen op 27 en 28 februari 2019 opgeslagen en waren allen opgenomen in dezelfde kamer vanaf de zelfde positie. Op 27 van deze afbeeldingen was de schoonmoeder van de verdachte in beeld, ook terwijl zij zich aan het omkleden was. Ik heb gezien dat deze camera grotendeels is opgesteld in een kamer waar de schoonmoeder van de verdachte zich regelmatig omkleedde en verbleef.

Voetnoten

2.In afwijking van de schriftelijke vordering benadeelde partij heeft de raadsvrouw de vordering ten aanzien van materiële schade ter terechtzitting met € 1000,- verhoogd.
3.Correctie I op de vordering benadeelde partij