ECLI:NL:RBNHO:2020:4807

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
19/1859
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning voor zelfstandige horeca na herstel van gebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor zelfstandige horeca. De eisers, de heer [eiser] en mevrouw [eiseres], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat op 1 december 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde-partij voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het bestreden besluit van 11 september 2018 verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond. Na een tussenuitspraak op 8 januari 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in de motivering te herstellen, heeft verweerder op 18 februari 2020 een aanvullende motivering ingediend. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 28 mei 2020.

De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat de gebreken zijn hersteld en dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. De rechtbank heeft overwogen dat de geluidsoverlast van de horecagelegenheid niet zodanig is dat het woon- en leefklimaat van eisers onevenredig wordt geschaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen de horecagelegenheid en de woning van eisers voldoende is en dat er geen sprake is van geluidsreflectie die het woonklimaat negatief beïnvloedt. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 174,- dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1859

Einduitspraak na tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2020in de zaak tussen

de heer [eiser] en mevrouw [eiseres] , te [woonplaats] ,

eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder (gemachtigde: [naam 1] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], vertegenwoordigd door de heer [naam 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van zelfstandige horeca, op de locatie [locatie 1] [woonplaats] .
Bij besluit van 11 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit, onder aanpassing van de motivering, ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft na onderzoek ter zitting van 7 november 2019 op 8 januari 2020 een tussenuitspraak gedaan en verweerder in de gelegenheid gesteld het in die uitspraak geconstateerde gebrek te herstellen.
Bij brief van 18 februari 2020 heeft verweerder een aanvullende motivering van het bestreden besluit aan de rechtbank doen toekomen.
Bij brief van 23 april 2020 hebben eisers hun zienswijze gegeven op deze aanvullende motivering.
Bij brief van 28 mei 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. De rechtbank heeft in overweging 17 van de tussenuitspraak overwogen dat verweerder nader moet motiveren dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt geschaad als de aan de [derde belanghebbende] ondersteunende horecagelegenheid ook zal worden opengesteld voor buurtbewoners.
3. Verweerder heeft voor wat betreft de mogelijke geluidsoverlast aangevoerd dat niet alleen de richtafstand uit de Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ tussen de horecagelegenheid en het appartement van eisers ruim in acht is genomen, maar ook dat de gevel van de horecagelegenheid niet gericht is naar de woning van eisers (rechts van het pand). Van een reflectie van geluid is geen sprake. Het appartementencomplex aan het [locatie 2] heeft een ovale vorm zodat reflectie van geluid richting de woning van eisers niet aan de orde is. Ook wordt er geen geluid vanuit de horecagelegenheid weerkaatst via andere omliggende panden naar de woning van eisers. De gevels van deze andere panden staan haaks op de linker gevel van het pand. Voorts gaat verweerder ervanuit dat het pand voor wat betreft geluidwerende materialen voldoet, nu ten tijde van de bouw van het pand in 1994 het Bouwbesluit 1992 gold. Ter zitting is het verweerder gebleken dat eisers met name overlast ervaren door feesten met versterkte muziek, maar het geven van feesten valt niet onder het bereik van de vergunning.
4. Eisers hebben in hun schriftelijke reactie aangevoerd, voor zover hier van belang, dat het gebrek niet is hersteld. Er heeft ter plaatse geen onderzoek plaatsgevonden en er zijn geen geluidsmetingen verricht. De kleinste afstand tussen het perceel en de woning van eisers is 13 meter. Er is weliswaar geen sprake van geluidsreflectie in verband met het ovale appartementencomplex aan het [locatie 2] , maar wel in verband met de volgende omstandigheden:
( i) de woning van eisers is hoger gelegen dan het pand;
(ii) de horecagelegenheid staat in open verbinding met de gang naar de squashbanen in het rechterdeel van het pand. De dakbedekking is daar onvoldoende geluidwerend;
(iii) het dak van de squashbanen is hoger gelegen, dan de rest van het dak van het pand, zodat geluid weerkaatst tegen de zij- en achterkantgevel van de woning van eisers; en
(iv) er is sprake van een soort van trechter tussen het pand, het appartementencomplex met daarin de woning van eisers en (via de laad- en losplaats) het gebouw aan de [locatie 3] .
Het pand en het perceel zijn niet geschikt voor een zelfstandige horecagelegenheid. Er worden feesten gegeven. Die feesten en het stemgeluid van bezoekers voor de deur van het pand leiden tot overlast. Tot slot wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de toch al zware geluidsbelasting ter plaatse door onder andere de achter de woning van eisers gelegen laad-en losplaats.
Overwegingen rechtbank
5. Zoals vastgesteld in de tussenuitspraak is tussen partijen niet in geschil dat voldaan is aan de richttafstand van de VNG-Handreiking. Uitgangspunt is derhalve dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is, tenzij bijzondere omstandigheden anders met zich meebrengen. Thans staat ter beoordeling of de door eisers genoemde omstandigheden aannemelijk maken dat -ondanks de afstand tussen de woning van eisers en het perceel van derde-partij- een goed woonklimaat niet langer gewaarborgd is als de horecafunctie wordt uitgebreid.
6. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank overtuigend uiteengezet dat geen sprake is van een zodanige mate van reflectie van geluid dat een goed woonklimaat niet langer gewaarborgd is. Daarbij is van belang dat het horecagedeelte in het linkerdeel van het pand van derde-partij gelokaliseerd is, terwijl de woning van eisers rechts van het pand gelegen is. Het horecadeel van het pand heeft twee buitenmuren: een korte gevel aan de voorkant (met rechts daarvan de hoofdingang van het pand) en een lange gevel aan de linkerkant van het pand. De (lange linker-)gevel van het café is gericht naar de woningen aan [locatie 2] . Dit laatstgenoemde gebouw heeft een ovale vorm. Tussen partijen is niet in geding dat geluidsreflectie via dit gebouw richting de woning van eisers (zeer) gering zal zijn. De (gevels van de) overige panden rondom het horecagedeelte staan haaks op de linker- gevel van het pand. De gevel aan de voorkant van het pand grenst aan de weg. De rechtbank acht met verweerder aannemelijk dat geluid in een dergelijke setting in volume afneemt richting de woning van eisers. Het feit dat de afstand van het gebouw waarin het café zich bevindt tot de woning van eisers 13 meter bedraagt, doet aan dit uitgangspunt niet af, want geluid zal ook inpandig in volume afnemen. Dat het pand niet zou voldoen aan de van toepassing zijnde regels ten aanzien van constructie en isolatie is weliswaar gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt. Dat geluid uit het café zodanig zal reflecteren via het verhoogde dak boven de squashbanen dat eisers er onevenredig veel last van zullen krijgen, is evenmin aannemelijk geworden. Ook als enige geluid zou lekken door de schuine kunststofdakplaten boven de gang voor de squashbanen, zal dit gezien de afstand tussen de caféruimte en de woning van eisers niet substantieel zijn, althans dat is niet genoegzaam gebleken. Bij deze stand van zaken ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder nader onderzoek en/of geluidsmetingen had moeten verrichten.
7. Ten aanzien van de door eisers gestelde geluidsbelasting als een gevolg van het organiseren van feesten, overweegt de rechtbank dat het geven van feesten niet valt onder de reikwijdte van de vergunning. De mogelijke overlast als het gevolg hiervan, vormt derhalve geen onderdeel van de toets naar het woon- en leefklimaat als gevolg van de gewijzigde vergunning.
8. Dat cumulatie met geluid van horecagelegenheden in panden rondom het café van derde-partij zal leiden tot een reëel gevaar voor het woonklimaat is evenmin aannemelijk geworden. De enkele omstandigheid dat zich in de nabijheid van het pand van eisers meerdere horecagelegenheden bevinden is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor geluid dat samenhangt met het extra laden en lossen als gevolg van omzetting naar zelfstandige horeca. Gezien de geldende planbestemmingen moeten omwonenden bovendien met enig horecageluid (waaronder geluid van laden en lossen) rekening houden.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten aanzien van de in overweging 17 van de tussenuitspraak genoemde omstandigheden op afdoende wijze heeft gemotiveerd dat dit geen omstandigheden zijn die aan een goed woon- en leefklimaat in de weg staan. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld.
10. Omdat de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen dat het bestreden besluit in strijd met onder meer artikel 3:2 van de Awb is genomen, is het beroep van eisers gegrond en dient het besluit te worden vernietigd. Verweerder heeft met zijn nadere motivering zoals opgenomen in overweging 3.1 van deze uitspraak, het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
11. In de tussenuitspraak is overwogen dat in de einduitspraak zal worden beslist over een vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht en de proceskosten. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat niet gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De beslissing is gedaan op 3 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.