In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor zelfstandige horeca. De eisers, de heer [eiser] en mevrouw [eiseres], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat op 1 december 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde-partij voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het bestreden besluit van 11 september 2018 verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond. Na een tussenuitspraak op 8 januari 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in de motivering te herstellen, heeft verweerder op 18 februari 2020 een aanvullende motivering ingediend. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 28 mei 2020.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat de gebreken zijn hersteld en dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. De rechtbank heeft overwogen dat de geluidsoverlast van de horecagelegenheid niet zodanig is dat het woon- en leefklimaat van eisers onevenredig wordt geschaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen de horecagelegenheid en de woning van eisers voldoende is en dat er geen sprake is van geluidsreflectie die het woonklimaat negatief beïnvloedt. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 174,- dient te vergoeden.