ECLI:NL:RBNHO:2020:4308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
8252142 \ CV EXPL 20-61
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering tegen onderbewindgestelde door gebrek aan dagvaarding van de bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. en een onderbewindgestelde, aangeduid als [gedaagde]. Tele2 had een vordering ingesteld tegen [gedaagde], maar verzuimde de bewindvoerder te dagvaarden, wat leidde tot niet-ontvankelijkheid van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat, volgens artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt in en buiten rechte. Tele2 was op de hoogte van de onderbewindstelling en had de bewindvoerder moeten dagvaarden. De kantonrechter wees erop dat de bewindvoerder in een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed betrokken moet worden, en dat Tele2, door alleen [gedaagde] te dagvaarden, niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechter concludeerde dat de omstandigheden geen uitzondering op deze regel rechtvaardigden, en dat Tele2 als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8252142 \ CV EXPL 20-61 WD
Uitspraakdatum: 17 juni 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tele2 Nederland B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Tele2
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen

1.[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: M.A. Woudenberg (DAS)
2.
[bewindvoerder]en 3.
[bewindvoerder], beiden in hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[gedaagde]beiden wonende te [woonplaats]
verder te noemen: de bewindvoerders
gemachtigde: M.A. Woudenberg (DAS)

1.Het procesverloop

1.1.
Tele2 heeft bij dagvaarding van 13 december 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Tele2 heeft hierop schriftelijk gereageerd, alsmede de bewindvoerders opgeroepen in dit geding te verschijnen, waarna [gedaagde] en de bewindvoerders een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.Het geschil

2.1.
Tele2 vordert, na wijziging van eis bij repliek, dat de bewindvoerders in gemelde hoedanigheid worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.058,63, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] en de bewindvoerders voeren verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het meest verstrekkende verweer is dat Tele2 niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, omdat het vermogen van [gedaagde] onder bewind is gesteld en Tele2 derhalve de vordering bij dagvaarding jegens de bewindvoerders in had moeten stellen en niet jegens [gedaagde] .
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer moet worden gehonoreerd. Hiertoe is het volgende reden gevend.
3.3.
Artikel 1: 441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de bewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt. Artikel 1:442 lid 1 BW bepaalt, voor zover van belang, dat regels die de bevoegdheid van een bewindvoerder betreffen en feiten die voor een oordeel omtrent zijn bevoegdheid van belang zijn, niet aan een wederpartij kunnen worden tegengeworpen, indien deze daarmee niet bekend was of had behoren te zijn.
3.4.
Bij beschikking van de kantonrechter van 17 augustus 2017 zijn de goederen van [gedaagde] onder bewind gesteld in de zin van 1: 431 lid 1 BW en zijn de bewindvoerders als zodanig benoemd. Dit bewind duurt nog steeds voort en de bewindvoerders functioneren nog steeds als zodanig. Dit brengt mee dat Tele2 de bewindvoerders had dienen te dagvaarden en dat Tele2, die niet de bewindvoerders maar uitsluitend [gedaagde] heeft gedagvaard, in beginsel niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard. Hierop dient slechts een uitzondering te worden gemaakt, indien Tele2 niet met de onderbewindstelling bekend was of had behoren te zijn.
3.5.
Tele2 heeft erkend dat haar (toenmalige) gemachtigde op 15 november 2017 door de gemachtigde van de bewindvoerders van de onderbewindstelling op de hoogte is gebracht. Voorts is gebleken dat nadien de betreffende gemachtigden hebben gecorrespondeerd om onderhavige zaak in der minne te schikken. Dit is niet gelukt en de pogingen daartoe zijn eind december 2018 gestaakt, waarna Tele2 op 13 december 2019 [gedaagde] heeft gedagvaard en onderhavige procedure heeft opgestart.
3.6.
De gegeven omstandigheden rechtvaardigen niet de in de slotzin van r.o. 3.4. bedoelde uitzondering. Tele2, die eind december 2018 nog via haar gemachtigde met de bewindvoerders heeft gecorrespondeerd, heeft ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding (medio december 2019) geen redelijke aanleiding gehad om te veronderstellen dat de onderbewindstelling inmiddels was opgeheven. De opheffing van de onderbewindstelling kon redelijkerwijs niet worden afgeleid uit de door Tele2 gedane inzage in het in artikel 1: 391 lid 1 BW bedoelde register, omdat onderhavig bewind daarin niet was geregistreerd. De opheffing van het bewind heeft Tele2 evenmin redelijkerwijs af mogen leiden uit het feit dat [gedaagde] inmiddels was verhuisd en niet antwoordde op namens Tele2 aan het nieuwe adres van [gedaagde] gerichte aanmaningen.
3.7.
Tele2 heeft met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) nog aangevoerd dat zij na het uitbrengen van de dagvaarding de bewindvoerders bij brief heeft opgeroepen en dat deze hierop ook in het geding zijn verschenen en zich door dezelfde gemachtigde laten bijstaan als [gedaagde] . Dit brengt, aldus Tele2, mee dat de bewindvoerders het geding van [gedaagde] hebben overgenomen en als formele procespartij hebben te gelden. De kantonrechter volgt Tele2 hier niet in.
3.8.
In genoemd arrest heeft de Hoge Raad, voor zover van belang, als volgt overwogen:
“In een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient de bewindvoerder, en dus niet de rechthebbende, in rechte te worden betrokken. Indien een wederpartij die niet met het bewind bekend was of had behoren te zijn, echter een geding tegen de rechthebbende zelf aanhangig heeft gemaakt, kan de bewindvoerder in rechte verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. Daarvoor zijn geen bijzondere formaliteiten vereist; een daartoe strekkende brief aan de wederpartij en de rechter volstaat. Indien een rechtsmiddel wordt aangewend tegen een rechterlijke uitspraak in een geding waarin de bewindvoerder niet optrad als formele procespartij maar waarin de rechthebbende zelf partij was, dient dit (eveneens) te geschieden door of tegen de bewindvoerder. Wordt het rechtsmiddel aangewend door of tegen de rechthebbende zelf, dan is het vorenstaande overeenkomstig van toepassing.
In het geval de wederpartij in de loop van het geding bekend wordt met het bewind, kan hij de bewindvoerder oproepen, desgewenst bij aangetekende brief, om in het geding te verschijnen teneinde dit verder ten behoeve van de rechthebbende te voeren. Indien de rechter in de loop van het geding van het bewind op de hoogte raakt dient hij, zo nodig ambtshalve, in een tussenuitspraak de meest gerede partij in staat te stellen de bewindvoerder op te roepen om in het geding te verschijnen.”
3.9.
Uit dit citaat volgt dat de mogelijkheid van een procespartij als Tele2 om een bewindvoerder hangende een lopend geding op te roepen om in dit geding alsnog te verschijnen, slechts bestaat indien de betreffende procespartij bij aanvang van het geding niet bekend was met het bewind en evenmin daarmee bekend had behoren te zijn. Uit hetgeen hiervoor onder 3.5. en 3.6. is overwogen, volgt dat deze situatie zich hier niet voordoet.
3.10.
De slotsom is dat Tele2 niet- ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard. Het feit dat zowel [gedaagde] als de bewindvoerders zich door dezelfde gemachtigde laten bijstaan, leidt niet tot een ander oordeel.
3.11.
Tele2 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de bewindvoerders worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart Tele2 niet-ontvankelijk in haar vordering;
4.2.
veroordeelt Tele2 tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de bewindvoerders worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van de bewindvoerders.
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter