ECLI:NL:RBNHO:2020:4105
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering
Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.G.M. Ceder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Eisers hebben op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 31 januari 2020, die betrekking had op de intrekking en terugvordering van hun bijstandsuitkering over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 mei 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eisers in hun beroepschrift geen gronden hebben vermeld, zoals vereist door artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Na een verzoek van de rechtbank op 16 maart 2020 om dit verzuim te herstellen, hebben eisers geen tijdig antwoord gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 16 maart 2020 op regelmatige wijze is bezorgd op het kantooradres van de gemachtigde van eisers, en dat er geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding.
Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De later ontvangen gronden van beroep op 26 mei 2020 hebben niet geleid tot een ander oordeel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.