ECLI:NL:RBNHO:2020:3644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/15/281891 / HA ZA 18-781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door Stichting Claim Makelaar in Grond tegen Multirisk Diensten B.V. en [gedaagde] wegens bedrog en dwaling

In deze civiele zaak vordert de Stichting Claim Makelaar in Grond (hierna: de Stichting) een bedrag van € 458.928,83 van Multirisk Diensten B.V. en [gedaagde], als gevolg van vermeend bedrog en dwaling bij de totstandkoming van advertentieovereenkomsten met 184 contractanten. De Stichting stelt dat de contractanten door onjuiste mededelingen van [gedaagde] zijn bewogen om met Multirisk een overeenkomst aan te gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting niet aan haar stelplicht heeft voldaan, omdat zij niet per individuele contractant heeft aangetoond dat deze is misleid. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de Stichting op basis van bedrog en dwaling niet toewijsbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank ook de vordering van Multirisk c.s. in reconventie afgewezen, waarbij Multirisk c.s. de Stichting verwijt onrechtmatig te hebben gehandeld door contractanten te ronselen en onjuiste informatie te verspreiden. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de Stichting onrechtmatig heeft gehandeld en wijst alle vorderingen af, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/281891 / HA ZA 18-781
Vonnis van 13 mei 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING CLAIM MAKELAAR IN GROND,
gevestigd te Boxtel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.R. Gerritsen te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MULTIRISK DIENSTEN B.V.
tevens handelend onder de naam
MAKELAARINGROND.NL,
gevestigd te Katwijk,
2.
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.C. van Rijswijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de Stichting, Multirisk en [gedaagde] worden genoemd. Multirisk en [gedaagde] zullen samen worden aangeduid als Multirisk c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 november 2018 met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties,
  • het tussenvonnis van 23 januari 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2019 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Zoals uit het proces-verbaal van comparitie volgt, moet nog worden beslist of de op 3 juni 2019 ontvangen akte overleggen producties in conventie en reconventie, tevens vermeerdering/vermindering eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties van de Stichting (hierna: de akte/conclusie van de Stichting) en de van Multirisk c.s. op 6 november 2019 ontvangen akte houdende overlegging nadere producties tevens akte houdende uitlating producties en uitlating eiswijziging tevens akte wijziging van eis in reconventie met producties (hierna: de akte van Multirisk c.s.) aan het procesdossier worden toegevoegd.
eiswijziging conventie
1.2.1.
In plaats van de oorspronkelijke hoofdsom van € 245.833 vordert de Stichting thans € 458.928,83. Deze eisvermeerdering ziet op vorderingen van 87 contractanten die de Stichting - bovenop de oorspronkelijke vorderingen van 99 andere contractanten - stelt gecedeerd te hebben gekregen. Volgens Multirisk c.s. gaat het om geheel nieuwe vorderingen van nieuwe materiële procespartijen. Omdat een dergelijke eiswijziging op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet mogelijk is en in strijd is met de goede procesorde, moet de eiswijziging worden geweigerd, aldus Multirisk c.s.
1.2.2.
Het bezwaar van Multirisk c.s. wordt verworpen. Uitgangspunt is dat de Stichting haar eis en de gronden daarvan kan vermeerderen of veranderen zolang nog geen eindvonnis is gewezen, tenzij dit in strijd is met de goede procesorde (artikel 130 lid 1 Rv). Voor zover de contractanten als de materiële procespartijen zijn aan te merken, sluit dit toepasselijkheid van artikel 130 lid 1 Rv niet uit. Een eiswijziging is in strijd met de goede procesorde als daardoor de gedaagde onredelijk in zijn verdediging wordt bemoeilijkt of de procedure onredelijk wordt vertraagd. Daarvan is hier naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake. De Stichting voegt met haar eiswijziging weliswaar feitelijk een substantieel aantal nieuwe vorderingen van andere contractanten aan haar vordering toe, maar het gaat om gelijksoortige vorderingen waaraan zij dezelfde rechtsgronden ten grondslag legt. Daarbij is de hoedanigheid waaronder de Stichting haar oorspronkelijke vordering heeft ingesteld
- namelijk die van (beweerdelijk) cessionaris/schuldeiser - ongewijzigd gebleven. Gelet op de op 6 november 2019 ontvangen akte van Multirisk c.s. had Multirisk c.s. bovendien de gelegenheid en voldoende tijd om op de eiswijziging van de Stichting te reageren. De rechtbank zal bij de beoordeling van het geschil in conventie dan ook de gewijzigde eis tot uitgangspunt nemen. Voor het overige is geen bezwaar gemaakt tegen de akte/conclusie van de Stichting, zodat deze in zijn geheel aan het procesdossier wordt toegevoegd.
akte van Multirisk c.s.
1.2.3.
De Stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de akte van Multirisk c.s. Volgens de Stichting had zij onvoldoende tijd om voorafgaand aan de comparitie een adequate reactie voor te bereiden, waarbij zij slechts wijst op de aanzienlijke hoeveelheid producties die Multirisk c.s. volgens haar veel eerder had kunnen indienen. De rechtbank verwerpt dit bezwaar. De akte van Multirisk c.s. (met producties) is in lijn met wat de Stichting - gelet op de conclusie van antwoord van Multirisk c.s. en haar eigen akte/conclusie met eveneens een groot aantal producties - kon verwachten, ook qua omvang. De producties zijn weliswaar omvangrijk, maar door Multirisk c.s. in haar akte onder 2. voorzien van een korte toelichting. Daarbij komt dat de producties grotendeels zien op - per contractant geordend - dezelfde onderwerpen. Bovendien is de akte van Multirisk c.s. op grond van artikel 2.9 van het Landelijke Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken tijdig ingediend (uiterlijk 14 dagen voor de comparitie). De akte van Multirisk c.s. is immers ontvangen op 6 november 2019 en de comparitie heeft plaatsgevonden op 25 november 2019. Daarnaast is aan de advocaten van partijen een vooraf aangekondigde verlengde spreektijd van 45 minuten (eerste termijn) verleend. Dat de Stichting zich niet goed op de producties van Multirisk c.s. heeft kunnen voorbereiden en onvoldoende in de gelegenheid is geweest om daarop tijdens de comparitie te reageren, valt dan ook niet in te zien. De akte van Multirisk c.s. (inclusief producties) zal daarom worden toegelaten en aan het procesdossier worden toegevoegd. Voor de reconventie betekent dit dat de rechtbank bij de beoordeling uit zal gaan van de gewijzigde reconventionele eis.
1.3.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het proces-verbaal nog de volgende berichten ontvangen:
  • de fax van 9 december 2019 van mr. van Rijswijk,
  • de brief van 9 december 2019 van mr. Gerritsen,
  • de fax van 11 december 2019 van mr. Gerritsen,
  • de fax van 13 december 2019 van mr. Van Rijswijk.
1.4.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Multirisk exploiteert onder haar handelsnaam ‘makelaar in grond’ de website www.makelaaringrond.nl. Op deze website kunnen grondeigenaren hun percelen grond door middel van een advertentie te koop aanbieden.
2.2.
[gedaagde] heeft tot 29 oktober 2018 via zijn vennootschap De la Rambelje B.V. alle aandelen in Multirisk gehouden. Vanaf 28 december 2012 tot 1 januari 2018 is [gedaagde] enig bestuurder van Multirisk geweest. In de periode 1 januari 2018 tot 1 juli 2018 heeft [gedaagde] Multirisk samen met zijn broer [XX] (hierna: [XX] ) bestuurd. Per 1 juli 2018 is [XX] enig bestuurder van Multirisk geworden. [YY] - levenspartner van [gedaagde] - is thans bestuurder van Multirisk.
2.3.
Multirisk heeft in de periode van januari 2013 tot en met oktober 2018 met onder andere 186 personen (hierna: de contractanten) een overeenkomst (hierna ook: de advertentieovereenkomsten) gesloten. Deze overeenkomsten zijn in de meeste gevallen schriftelijk aangegaan en tot stand gekomen nadat [gedaagde] de contractanten telefonisch had benaderd en hen thuis of op hun werk had bezocht. In de schriftelijk gesloten overeenkomsten is onder meer het volgende bepaald:

ADVERTENTIEOVEREENKOMST
DE PARTIJEN:
(…)
MULTIRISK DIENSTEN B.V.(…) vertegenwoordigd door (…) [gedaagde] , hierna te noemen: Makelaaringrond.nl.
en
[naam contractant, rechtbank]hierna te noemen: aanbieder.
OVERWEGEN EN NEMEN IN AANMERKING:
- Makelaaringrond.nl exploiteert een website
www.makelaaringrond.nl. Via deze website biedt
Makelaaringrond.nl aanbieders de gelegenheid om hun in eigendom toebehorende percelen grond door middel van het afnemen van een of meerdere advertenties te koop aan te bieden.
- Aanbieder is eigenaar van een of meerdere percelen grond die hij wenst te verkopen en is
zodoende concreet geïnteresseerd in het afnemen van advertentieruimte op voormelde website teneinde hiermede het te koop aangeboden perceel grond onder een groter publiek onder de aandacht te brengen.
- Partijen wensen de afspraken die zij in dat kader hebben gemaakt vast te leggen in deze zo
genaamde advertentieovereenkomst.
KOMEN OVEREEN EN VERKLAREN ALS VOLGT:
Artikel 1: Object
1. Aanbieder neemt
[per contractant ingevuld, rechtbank]advertentie(s) af van Makelaaringrond.nl.
Met het afnemen van de advertentie(s) verkrijgt de aanbieder gedurende de looptijd van deze overeenkomst een gebruiksrecht op een applicatie behorende bij de in de considerans van deze overeenkomst omschreven website teneinde daarmee de advertentie(s) op te maken en openbaar te maken op de website (…)
2. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 1 (één) jaar. De overeenkomst vangt aan
op
[per contractant ingevuld, rechtbank]en eindigt daardoor op
[per contractant ingevuld, rechtbank].Tenzij een der partijen de overeenkomst schriftelijk (…) of per e-mail (…) tegen het einde van deze periode met inachtneming van een opzegtermijn van één maand heeft opgezegd, wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd voor onbepaalde tijd. De aanbieder kan de overeenkomst alsdan overigens te allen tijde schriftelijk (…) of per e-mail (…) opzeggen tegen het einde van een kalendermaand en met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
3. Aanbieder is voor het afnemen van de in lid 1 van dit artikel genoemde advertentie(s) per
advertentie een éénmalige niet restitueerbare vergoeding van € 550,- inclusief BTW aan
Makelaaringrond.nl verschuldigd. Daarnaast is aanbieder gedurende de looptijd van deze
overeenkomst per advertentie een maandelijkse (periodieke) vergoeding van € 50,- inclusief BTW
aan Makelaaringrond.nl verschuldigd.
Artikel 2: Bedenktijd/Mogelijkheid tot ontbinding
1. Ingeval van colportage heeft aanbieder het recht deze overeenkomst kosteloos, zonder opgave van
reden, te ontbinden, en wel binnen veertien kalenderdagen na ondertekening van deze
overeenkomst. Indien aanbieder van deze geboden mogelijkheid gebruik wenst te maken, kan
hij/zij schriftelijk (…) of per e-mail (…) binnen genoemde termijn de overeenkomst
ontbinden/annuleren. Indien gewenst kan daarvoor gebruik worden gemaakt van de als
Bijlageaan
deze overeenkomst gehechte voorbeeldbrief.
Artikel 3: Advertentievoorwaarden
1. Op deze overeenkomst (…) zijn de (tevens) de advertentievoorwaarden van Makelaaringrond.nl
van toepassing (…)”
2.4.
Twee van de contractanten zijn Lubro Beheer en Beleggingen B.V. (hierna: Lubro Beheer) en Floor Service Holding B.V (hierna: Floor Service). [AA] (hierna: [AA] ) is directeur-eigenaar van Lubro Beheer. Enig aandeelhouder en bestuurder van Floor Service is [BB] (hierna: [BB] ).
2.5.
Op 13 september 2018 heeft [CC] de Stichting opgericht. [CC] vormt samen met [BB] en [DD] (hierna: [DD] ) het bestuur van de Stichting.
De statutaire doelomschrijving van de Stichting luidt als volgt:
“a. de door aangeslotenen geleden of nog te lijden schade door wanprestatie, misleiding en/of
oplichting en/of anderszins onrechtmatig handelen te verhalen op (…) Multirisk (…) en/of op de bestuurders van deze vennootschap (…)
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband
houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.”
2.6.
Alle contractanten hebben zich - al dan niet door inschrijving op de website van de Stichting - bij de Stichting aangesloten. Een deel van de contractanten (99 contractanten) heeft dat gedaan voordat de dagvaarding in deze zaak aan Multirisk c.s. werd uitgebracht. De overige 87 contractanten hebben zich tijdens deze procedure bij de Stichting aangesloten.
2.7.
In oktober 2018 heeft de Stichting aan de toen aangesloten contractanten een
e-mail gestuurd, waarin het volgende is te lezen:

WE GAAN BEGINNEN!!
Beste deelnemer,
Het is zover! De stichting is opgericht, we hebben inmiddels een bankrekening en de advocaat is aan de slag. Het streven is om uiterlijk eind oktober 2018 de dagvaarding op de mat bij Multirisk Diensten te laten ploffen.
(…)
Mocht u in de komende weken correspondentie vanuit makelaaringrond.nl of haar deurwaarder ontvangen, stuur deze dan (…) door. Doet u s.v.p. geen acties op eigen houtje zonder overleg. We willen niet dat we door makelaar in grond tegen elkaar uitgespeeld worden.
Bevrijdende brief aan [gedaagde]
Via deze
linkkunt u een conceptbrief downloaden. Deze brief voorziet in het opzeggen van de overeenkomst met Multirisk Diensten B.V. en het aankondigen van acties.
Deze conceptbrief is opgesteld door onze advocaten en opgesteld op basis van de vele voorbeelden die wij in de afgelopen maanden via u te horen hebben gekregen.
Het is uiteraard een concept. Indien iets in uw situatie niet klopt, dan past u dit aan, of verwijdert het. Als u iets heeft toe te voegen dat niet staat vernoemd, dan voegt u dit toe. (…)
Akte van cessie
Via deze
linkkunt u een akte van cessie downloaden. (…) Vult u de aktes s.v.p. zorgvuldig in, onderteken hem en e-mail hem aan ons. (…)”
2.8.
De in deze e-mail genoemde conceptbrief (hierna: de standaardbrief) is door in ieder geval 185 van de 186 contractanten aan Multirisk c.s. gestuurd. In de standaardbrief, die door een aantal contractanten is voorzien van kleine aanpassingen, is het volgende vermeld:
“Op [
in te vullen door de contractant, rechtbank] heb ik een overeenkomst met u gesloten. Die overeenkomst hield kort gezegd in dat u advertenties op de website www.makelaaringrond.nl zou plaatsen, in verband met de verkoop van de aan mij in eigendom toebehorende grond.
U hebt mij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst onder andere voorgehouden dat er veel vraag is naar grond die via uw website wordt aangeboden en dat de kavels doorgaans binnen het tijdsbestek van een jaar worden verkocht. U hield mij voor dat via uw website in de afgelopen jaren vele honderden kavels zouden zijn verkocht. Ook hebt u mij voorgehouden dat u frequent informatiedagen zou organiseren, waar honderden mensen op af komen. U spiegelde mij voor, dat deze bijeenkomsten resulteerden in de verkoop van vele kavels, vandaar dat u met regelmaat dergelijke informatiedagen organiseert.
Ik heb aanleiding te veronderstellen dat de mededelingen die u mij hebt gedaan onjuist zijn. Naar aanleiding van de advertenties heb ik nooit enige reactie ontvangen. Mij is bekend dat ook anderen die met u eenzelfde overeenkomst hebben gesloten dezelfde ervaringen hebben. Om die reden concludeer ik dat u deze (en andere) mededelingen bewust onjuist hebt gedaan teneinde mij en anderen er toe te bewegen met u te contracteren. Anders dan u mij hebt voorgehouden, is het aantal verkopen op uw site nihil. De informatiedagen waarmee u schermde, hebben in werkelijkheid niet plaatsgevonden.
In het licht van het voorgaande doe ik een beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst, op grond van bedrog en dwaling. Voor zover in rechte mocht komen vast te staan dat er geen rechtsgrond bestaat voor vernietiging, dan ontbind ik reeds nu voor alsdan de overeenkomst op grond van het feit dat u onrechtmatig hebt gehandeld, respectievelijk sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Ik eis tevens dat u, voor zover dit nog niet gebeurd is, de kavels welke mijn eigendom zijn en die eerder op de website vermeld werden, met onmiddellijke ingang van de website verwijderd worden om daarmee te voorkomen dat ik op welke manier dan ook geafficheerd wordt met uw organisatie.
Het gevolg van al het voorgaande is dat ik aanspraak maak op terugbetaling van hetgeen door mij ten titel van de overeenkomst aan u is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van mijn betaling tot aan de dag waarop u mij terugbetaalt. Ik verzoek u binnen zeven dagen na dagtekening van deze brief mij het betreffende totaalbedrag terug te betalen. Als u daar geen gehoor aan geeft, dan acht ik mij vrij om u in rechte te betrekken.”
2.9.
De akte van cessie waarnaar in de onder 2.7 aangehaalde e-mail van de Stichting wordt verwezen, is door vrijwel alle contractanten getekend. In de akte van cessie is het volgende opgenomen:

AKTE VAN CESSIE
De ondergetekenden:
1.
[naam contractant, rechtbank]hierna: ‘Cedent’;
en
2. de Stichting (…)
nemen in overweging
- Cedent heeft op
[in te vullen, rechtbank]een overeenkomst gesloten met (…) Multirisk (…)
- onderwerp van de Overeenkomst is dat Multirisk aan Cedent de gelegenheid biedt om tegen
betaling één of meer aan Cedent in eigendom toebehorende percelen te koop aan te bieden via de
website van Multirisk (…)
- na het sluiten van de Overeenkomst is Cedent erachter gekomen dat bij het sluiten van de
Overeenkomst van de zijde van Multirisk sprake is geweest van bedrog, althans dwaling, althans
dat Multirisk onrechtmatig heeft gehandeld, althans dat Multirisk wanprestatie heeft gepleegd.
Cedent heeft uit dien hoofde een vordering op Multirisk en haar bestuurder, de heer [gedaagde] ,
hierna: de ‘Vordering’. De Vordering bestaat uit de door Cedent gedurende de looptijd van de
Overeenkomst aan Multirisk betaalde bedragen, zulks te vermeerderen met rente en kosten;
- de Stichting heeft het doel de door aangeslotenen geleden en/of nog te lijden schade te verhalen op
Multirisk. De Stichting tracht dit doel te verwezenlijken onder andere door het voeren van een
gerechtelijke procedure. Cedent is aangesloten bij de Stichting;
- Cedent wenst de Vordering over te dragen aan de Stichting, zodat de Stichting kan trachten de
Vordering in of buiten rechte geldend kan maken. De Stichting is bereid om de overdracht van de
Vordering te aanvaarden en zich in te spannen om deze geldend te maken;
(…)
en verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Cedent draagt hierbij de Vordering over aan de Stichting, die op haar beurt de overdracht
aanvaardt.
2. De Stichting zal mededeling van de cessie doen aan Multirisk. Het is aan de Stichting om daarvoor
een geëigend moment te bepalen.
(…)
4. De koopprijs die door de Stichting zal worden betaald voor de overdracht van de Vordering
(hierna: de ‘Koopprijs’) is het bedrag dat ofwel in rechte wordt vastgesteld dan wel buiten rechte
wordt overeengekomen met Multirisk en/of (…) [gedaagde] . De Koopprijs is pas opeisbaar nadat bij
een in kracht van gewijsde uitspraak (een deel van) de Vordering is toegewezen dan wel nadat ter
zake een schikking is getroffen met Multirisk en/of (…) [gedaagde] en het bedrag door de Stichting is
ontvangen.
(…)”
2.10.
De advocaat van Multirisk c.s. heeft de Stichting bij brief van 19 oktober 2018 aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de acties van de Stichting door Multirisk c.s. geleden en nog te lijden schade.
2.11.
Bij brief van 31 oktober 2018 heeft de advocaat van de Stichting elke aansprakelijkheid van de hand gewezen en Multirisk c.s. daarnaast bericht:
“De afgelopen jaren hebt u met enkele honderden derden overeenkomsten gesloten die - kort gezegd - strekken tot het plaatsen van advertenties op uw websitewww.makelaaringrond.nl. Het is een groot aantal van die derden inmiddels duidelijk geworden dat u bij het aangaan van de overeenkomst opzettelijk onjuiste mededelingen hebt gedaan, althans dat deze derden bij het aangaan van de overeenkomst hebben gedwaald. Zo niet sprake is van bedrog of dwaling, hebt u onrechtmatig gehandeld, althans wanprestatie gepleegd. (…)
Bijgevoegd treft u een lijst aan van de personen die met u hebben gecontracteerd en dat contract inmiddels op één van de bovengenoemde gronden hebben beëindigd. In het licht van het voorgaande zijn zowel Multirisk B.V. als u hoofdelijk aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. De vorderingen op u beiden zijn tot op heden door 100 van uw (voormalige) klanten overgedragen aan de Stichting (…) (zie bijlage). Deze brief geldt als mededeling van die cessies.
De hoogte van de vorderingen - die eveneens is vermeld op de bijgaande lijst - correspondeert met de in de loop van de tijd aan u verrichte betalingen (…)”
2.12.
De Stichting heeft in de dagvaarding en in haar akte vermeerdering eis mededeling gedaan c.q. herhaald en aangevuld van de aan haar overgedragen vorderingen.
2.13.
De Stichting heeft ten laste van Multirisk c.s. conservatoire beslagen laten leggen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De Stichting vordert - samengevat en na eiswijziging - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijke veroordeling van Multirisk c.s. tot betaling van:
I. een hoofdsom van € 458.928,83, te vermeerderen met wettelijke rente;
II. de kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) van € 23.243, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. de buitengerechtelijke kosten van € 4.069, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. de beslagkosten, de proces- en nakosten.
3.2.
De Stichting heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
De advertentieovereenkomsten die de 186 contractanten met Multirisk hebben gesloten, zijn onder invloed van primair bedrog en subsidiair dwaling tot stand gekomen. Multirisk heeft opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan en zich bediend van kunstgrepen om de contractanten ertoe te bewegen een overeenkomst met haar te sluiten. De contractanten hebben hun advertentieovereenkomst op grond van bedrog en dwaling buitengerechtelijk vernietigd. Het gevorderde bedrag van € 458.928,83 is het totaalbedrag dat 184 contractanten aan Multirisk hebben voldaan (wat twee contractanten betreft heeft de Stichting de vordering gedurende de procedure verder buiten beschouwing gelaten) en dat door Multirisk moet worden terugbetaald. Als het beroep op bedrog en dwaling niet opgaat, dan heeft Multirisk met haar handelwijze in ieder geval onrechtmatig ten opzichte van de contractanten gehandeld op grond waarvan zij gerechtigd waren de overeenkomst met Multirisk te ontbinden. De schade die de contractanten door het onrechtmatig handelen van Multirisk c.s. hebben geleden, is gelijk aan het bedrag dat de contractanten op grond van de advertentieovereenkomst aan Multirisk hebben betaald. Daarnaast (meest subsidiair) is Multirisk toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de advertentieovereenkomsten, zodat de contractanten ook om die reden de overeenkomst konden ontbinden en Multirisk gehouden is tot terugbetaling van de aan haar betaalde bedragen.
3.2.2.
[gedaagde] is degene geweest die als (toenmalig) bestuurder van Multirisk opzettelijk onjuiste mededelingen aan de contractanten heeft gedaan. Daarvan valt [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt te maken. Daarnaast wist [gedaagde] of behoorde hij redelijkerwijs te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van Multirisk tot gevolg zou hebben dat Multirisk haar verplichtingen niet zou nakomen en Multirisk geen verhaal zou bieden. Ook dit is [gedaagde] persoonlijk ernstig te verwijten. Dit betekent dat [gedaagde] als bestuurder van Multirisk hoofdelijk aansprakelijk is te houden voor de door de contractanten geleden schade. Voor zover de aan [gedaagde] verweten handelingen hebben plaatsgevonden in de periode dat hij geen bestuurder meer van Multirisk was, leveren deze handelingen een zelfstandige onrechtmatige daad op van [gedaagde] .
3.2.3.
De contractanten hebben hun vorderingen op Multirisk c.s. rechtsgeldig aan Multirisk c.s. gecedeerd. De Stichting heeft recht en belang bij toewijzing van haar vordering.
3.3.
Multirisk c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Multirisk c.s. vordert samengevat en na eiswijziging - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat de Stichting een onrechtmatige daad jegens Multirisk c.s. heeft gepleegd en als gevolg daarvan aansprakelijk is voor de door Multirisk c.s. geleden schade;
II. de Stichting te veroordelen tot betaling van:
(i) een schadebedrag van € 1.425.000 (geen btw), althans een in goede justitie te bepalen schadebedrag, althans een schadebedrag nader op te maken bij staat;
(ii) de door de claimanten onbetaald gelaten facturen van in totaal € 75.301,86 inclusief btw, althans een in goede justitie te bepalen schadebedrag, althans een schadebedrag nader op te maken bij staat;
(iii) de kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW van € 12.412,20 exclusief btw, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, althans een schadebedrag nader op te maken bij staat;
(iv) de wettelijke rente over de onder (i) tot en met (iii) genoemde bedragen;
III. de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6.
Multirisk c.s. heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd.
3.7.
De Stichting heeft zich schuldig gemaakt aan het ontketenen van een onrechtmatige hetze tegen Multirisk c.s. Zij heeft contractanten geronseld en hen onjuiste woorden in de mond gelegd. De Stichting heeft de eer en goede naam van Multirisk c.s. en de onderneming makelaaringrond.nl kapot gemaakt. Daarmee heeft de Stichting onrechtmatig jegens Multirisk c.s. gehandeld. Deze onrechtmatige daad is aan de Stichting toe te rekenen. Ook is voldaan aan de vereisten van schade, causaliteit en relativiteit.
3.7.1.
Door het onrechtmatig handelen van de Stichting is de onderneming van Multirisk volledig te gronde gericht. De daardoor veroorzaakte schade wordt begroot op de waarde van de onderneming die [gedaagde] en/of Multirisk had voordat de Stichting deze moedwillig kapot heeft gemaakt. Die waarde wordt begroot op tenministe € 800.000.
Bovendien is [gedaagde] door de onrechtmatige hetze van de Stichting een baan bij Unisource misgelopen. Daar had hij een netto-salaris gehad van € 125.000 per jaar. Ervan uitgaande dat het minimaal vijf jaar zal duren voordat [gedaagde] weer een baan op dit inkomensniveau heeft, levert dit een schadepost op van € 625.000.
De schade komt daarmee uit op € 1.425.000.
3.7.2.
Daarnaast lijdt Multirisk schade doordat veel contractanten vanwege de door de Stichting gepleegde onrechtmatige daad niet al hun facturen hebben betaald en zij dit naar verwachting ook niet meer zullen doen. Dit betreft een totaalbedrag van € 75.301,86 inclusief btw.
3.7.3.
Ten slotte heeft [gedaagde] zowel voor Multirisk als voor zichzelf veel tijd moeten besteden om de schade, veroorzaakt door de Stichting, te beperken en om de aansprakelijkheid van de Stichting en de hoogte van de schade vast te stellen. Dit betreft een bedrag van € 12.412,20.
3.8.
De Stichting voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
ontvankelijkheid Stichting
4.1.
Multirisk c.s. heeft een aantal niet-ontvankelijkheidsverweren gevoerd die allereerst zullen worden besproken.
4.2.
collectieve actie en (reflexwerking) claimcode
4.2.1.
In haar conclusie van antwoord heeft Multirisk c.s. zich op het standpunt gesteld dat de Stichting niet-ontvankelijk is in haar vorderingen omdat de Stichting in feite een stichting is als bedoeld in artikel 3:305a BW en zij niet voldoet aan de formele ontvankelijkheidsvereisten die lid 2 van dat artikel aan een dergelijke stichting stelt. Op de comparitie heeft Multirisk c.s. echter erkend dat de Stichting geen ‘artikel 3:305a BW stichting’ is, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat niet langer in geschil is dat de Stichting niet als zodanig is aan te merken en artikel 3:305a lid 2 BW dus niet van toepassing is.
4.2.2.
Dat de Stichting formeel niet kwalificeert als een ‘artikel 3:305a BW stichting’ betekent volgens Multirisk c.s. echter niet dat de Claimcode voor claimstichtingen 2011 (hierna: de claimcode) niet zou gelden. De claimcode geldt volgens Multirisk c.s. wel, omdat de Stichting zich presenteert als zelfstandige claimorganisatie. Zij is specifiek opgericht om Multirisk c.s. aan te spreken en heeft Multirisk c.s. voor het eerst in rechte betrokken in een, naar de rechtbank begrijpt feitelijk gezien, collectieve actie. Nu de Stichting en - daar waar het de vereiste onafhankelijkheid betreft - met name haar bestuur niet voldoen aan de eisen van de claimcode, moet de Stichting niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Multirisk c.s.
4.2.3.
De Stichting heeft er op haar beurt op gewezen - naar het oordeel van de rechtbank terecht - dat de claimcode er (mede) toe dient om er voor te zorgen dat de belangen die worden behartigd door een stichting als bedoeld in artikel 3:305a BW voldoende worden gewaarborgd, maar dat dergelijke belangen hier niet aan de orde zijn. Daar doet de statutaire doelomschrijving van de Stichting niet aan af. Zoals door de Stichting is betoogd en door Multirisk c.s. is onderkend, ontleent de Stichting haar bevoegdheid in deze procedure immers niet aan artikel 3:305a BW. De door de Stichting ingestelde vorderingen zijn naar het oordeel van de rechtbank rechtens niets anders dan een bundel afzonderlijke vorderingen die zij stelt gecedeerd te hebben gekregen. Deze zaak is daarmee niet te vergelijken met de gevallen die aan de orde waren in de door Multirisk c.s. in randnummer 89 van haar conclusie van antwoord aangehaalde uitspraken van de rechtbank Den Haag en rechtbank Oost-Brabant. De claimcode is dan ook niet van toepassing en voor een door Multirisk c.s. verder niet onderbouwde reflexwerking van de claimcode is evenmin plaats.
4.3.
belang van de Stichting
4.3.1.
Multirisk c.s. heeft naar voren gebracht dat de Stichting geen belang heeft in de zin van artikel 3:303 BW bij het voeren van deze procedure. Uit artikel 4 van de cessieakte blijkt namelijk dat de Stichting er financieel niet beter of slechter van wordt als haar vorderingen worden toe- of afgewezen, aldus Multirisk c.s.
4.3.2.
Ter onderbouwing van haar belang heeft de Stichting aangevoerd dat Multirisk c.s. de aan haar gecedeerde vorderingen niet vrijwillig wil betalen. Daarnaast heeft de Stichting erop gewezen dat zij kosten maakt en een eigen risico loopt.
4.3.3.
Vooropgesteld wordt dat de rechter terughoudend dient te zijn met het
niet-ontvankelijk verklaren van een eiser in zijn vordering vanwege het ontbreken van voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW. In het algemeen mag voldoende belang worden verondersteld. Een uitzonderingssituatie doet zich hier, ook gegeven de onder r.o. 4.3.2 vermelde toelichting van de Stichting, naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
4.4.
cessie
4.4.1.
Multirisk c.s. heeft betoogd dat de advertentieovereenkomsten in de standaardbrieven niet buitengerechtelijk zijn vernietigd en ontbonden, zodat aan de Stichting überhaupt geen vorderingen konden worden overgedragen.
Daarnaast voert zij aan - op de comparitie voor het eerst - dat de Stichting het in haar mededelingsbrief van 31 oktober 2018 heeft over “de daaruit voortvloeiende schade” (zie 2.11), terwijl in de cessieakten wordt vermeld dat de gecedeerde vordering ziet op de “aan Multirisk betaalde bedragen”. Een schadevergoedingsvordering is iets anders dan een vordering tot terugbetaling. De aan haar op grond van artikel 3:94 lid 1 BW gedane mededeling dekt volgens Multirisk c.s. dan ook niet wat volgens de cessieakte aan de Stichting wordt overgedragen.
Dit alles betekent - aldus Multirisk c.s. - dat in feite niets aan de Stichting is gecedeerd en de Stichting in haar vordering als cessionaris niet-ontvankelijk is.
4.4.2.
Dat de advertentieovereenkomsten in de standaardbrieven niet buitengerechtelijk zijn vernietigd dan wel - weliswaar voorwaardelijk - zijn ontbonden, heeft de Stichting bestreden. Zij stelt dat de advertentieovereenkomsten in deze brief zijn vernietigd op grond van bedrog en dwaling en dat voor zover in rechte mocht komen vast te staan dat er geen rechtsgrond bestaat voor vernietiging, de overeenkomsten zijn ontbonden op grond van onrechtmatig handelen en wanprestatie. Daarbij is Multirisk gesommeerd om wat op grond van de advertentieovereenkomst aan Multirisk is betaald terug te betalen.
De Stichting heeft op de comparitie niet gereageerd op de door Multirisk c.s. aangevoerde discrepantie tussen de akte van cessie en de brief van 31 oktober 2018. De Stichting heeft
wel al eerder in de dagvaarding en in haar akte/conclusie gesteld dat zij met haar brief van 31 oktober 2018 van de cessie mededeling heeft gedaan en dat de mededeling in de processtukken is herhaald en aangevuld, waarmee volgens haar is voldaan aan de constitutieve vereisten van de cessie.
4.4.3.
Het verweer van Multirisk c.s. dat de standaardbrief geen buitengerechtelijke vernietigings- en (voorwaardelijke) ontbindingsverklaring bevat, wordt verworpen. In de standaardbrief (zie 2.8) is toegelicht dat en waarom [gedaagde] onjuiste mededelingen aan de contractanten zou hebben gedaan. Vervolgens is in de brief te lezen: “In het licht van het voorgaande doe ik een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst, op grond van bedrog en dwaling. Voor zover in rechte mocht komen vast te staan dat er geen rechtsgrond bestaat voor vernietiging, dan ontbind ik reeds nu voor alsdan de overeenkomst op grond van het feit dat u onrechtmatig hebt gehandeld, respectievelijk sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.”. Deze mededeling is naar het oordeel van de rechtbank niet anders op te vatten dan een buitengerechtelijke vernietiging en een voorwaardelijke ontbinding van de overeenkomst (waarmee overigens nog niet is beantwoord de vraag of deze buitengerechtelijke verklaring terecht is gedaan). De contractanten verbinden daaraan verderop in de brief ook bij vernietiging passende rechtsgevolgen, te weten: “Het gevolg van al het voorgaande is dat ik aanspraak maak op terugbetaling van hetgeen door mij ten titel van de overeenkomst aan u is betaald (…)”.
4.4.4.
De door Multirisk c.s. aangevoerde discrepantie tussen de akte van cessie en de aan haar bij brief van 31 oktober 2018 gedane mededeling, waarmee Multirisk c.s. in feite ook de rechtsgeldigheid van de cessies heeft betwist, biedt Multirisk c.s. evenmin soelaas. Daartoe wordt het volgende overwogen. In de akte van cessie is de aan de Stichting over te dragen vordering als volgt omschreven (zie 2.9): “na het sluiten van de Overeenkomst is Cedent erachter gekomen dat bij het sluiten van de Overeenkomst van de zijde van Multirisk sprake is geweest van bedrog, althans dwaling, althans dat Multirisk onrechtmatig heeft gehandeld, althans dat Multirisk wanprestatie heeft gepleegd. Cedent heeft uit dien hoofde een vordering op Multirisk en haar bestuurder, de heer [gedaagde] , hierna: de ‘Vordering’. De Vordering bestaat uit de door Cedent gedurende de looptijd van de Overeenkomst aan Multirisk betaalde bedragen, zulks te vermeerderen met rente en kosten”. De in deze procedure tegen Multirisk c.s. ingestelde vorderingen vallen daaronder. Deze zijn immers gebaseerd op bedrog, dwaling, toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad. Of in de onder 2.11 aangehaalde brief van 31 oktober 2018 een (alles dekkende) mededeling van de cessie is opgenomen, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. In de dagvaarding en in de akte wijziging eis is de mededeling van de cessies namelijk in ieder geval opgenomen. Van rechtsgeldige cessies is dus wel degelijk sprake.
4.4.5.
Bij deze stand van zaken heeft de Stichting geen belang bij het door haar op de comparitie gedaan verzoek om nog schriftelijk te mogen reageren op wat Multirisk c.s. met betrekking tot de cessie nieuw heeft aangevoerd. Zij zal daartoe dan ook niet in de gelegenheid worden gesteld.
4.5.
Daarmee leiden geen van de hiervoor besproken verweren van Multirisk c.s. tot het oordeel dat de Stichting niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
stelplicht en bewijslast
4.6.
de 184 contractanten
4.6.1.
De Stichting vordert onder 3.1.I een bedrag van € 458.928,83. Deze vordering is een verzameling van vorderingen van 184 contractanten die de Stichting aldus rechtsgeldig gecedeerd heeft gekregen.
4.6.2.
De namen van 99 van deze contractanten staan op de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde lijst (hierna: de lijst met 99 contractanten). Deze door de Stichting opgestelde lijst bevat de volgende namen:
Abbo Automatisering
[contractant]
[contractant]
Alkemade en Alkemade Bloementransport
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Booij Vastgoed B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
ChROG B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Dutch Offshore ICT Management B.V.
[contractant]
Floor Service Holding B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
J.H. Witkamp Beheer B.V.
[contractant]
JKN Logistics B.V.
Joyben Holding B.V.
[contractant]
[contractant]
Karmy ICT Service
Kees van der Meer B.V.
KEG
[contractant]
Kok Bouwkundige Beveiliging
[contractant] .
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Lubro Beheer B.V.
Lucair Beheer B.V.
M. Van Weel Scheepsbouw B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
[contractant] .
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
[contractant]
[contractant]
MRS Orchids B.V.
[contractant]
.
[contractant] .
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Pineff Holding B.V.
[contractant]
Priester Schiedam B.V.
[contractant]
Rats Beheer B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Techcompany
[contractant]
[contractant]
.
[contractant]
[contractant]
Wicor Bouwbeslag
[contractant]
.
[contractant]
4.6.3.
In haar akte vermeerdering/vermindering eis heeft de Stichting aangegeven dat twee contractanten, te weten [contractant] (nummer 74) en Wicor Bouwbeslag (nummer 96) zich hebben teruggetrokken en dat hun vordering buiten beschouwing moet worden gelaten.
4.6.4.
Als productie 13 bij deze akte heeft de Stichting een lijst met namen overgelegd van de overige 87 contractanten (hierna: de lijst met 87 contractanten). Op deze lijst van de Stichting staan de volgende namen:
Ardon Consult B.V.
[contractant]
Baggerman vof
Bakker Vastgoed B.V.
Beijert Consultancy & Advies B.V.
[contractant]
De Bie Investments B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Cambro Beheer B.V.
[contractant]
.
Diamand Beheer B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
[contractant]
HJM Goossens Holding B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Hoekschewaard Tuin & Groen vof
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
K. Hulsman B.V.
Kaam Management B.V.
Kibra Ontwikkeling B.V.
[contractant]
Nies Klinkenberg Advies B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Loaded Wave B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
[contractant]
Orange Trust Holland B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
Ricob B.V.
[contractant]
.
[contractant]
Schepens Beheermaatschappij B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
E.M.F.L. Thijssen Beheer B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
.
Wagemans Beheer B.V.
Wijnbert B.V.
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
[contractant]
4.6.5.
Dat de Stichting als cessionaris een bundel van 184 afzonderlijke vorderingen aan de rechtbank heeft voorgelegd, maakt niet dat aan de stelplicht lagere eisen kunnen worden gesteld dan wanneer iedere hiervoor genoemde contractant afzonderlijk zijn of haar vordering zou hebben ingesteld. De Stichting dient dan ook ten aanzien van iedere hiervoor genoemde contractant te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat en waarom zijn of haar - door Multirisk c.s. betwist - beroep op bedrog, althans dwaling opgaat. Dat geldt ook voor de andere (meer en meest subsidiaire) rechtsgrondslagen.
4.7.
producties
4.7.1.
Nu de Stichting zelf voor deze manier van procederen heeft gekozen, zal zij dus moeten ingaan op de individuele omstandigheden van ieder van de 184 contractanten. Dat zal zij moeten doen in de
processtukken, zo nodig onder verwijzing naar een bepaalde productie. Het is immers niet aan de rechtbank om de standpunten van de Stichting ten aanzien van de door haar gestelde grondslagen en omstandigheden per individuele contractant uit de (in dit geval omvangrijke) producties te destilleren.
bedrog en dwaling
4.8.
Omdat de Stichting haar beroep op bedrog en dwaling op dezelfde feiten baseert, zal de rechtbank deze grondslagen gezamenlijk behandelen.
4.9.
Voor het aannemen van bedrog ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW is vereist dat sprake is van het opzettelijk bewegen van een ander tot het verrichten van een rechtshandeling door een opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, verzwijging van een feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen of door een andere kunstgreep. Het gaat daarbij om het willens en wetens misleiden. Blijkens de slotzin van artikel 3:44 lid 3 BW leveren aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn deze onwaar, op zichzelf geen bedrog op.
4.10.
Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is op grond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW vernietigbaar als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij.
4.11.
De Stichting stelt dat Multirisk c.s. de contractanten met kunstgrepen heeft weten te verleiden om een overeenkomst met Multirisk aan te gaan. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde] aan de contractanten namelijk opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan. Daarbij gaat het om de volgende vier mededelingen (hierna: de vier elementen) die volgens de stellingen van de Stichting tegen alle 184 contractanten zouden zijn gedaan:
1. de kavels zullen binnen één jaar worden verkocht;
2. er zullen meerdere keren per jaar (variërend van twee tot zes keer)
informatiebijeenkomsten worden georganiseerd ten behoeve van grote groepen
investeerders (zalen met 300 investeerders);
3. jaarlijks worden er via de website van Multirisk honderden, zo niet meer dan
1.500 percelen grond, verkocht;
4. Multirisk is een grote organisatie, waar 13 tot 15 personen werkzaam zijn.
4.12.
Van de vier elementen bleek volgens de Stichting echter in de verste verte geen sprake. De voorgehouden verkoopsuccessen waren nergens op gebaseerd. Er bleken maar vijf percelen te zijn verkocht. Reacties van potentiële kopers hebben de contractanten niet ontvangen. De voorgespiegelde door Multirisk te organiseren drukbezochte informatiebijeenkomsten hebben - voor zover de Stichting bekend - niet plaatsgevonden. Dat een groot team voor Multirisk werkt, blijkt ook nergens uit. Integendeel, uit de jaarrekening 2016 van Multirisk volgt dat slechts twee mensen voor de onderneming werkzaam zijn. De contractanten hebben hun advertentieovereenkomst met Multirisk dan ook terecht op grond van bedrog, althans dwaling vernietigd, aldus de Stichting.
4.13.
Multirisk c.s. heeft daartegen ingebracht dat de Stichting per achterliggende vordering onvoldoende heeft gesteld. De Stichting gaat niet of nauwelijks in op individuele omstandigheden van de contractanten. Zij is niet ingegaan op de voor een geslaagd beroep op bedrog en dwaling ten aanzien van iedere contractant geldende vereisten. Alleen al om die reden moet de op bedrog en dwaling gebaseerde vordering van de Stichting volgens Multirisk c.s. worden afgewezen.
4.14.
Daarnaast betwist Multirisk c.s. (onder meer) dat aan de vereisten voor bedrog en dwaling is voldaan. De contractanten zijn volgens haar niet bedrogen of onjuist geïnformeerd. Daartoe voert Multirisk c.s. het volgende aan.
Met de contractanten die hun advertentieovereenkomst in het bijzijn van [gedaagde] hebben gesloten, dus niet via de website van Multirisk, heeft [gedaagde] een verkoopgesprek gehad. Tijdens dat gesprek heeft [gedaagde] hen naar waarheid verteld dat Multirisk, naast de op grond van de advertentieovereenkomst aan te bieden advertentieruimte, onverplicht marketinginspanningen verricht. Deze marketinginspanningen komen er - kort gezegd - op neer dat Multirisk twee keer per jaar een column en advertenties van concrete grondaanbiedingen plaatst in het blad Cash, dat Multirisk zeer regelmatig proactief aan potentiële kopers mailings stuurt, dat Multirisk door (oud-)ambtenaren gebiedsomschrijvingen laat opstellen en dat Multirisk jaarlijks meerdere bijeenkomsten organiseert waar meerdere tientallen potentiële kopers aanwezig zijn en zij presentaties houdt op door anderen georganiseerde bijeenkomsten waar honderden of zelfs meer dan duizend potentiële kopers aanwezig zijn. Tijdens de verkoopgesprekken die [gedaagde] voert houdt hij de potentiële klant ook voor dat geen garanties kunnen worden gegeven dat de grond wordt verkocht, maar dat de kans daarop zo groot mogelijk wordt gemaakt. Daarbij laat [gedaagde] potentiële klanten weten dat de website van Multirisk gemiddeld 100-200 unieke bezoekers per maand (circa 1.400 -1.800 unieke bezoekers per jaar) heeft en dat [gedaagde] van vele bezoekers van de presentaties en gebruikers heeft vernomen dat zij gronden hebben gekocht en verkocht. Deze mededelingen zijn niet onjuist en bedrieglijk, aldus Multirisk c.s.
4.15.
De rechtbank volgt Multirisk c.s. in haar verweer dat de Stichting niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De Stichting heeft het in haar processtukken vrijwel steeds alleen over “de claimanten”. Daarbij neemt de Stichting voor de contractanten als groep geldende
- niet op de individuele contractant toegesneden - stellingen in. De Stichting gaat in haar processtukken niet of nauwelijks in op de individuele omstandigheden van ieder van de contractanten. Zo laat zij na per individuele contractant toe te lichten dat die contractant met betrekking tot de (onder r.o. 4.11genoemde) vier elementen willens en wetens is misleid om hem of haar zo ver te krijgen de advertentieovereenkomst met Multirisk te sluiten. Evenmin maakt de Stichting per individuele contractant duidelijk welke onjuiste voorstelling van zaken, veroorzaakt door onjuiste mededelingen van [gedaagde] , hij of zij heeft gehad. Ook verzuimt de Stichting per individuele contractant te stellen dat hij of zij de advertentieovereenkomst niet of onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten als het bedrog of de onjuiste voorstelling van zaken niet had plaatsgevonden. Daarnaast stelt de Stichting niet wat elke contractant op grond van de advertentieovereenkomst heeft betaald en bij een geslaagd beroep op bedrog, althans dwaling als onverschuldigd betaald door Multirisk moet worden terugbetaald.
4.16.
Daar waar de Stichting wel ingaat op de individuele omstandigheden van een bepaalde contractant - zoals in de dagvaarding door delen van de als productie 6 overgelegde verklaringen van 11 contractanten te citeren en door het weergeven in haar akte/conclusie van de transcriptie van het tussen [contractant] (nr. 70 op de lijst met 99 contractanten) en [gedaagde] gevoerde gesprek - doet zij dat slechts ter illustratie van haar op alle contractanten betrekking hebbende stellingen. De Stichting doet dat in elk geval niet met het doel dat op grond daarvan de vordering van die contractant wordt beoordeeld. Door de Stichting wordt ook erkend dat de in de dagvaarding aangehaalde verklaringen van [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] en [contractant] (nummers 1, 3, 11, 19, 22, 23, 42, 27, 24, 67 en 80 op de lijst met 99 contractanten) en genoemde transcriptie (net als de aangehaalde transcriptie van het tussen [EE] (niet contractant) en [gedaagde] gevoerde gesprek) ter illustratie dienen voor de praktijken van Multirisk c.s.
4.17.
De Stichting heeft in haar akte/conclusie onder het kopje ‘in reconventie: conclusie van antwoord’ wat de 99 contractanten betreft - met uitzondering van [contractant] , [contractant] , [contractant] , [contractant] en de zich teruggetrokken hebbende [contractant] en Wicor Bouwbeslag (nummers 14, 59, 63, 85, 74 en 96 op de lijst van 99 contractanten) per contractant nog wel individuele omstandigheden gesteld. Dat biedt haar echter geen soelaas. Zoals door de Stichting is onderkend, stelt zij deze individuele omstandigheden ter weerlegging van vijf door Multirisk c.s. aangevoerde punten. Deze punten zien op de vraag of de betreffende contractant (i) is aan te merken als een goed geïnformeerde belegger/speculant in grond, (ii) een wanbetaler zou zijn, (iii) eerder had moeten klagen, (iv) niet ontevreden zou zijn geweest over de marketing of andere beloftes van Multirisk c.s. en (v) dat het verkoopgesprek met [gedaagde] , waarin de onjuiste beloftes zijn gedaan, niet zou hebben plaatsgevonden en dat is gecontracteerd via de website van Multirisk. De Stichting is dan ook niet op de individuele omstandigheden van de betreffende 93 contractanten ingegaan met de bedoeling dat op grond daarvan de op bedrog en dwaling gebaseerde 93 achterliggende vorderingen worden beoordeeld. Mocht dat wel de bedoeling van de Stichting zijn geweest, dan heeft te gelden dat slechts haar stellingen ten aanzien van punten (iv) en (v) daartoe dienen. Met hetgeen de Stichting ten aanzien van deze twee punten per contractant heeft gesteld, heeft de Stichting in het licht van wat onder r.o. 4.15 is overwogen echter nog steeds niet aan haar stelplicht voldaan. De met betrekking tot punten (iv) en (v) per individuele contractant ingenomen stellingen blijven namelijk veelal weinig concreet of zien niet op alle op de betreffende individuele contractant toegespitste vereisten voor bedrog en dwaling.
4.18.
Dit leidt ertoe dat de vordering onder 3.1.I, voor zover deze is gebaseerd op bedrog en dwaling, niet toewijsbaar is.
4.19.
Als de vordering niet op het voorgaande was gestrand, dan was de vordering ten aanzien van 183 van de 184 contractanten op het volgende afgestuit.
4.19.1.
De Stichting grondt haar op bedrog en dwaling gebaseerde vordering op haar
- door Multirisk c.s. betwiste - algemene stelling dat alle vier elementen (zie r.o. 4.11) tegen alle 184 contractanten zijn geuit. Een daarop per contractant toegespitst concreet bewijsaanbod heeft de Stichting niet gedaan.
4.19.2.
Dat al deze vier elementen tegen de 97 van de lijst van 99 contractanten overgebleven contractanten (zie r.o. 4.6.2 en 4.6.3) zijn gezegd, is - met uitzondering van [contractant] (nummer 70 van de lijst van 99 contractanten) - echter niet af te leiden uit hetgeen de Stichting ten aanzien van ieder van hen concreet heeft gesteld (indien van toepassing) en vindt evenmin steun in de door de Stichting in de processtukken aangehaalde delen van de als productie 6 en 18 overgelegde eigen verklaringen van de betreffende 96 contractanten (wederom indien van toepassing). Met betrekking tot de achterliggende vordering van [contractant] (nummer 11 op de lijst van 99 contractanten) merkt de rechtbank nog op dat ten aanzien van deze contractant de eerste drie elementen wel worden genoemd, maar de Stichting wat het vierde element betreft alleen vermeldt dat [contractant] is voorgespiegeld dat Multirisk veel mensen in dienst heeft. Wat de concrete omvang van de organisatie van Multirisk zou zijn, wordt echter niet concreet toegelicht. Dat geldt ook voor [contractant] (nummer 80 op de lijst van 99 contractanten). Ook als het gaat om de vier elementen voldoet de Stichting dus niet aan haar stelplicht.
4.19.3.
Wat de 87 contractanten (zie r.o. 4.6.4) betreft, heeft te gelden dat de Stichting in haar akte/conclusie in het geheel niets concreets per individuele contractant stelt en daarmee ook niets over de vier elementen. Zij stelt slechts dat ook de nieuwe contractanten zich, net als de eerste groep van 99 contractanten, hebben beroepen op bedrog respectievelijk dwaling. Daarbij heeft de Stichting verwezen naar haar productie 12 met als toelichting dat deze productie per individuele contractant (onder meer) bevat de standaardbrief en, ten aanzien van een aantal van hen, een verklaring van hun ervaringen met Multirisk c.s. Zoals al eerder is overwogen, is het niet aan de rechtbank om de ervaringen van de contractanten uit productie 12 (die bestaat uit drie ordners) te destilleren. Het ligt op de weg van de Stichting om in de processtukken duidelijk te maken wat uit productie 12 concreet - op de betreffende contractant toegespitst - is af te leiden. Omdat de Stichting dat niet heeft gedaan, hoeft aan productie 12 geen aandacht te worden besteed. De enkele verwijzing naar de door de advocaat van de Stichting opgestelde standaardbrief acht de rechtbank zonder nadere toelichting - daargelaten dat daarin het vierde element niet wordt genoemd - eveneens onvoldoende.
oneerlijke handelspraktijk
4.20.
Op de comparitie heeft de Stichting - voor het eerst en zonder enige nadere concrete toelichting - gesteld dat het handelen van Multirisk c.s. kan worden gekwalificeerd als een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193a BW e.v. en daarbij gewezen op de in artikel 6:193j lid 2 BW neergelegde regeling omtrent de bewijslast. Andere rechtsgevolgen heeft zij niet aan deze door Multirisk c.s. betwiste stelling verbonden. Aan de stelling dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk zal dan ook worden voorbijgegaan.
4.21.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigbaar is. Omdat de contractanten zich in hun standaardbrief niet op vernietiging op die grond hebben beroepen en de Stichting haar op vernietiging gebaseerde vordering bovendien enkel heeft gegrond op de wilsgebreken bedrog en dwaling, had deze rechtsgrond niet tot toewijzing van de vordering van de Stichting kunnen leiden.
ontbinding
4.22.
Dan de vraag of het onder 3.1.I gevorderde bedrag van € 458.928,83 toewijsbaar is op de grond dat de contractanten de advertentieovereenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden, waarbij de rechtbank - anders dan Multirisk c.s. heeft betoogd - er veronderstellenderwijs van uitgaat dat de in de standaardbrief genoemde voorwaarde waaronder de advertentieovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden (te weten dat in rechte komt vast te staan dat een rechtsgrond voor vernietiging op grond van bedrog en dwaling ontbreekt, zie 2.8) in vervulling is gegaan.
4.23.
Volgens de Stichting hebben de contractanten hun advertentieovereenkomst kunnen ontbinden omdat Multirisk c.s. onrechtmatig heeft gehandeld, althans Multirisk ten aanzien van de contractanten tekort is geschoten in de nakoming van de advertentieovereenkomst. Multirisk c.s. heeft dat betwist.
4.24.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van Multirisk in de nakoming van haar verplichtingen onder de advertentieovereenkomst aan de betreffende contractant de bevoegdheid zijn of haar advertentieovereenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Dit tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij geldt dat, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer Multirisk in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.25.
Onrechtmatig handelen van Multirisk c.s. dat niet tevens een tekortkoming van Multirisk in de nakoming van de overeenkomst oplevert, is dus geen ontbindingsgrond. Multirisk c.s. heeft terecht aangevoerd dat de Stichting dit miskent. Het onrechtmatig handelen van Multirisk is er volgens de Stichting namelijk in gelegen dat Multirisk c.s. de contractanten door bedrog zo ver heeft gekregen de advertentieovereenkomst aan te gaan. Dit aan het adres van Multirisk c.s. gemaakte verwijt levert op zichzelf echter geen tekortkoming van Multirisk op. De Stichting stelt dit ook niet, laat staan dat zij dit stelt ten aanzien van iedere contractant, zodat al om die reden het door de Stichting gestelde onrechtmatig handelen van Multirisk c.s. geen grond voor ontbinding oplevert.
4.26.
Volgens de Stichting hebben de contractanten de met Multirisk gesloten advertentieovereenkomst kunnen ontbinden omdat zij haar verplichtingen jegens hen niet is nagekomen. Dit licht de Stichting als volgt toe.
4.26.1.
Hoewel de Stichting erkent dat in de schriftelijk gesloten advertentieovereenkomsten alleen wordt gesproken over het plaatsen van advertenties op de website van Multirisk, stelt zij in de dagvaarding dat aan vrijwel alle contractanten mededelingen zijn gedaan over de inspanningen van Multirisk (het werken met een team van tussen de 13 en 15 personen en het periodiek organiseren van informatiebijeenkomsten voor grote groepen investeerders) en over de behaalde resultaten (de verkoop van vele honderden, zo niet duizenden percelen grond). Zo niet al heeft te gelden dat deze mededelingen (deels) een resultaatverbintenis met zich brengen, heeft volgens de Stichting in ieder geval te gelden dat Multirisk zich onvoldoende heeft ingespannen om dat resultaat te behalen en de toegezegde inspanningen te zullen verrichten. Multirisk verkeert ter zake in verzuim, aldus de Stichting. In haar akte/conclusie stelt de Stichting dat [gedaagde] aan alle contractanten valse beloftes heeft gedaan over zijn (marketing)inspanningen, de te verrichten acties en de in het verleden behaalde verkoopresultaten. Met uitzondering van het af en toe plaatsen van een standaardadvertentie in het blad Cash, is van concrete marketingactiviteiten volgens haar evenwel niet gebleken.
4.26.2.
Daarnaast heeft de Stichting in haar akte/conclusie betoogd dat het nodige valt af te dingen op de geplaatste advertenties. Volgens haar is in een behoorlijk aantal gevallen gebleken dat Multirisk bij de advertentie verkeerde informatie had geplaatst, zoals onjuiste e-mailadressen of telefoonnummers.
4.27.
Multirisk c.s. heeft op haar beurt (onder meer) de door de Stichting gestelde inhoud van de advertentieovereenkomsten betwist. Zij voert met verwijzing naar de schriftelijke advertentieovereenkomsten aan dat Multirisk louter advertentieruimte ter beschikking heeft gesteld en dat Multirisk aan die verplichting heeft voldaan. Multirisk verricht weliswaar bijkomende marketinginspanningen (zie r.o. 4.14), maar dat doet zij onverplicht, laat staan dat zij daarmee een resultaatverplichting op zich heeft genomen. Verder wijst Multirisk c.s. er op dat ook hier geldt dat de Stichting per individuele contractant de voor een geslaagd beroep op ontbinding geldende vereisten had moeten stellen maar dat niet heeft gedaan. Alleen al om die reden moet de op ontbinding gebaseerde vordering van de Stichting worden afgewezen, aldus Multirisk c.s.
4.28.
De rechtbank geeft Multirisk c.s. in dat laatste gelijk. Wederom neemt de Stichting slechts voor de contractanten als groep geldende - niet op de individuele contractant toegespitste - stellingen in. Deze stellingen zijn zelfs voor de contractanten als groep weinig eenduidig, zoals uit r.o. 4.26.1 en 4.26.2 blijkt. Per individuele contractant had de Stichting moeten stellen (i) welke verplichtingen Multirisk jegens die contractant op grond van de advertentieovereenkomst heeft, (ii) of het daarbij gaat om een resultaats- of inspanningsverbintenis, (iii) welke resultaatsverbintenis(sen) en inspanningingsverbintenis(sen) Multirisk ten opzichte van de betreffende contractant niet is nagekomen, (iv) dat de nakoming daarvan jegens die contractant blijvend of tijdelijk onmogelijk is dan wel dat Multirisk ter zake ten opzichte van hem of haar in verzuim verkeert en (v) wat dit alles in de betreffende 184 gevallen concreet betekent, meer specifiek welk bedrag Multirisk op grond van haar ongedaanmakingsverplichting (artikel 6:271 BW)
aan ieder van de contractanten zou moeten betalen. Dit alles had de Stichting in de processtukken per individuele contractant dienen toe te lichten. Omdat de Stichting dit evenwel heeft verzuimd, heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan.
4.29.
Aan dit oordeel doet niet af dat de Stichting in haar akte/conclusie concrete klachten van een aantal contractanten [contractant] , Kok Bouwkundige Beveiliging,
[contractant] , [contractant] en [contractant] , nummers 27, 44, 66, 78 en 81 op de lijst van 99 contractanten) heeft genoemd en onder het kopje ‘in reconventie: conclusie van antwoord’ ten aanzien van 93 contractanten concreter op hun omstandigheden is ingegaan (zie r.o. 4.17). De ten aanzien van deze contractanten door de Stichting gegeven toelichting blijft namelijk veelal weinig concreet dan wel in het kader van haar beroep op ontbinding beperkt relevant. Hetgeen per contractant concreet is gesteld, ziet in ieder geval niet op alle vijf onder r.o. 4.28 genoemde punten.
4.30.
Daarmee is de vordering onder 3.1.I gegrond op ontbinding evenmin toewijsbaar.
onrechtmatige daad
4.31.
Multirisk
4.31.1.
Voor zover de onder r.o. 3.2.1 weergegeven stellingen van de Stichting zo moeten worden begrepen dat de tegen Multirisk ingestelde vordering onder 3.1.I tevens een op artikel 6:162 BW gebaseerde schadevergoedingsvordering is, wordt het volgende overwogen.
4.31.2.
De Stichting stelt dat de contractanten door onjuiste mededelingen van [gedaagde] over Multirisk, haar werkwijze en de behaalde resultaten zijn bewogen om met Multirisk een advertentieovereenkomst te sluiten. Volgens de Stichting heeft Multirisk c.s. daarmee gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze onrechtmatige daad kan aan Multirisk c.s. worden toegerekend. De contractanten hebben door dit handelen van Multirisk c.s. schade geleden. Die schade is in hoofdsom gelijk aan de bedragen die de contractanten aan Multirisk hebben betaald, aldus de Stichting.
4.31.3.
In lijn met wat van de Stichting in het kader van haar stelplicht wordt verwacht (zie r.o. 4.6.5 en 4.7.1) had zij per onder r.o. 4.6.2 en 4.6.4 genoemde contractant moeten stellen dat (i) en waarom Multirisk onrechtmatig ten opzichte van die contractant heeft gehandeld, (ii) die onrechtmatige daad aan Multirisk dient te worden toegerekend, (iii) de betreffende contractant als gevolg van het onrechtmatig handelen schade heeft geleden en (iv) wat de aan die contractant te vergoeden schade is, waarbij de Stichting het schadebedrag per iedere contractant in de processtukken diende te noemen. Dit heeft de Stichting echter niet gedaan, waarmee zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
4.31.4.
Dit betekent dat ook de tegen Multirisk op onrechtmatige daad gegronde vordering strandt.
4.32.
[gedaagde]
4.32.1.
Uit r.o. 4.31 volgt dat de op onrechtmatige daad gebaseerde, onder 3.1.I tegen [gedaagde] (niet als bestuurder) ingestelde vordering niet toewijsbaar is.
4.32.2.
Hetzelfde lot deelt de vordering van de Stichting op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Gezien de hiervoor met betrekking tot bedrog, dwaling, oneerlijke handelspraktijk, ontbinding en onrechtmatige daad gegeven oordelen, komt op Multirisk geen betalingsverplichting te rusten. Dat de 184 contractanten zijn benadeeld doordat Multirisk haar betalingsverplichting niet nakomt en ook geen verhaal biedt, gaat daarmee niet op. Welk persoonlijk ernstig verwijt [gedaagde] als (toenmalig) bestuurder van Multirisk kan worden gemaakt, valt dan ook niet in te zien. Hierop stuit de op bestuurdersaansprakelijkheid gegronde vordering al af.
slotsom conventie
4.33.
De slotsom van al het voorgaande is dat de vordering van de Stichting onder 3.1.I en daarmee ook haar nevenvorderingen (3.1.II, 3.1.III en 3.1.IV, voor de proceskosten zie r.o. 4.43) zullen worden afgewezen. De overige door Multirisk c.s. gevoerde verweren, zoals haar beroep op de klachtplicht, hoeven daarom niet besproken te worden.
in reconventie
onrechtmatig handelen Stichting?
4.34.
Multirisk c.s. verwijt de Stichting dat zij - ingegeven door rancune en commerciële belangen van haar bestuursleden - een hetze tegen haar heeft ontketend door onder andere met de media contact te zoeken en daar onjuiste schadelijke berichten over Multirisk c.s. te verspreiden (in onder andere de Telegraaf en op Finanz.nl). Bij gebreke van een concrete toelichting van Multirisk c.s. om welke berichten het dan gaat en wat daarin naar voren is gebracht, kan de rechtbank ten aanzien daarvan niet beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen. De vraag of uitlatingen onrechtmatig zijn, ligt in het spanningsveld tussen het recht op vrije meningsuiting en het recht op bescherming van eer en goede naam.
Omdat Multirisk c.s. niet stelt welke concrete uitlatingen het betreft, kan evenwel niet worden beoordeeld of sprake is van een aantasting in eer en goede naam en of het recht op bescherming daarvan zwaarder dient te wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting.
Voor zover Multirisk c.s. doelt op het door haar overgelegde krantenartikel uit de Telegraaf en bericht op Finanz.nl (haar productie 9), zal daaraan worden voorbijgegaan. Over de concrete inhoud daarvan heeft Multirisk c.s. immers niets gesteld, terwijl zij dat dus wel had moeten doen.
4.35.
Hoewel Multirisk c.s. de uitzending van het televisieprogramma Opgelicht!
- waarvan zij de opname op een USB stick als productie 86 bij haar akte heeft overgelegd - niet concreet heeft genoemd ter onderbouwing van haar reconventionele vordering (onder 214 e.v. van haar akte vermeerdering eis), heeft zij daar op de comparitie wel een enkel woord aan gewijd. Zij stelt dat de Stichting dit programma heeft benaderd en het programma ertoe heeft bewogen een onjuist beeld van Multirisk c.s. neer te zetten. Daarbij laat de Stichting beelden zien van een nagenoeg lege vergaderzaal en doet alsof [gedaagde] een nepbijeenkomst voor potentiële kopers houdt in die lege zaal. Bovendien wordt op aangeven van de Stichting in het programma beweerd - aldus Multirisk c.s. - dat Multirisk c.s. zich geen enkele marketingsinspanning zou getroosten. Daargelaten dat Multirisk c.s. deze stellingen naar het oordeel van de rechtbank tardief heeft ingenomen, blijkt daaruit niet welke uitlatingen de Stichting precies heeft gedaan. Dat “de Stichting het programma ertoe heeft bewogen” en dat “op aangeven van de Stichting in het programma is beweerd”, is immers weinig concreet. Het feit dat beelden tijdens het programma zijn getoond van [gedaagde] in een nagenoeg lege zaal, levert op zichzelf nog geen onrechtmatige daad op van de Stichting, laat staan dat deze zonder nader toelichting van Multirisk c.s. aan de Stichting valt toe te rekenen.
4.36.
Voorts verwijt Multirisk c.s. de Stichting dat zij contractanten heeft geronseld, waarbij zij zelfs een oud-medewerker van Multirisk heeft bewogen om de volledige gebruikerslijst aan haar ter beschikking te stellen, zodat alle gebruikers en oud-gebruikers konden worden benaderd. Iedere gebruiker en oud-gebruiker van Multirisk is door de Stichting gebeld en aangeschreven, waarbij de Stichting hem of haar onjuist of schadelijk over Multirisk c.s. heeft bericht en gebruikers heeft overgehaald met de hetze/procedure mee te doen. Multirisk c.s. stelt dat de Stichting hen onjuiste woorden in de mond heeft gelegd, namelijk dat er wel sprake zou zijn van bedrog, dwaling, onrechtmatige daad en wanprestatie. Ook al zou ten aanzien van een aantal contractanten aansprakelijkheid van Multirisk c.s. komen vast te staan, blijft echter staan dat de Stichting een groot aantal andere contractanten ten onrechte heeft opgehitst en hen op oneigenlijke gronden heeft bewogen hun vordering aan haar over te dragen, zodat deze procedure kon worden begonnen, aldus Multirisk c.s.
4.37.
Dat de Stichting onrechtmatig ten opzichte van Multirisk c.s. heeft gehandeld, heeft de Stichting bestreden. Van het - al dan niet onrechtmatig - ‘ronselen’ van contractanten is volgens haar geen sprake. De contractanten hebben ieder hun eigen beslissingen genomen. Daarbij heeft de Stichting de contractanten geen woorden in de mond gelegd. De basis van de vorderingen van de Stichting wordt gevormd door de beweringen en beloftes van Multirisk c.s. die achteraf onjuist en bedrieglijk zijn gebleken, althans niet zijn nagekomen. De door de contractanten in de overgelegde verklaringen beschreven eigen ervaringen hebben aan de procedure ten grondslag gelegen. Uit de verklaringen van een behoorlijk aantal contractanten en overgelegde correspondentie blijkt bovendien dat deze ervaringen met Multirisk c.s. dateren van geruime tijd voor de oprichting van de Stichting. Dat de Stichting de vorderingen van de contractanten gecedeerd heeft gekregen en vervolgens deze procedure is begonnen, kan haar dan ook rechtens niet worden verweten. De gekozen manier van opereren van de Stichting heeft te maken met kostenefficiëntie. Dat de Stichting de praktijken van Multirisk c.s. aan de kaak stelt, kan haar evenmin worden verweten, aldus steeds de Stichting.
4.38.
Uit de enkele omstandigheid dat aansprakelijkheid van Multirisk c.s. in conventie niet is komen vast te staan, kan - zeker gezien de afwijzingsgronden - niet worden afgeleid dat de Stichting door de procedure aanhangig te maken ten opzichte van Multirisk c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Dat is pas het geval als de Stichting de procedure is begonnen enkel met het doel Multirisk c.s. te schaden. Feiten en omstandigheden waaruit is af te leiden dat dit zo is of dat is voldaan aan de overige in artikel 3:13 lid 2 BW genoemde gevallen waarin in ieder geval sprake is van misbruik van bevoegdheid, zijn evenwel gesteld noch gebleken.
4.39.
Daar waar het gaat om de stelling van Multirisk c.s. dat de Stichting onjuiste mededelingen in de mond van de contractanten heeft gelegd, kan de rechtbank Multirisk c.s. niet volgen. Feit is namelijk dat 183 van de 184 contractanten de standaardbrief, waarin onder andere een beroep wordt gedaan op bedrog, althans dwaling hebben verstuurd. Ook hebben zij de cessie-akte getekend. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat dit onder dwang is gebeurd. Daarbij komt dat de Stichting nog ‘eigen verklaringen’ van een substantieel aantal contractanten heeft overgelegd, waaruit het algemene beeld naar voren komt dat de meeste contractanten zich door Multirisk c.s. gedupeerd voelen. Onweersproken is bovendien gebleven dat een behoorlijk deel van de contracten dit al voordat de Stichting werd opgericht aan Multirisk c.s. kenbaar hadden gemaakt.
4.40.
Door de Stichting is niet betwist dat zij de onder r.o. 4.36 genoemde gebruikerslijst heeft opgevraagd en alle (oud)gebruikers heeft (na)gebeld. Door aldus actief op zoek te gaan naar contractanten die zich bij haar willen aansluiten en hen te benaderen, heeft de Stichting evenwel nog niet onrechtmatig ten opzichte van Multirisk c.s. gehandeld. Dit zou pas als onrechtmatig zijn aan te merken als de Stichting dit doet met het doel Multirisk c.s. daarmee te schaden. De rechtbank vindt in de door Multirisk c.s. gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende aanleiding om tot dit oordeel te komen.
4.41.
Multirisk c.s. lijkt voorts te miskennen dat de Stichting een zelfstandige entiteit is en niet (zonder meer) is te vereenzelvigen met haar bestuur(sleden). Wat de relevantie is van de aan de bestuursleden van de Stichting gemaakte verwijten, wat daar verder ook van zij, valt dan ook niet in te zien. Dit geldt ook voor hetgeen Multirisk c.s. ten aanzien van de aansprakelijkheid van de individuele contractanten heeft gesteld (randnummer 255 e.v. eis reconventie). Aan de ten aanzien van de bestuursleden van de Stichting en de contractanten gemaakte verwijten wordt dan ook voorbijgegaan.
slotsom reconventie
4.42.
Al met al is de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat van onrechtmatig handelen van de Stichting geen sprake is. Dit betekent dat alle vorderingen van Multirisk c.s. zullen worden afgewezen (zie voor de proceskosten r.o. 4.43).
in conventie en in reconventie
proceskosten
4.43.
Omdat zowel de vorderingen van de Stichting als de vorderingen van Multirisk c.s. worden afgewezen, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.44.
Al het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda, mr. S.N. Schipper en mr. B. de Metz en in het openbaar uitgesproken door mr. J.H. Gisolf, rolrechter, op 13 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: NMB