Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 januari 2019 van de zijde van [eisers] ;
- akte overlegging producties met producties 1 tot en met 30 van de zijde van [eisers] ;
- de incidentele conclusie tot voeging met productie 1 van de zijde van [gedaagde] , waarin hij verzoekt dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de door hem aanhangig gemaakte vrijwaringsprocedure tegen [A] ;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv van de zijde van [eisers] ;
- het vonnis in incident van 17 april 2019, waarbij de incidentele vordering tot voeging is afgewezen;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 15 van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte overlegging productie met productie 31 van de zijde van [eisers] ;
- de conclusie van repliek met producties 32 tot en met 40 van de zijde van [eisers] ;
- de conclusie van dupliek met producties 16 tot en met 18 van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte uitlaten producties van de zijde van [eisers]
2.De feiten
3.17 Met(sub)grieven 3H, 4E, 5B en 7B en 13betoogt [eisers] dat de rechtbank ten aanzien van de transacties, [plaats] , [plaats] , (…) ten onrechte niet heeft aangenomen dat [gedaagde] daarbij is opgetreden als feitelijk bestuurder van [eisers] en dat hem dienaangaande uit dien hoofde persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kan worden. Het hof stelt met [gedaagde] vast dat [eisers] ook in hoger beroep in dit verband niet veel meer heeft gesteld dan dat [gedaagde] de projecten [plaats] , [plaats] en Duivendrecht bij [eisers] onder de aandacht heeft gebracht, dat hij inhoudelijk betrokken is geweest bij en invloed zou hebben gehad op de voorbereiding van de totstandkoming van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten en dat hij zou hebben aangedrongen op het verstrekken van de geldlening aan de vof LQA Managementadvies. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, kan echter op basis van de aldus door [eisers] aangedragen feiten en omstandigheden niet worden vastgesteld dat [gedaagde] ter zake van deze transacties daadwerkelijk, met voorbijgaan van het formele bestuur in de persoon van [B] , het beleid van [eisers] zou hebben bepaald.(…)
anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber[van [eiser 1] , toevoeging rechtbank]
, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zal doen, een gift aannemen”(niet-ambtelijke omkoping). [eisers] is als benadeelde partij (met een vordering van € 500.000,--) niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren en het hof heeft bepaald dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Onrechtmatige daad / onbehoorlijke taakvervulling
Op basis van daartoe op verzoek van [gedaagde]door [X] Projecten aangeleverde cijfersomtrent het te realiseren bouwvolume heeft [B] op 9 april 2008 namens [eisers] besloten tot aankoop van het project [plaats] door [eiser 2] voor een bedrag van € 16.500.000 (excl. BTW). Vrijwel meteen daarna is tussen partijen een geschil ontstaan over de juistheid van de aangeleverde cijfers en de op basis daarvan bepaalde koopprijs en heeft [eiser 2] geweigerd de gronden af te nemen en de koopprijs te betalen.” (r.o. 3.24 van het arrest, tweede alinea, onderstreping door de rechtbank). De rechtbank is gebonden aan het arrest van het hof en kan alleen de schade begroten die het gevolg is van het door het hof reeds vastgestelde onbehoorlijke taakvervulling en onrechtmatig handelen. De stelling van [eisers] dat [gedaagde] de onjuiste informatie over de bouwvolumes in het project [plaats] aan [eisers] heeft aangeleverd, maakt daarvan geen onderdeel uit. Daarom is dit geen grond om aan te nemen dat de verliezen van [eisers] in het kader van project [plaats] in causaal verband staan met onrechtmatig handelen of de onbehoorlijke taakvervulling van [gedaagde] .
[X] Projecten heeft aangedrongen op afname van het project [plaats] en in dat verband verzocht om een voorschotbetaling. [gedaagde] heeft in juli 2008 tegen [B] gezegd dat hij en zijn gezin ernstig werden bedreigd door de verkopers van het project [plaats] . Bij e-mail van 3 juli 2008 heeft [gedaagde] aan [B] het rekeningnummer van [X] Projecten doorgegeven waarop het voorschotbedrag betaald kon worden. Op 10 juli 2008 heeft [eiser 2] op het door [gedaagde] doorgegeven rekeningnummer aan [X] Projecten onverplicht een voorschot op de koopprijs betaald van € 3.000.000. Op 15 juli 2008 is van dezelfde bankrekening van [X] Projecten waarop het voorschot was betaald € 150.000 overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde] met de omschrijving “schilderijen”. Op 1 september 2008 is van dezelfde rekening € 50.000 overgemaakt op de rekening van [gedaagde] . (…) Op 7 april 2009 is door Fahrenheit, rechtsopvolger van [X] Projecten, € 200.000 overgemaakt op de bankrekening van [gedaagde] .”
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,--)