ECLI:NL:RBNHO:2020:3193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
HAA 20/2 ev V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de opposant, vertegenwoordigd door mr. J. Terlouw. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van beroepen die waren ingesteld tegen uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Deze uitspraken betroffen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2006 tot en met 2011 en over het jaar 2015. De rechtbank had eerder, op 5 maart 2020, de beroepen niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant geen machtiging had overgelegd.

De opposant stelde in verzet dat de niet-ontvankelijkverklaring onterecht was, omdat hij de aangetekende brief van 2 januari 2020, waarin hij werd verzocht het beroepschrift te ondertekenen en een machtiging toe te sturen, niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat uit het track & trace systeem van PostNL bleek dat de brief op 4 januari 2020 op het kantooradres van de gemachtigde was bezorgd en dat hiervoor was getekend. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de brief op regelmatige wijze was aangeboden.

De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van de opposant dat hij de brief niet had ontvangen, onvoldoende was om aan te nemen dat de brief niet was ontvangen. Ook werd er niets aangevoerd over het niet ondertekenen van het beroepschrift, waardoor de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de beroepen bevestigde. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/2 tot en met HAA 20/8 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2020 op het verzet van

[X] , opposant

(gemachtigde: mr. J. Terlouw).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de – in een geschrift vervatte – uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2006 tot en met 2011 en over het jaar 2015. Daarbij zijn de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2020 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1. Opposant neemt het standpunt in dat niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen wegens het niet overleggen van een machtiging achterwege had moeten blijven, omdat de aangetekende brief van 2 januari 2020 pertinent niet zou zijn ontvangen.
2. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet, indien een stuk aangetekend is verzonden en de betrokkene de ontvangst ervan ontkent, onderzocht worden of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de betrokkene is aangeboden (zie het arrest van 3 april 2009, nr. 08/00645, ECLI:NL:HR:2009:BH9194).
3. De griffier heeft opposant bij aangetekende brief van 2 januari 2020 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken het beroepschrift te ondertekenen en een schriftelijke machtiging toe te sturen. Deze brief is gericht aan het kantooradres van de gemachtigde [a] . Blijkens het track & trace systeem van PostNL is deze brief op 4 januari 2020 bezorgd op dit adres. Voor ontvangst is getekend.
4. De rechtbank is van oordeel dat daarmee genoegzaam vaststaat dat de brief van 2 januari 2020 op regelmatige wijze aan het adres van (de gemachtigde van) opposant is aangeboden.
5. Opposant heeft niets naar voren gebracht op grond waarvan kan worden betwijfeld dat het aangetekende stuk op het kantoor van de gemachtigde is ontvangen. De enkele stelling dat hij dit schrijven niet heeft ontvangen, is daarvoor onvoldoende.
6. Ten aanzien van het niet ondertekenen van het beroepschrift wordt door opposant niets gesteld. Er is geen reden om het niet ondertekenen van het beroepschrift opposant niet aan te rekenen.
7. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak op goede gronden geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk waren. Het verzet tegen die uitspraak moet daarom ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. De uitspraak is gedaan op 30 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.