ECLI:NL:RBNHO:2020:308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op grond van plichtsverzuim door ongepast en seksueel intimiderend gedrag van ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het bestuur van de Werkorganisatie BUCH, verweerder. Eiser was werkzaam als medewerker technische dienst en kreeg per 1 juni 2018 ongevraagd ontslag vanwege beschuldigingen van ongepast en seksueel intimiderend gedrag tegenover schoonmaaksters. Het primaire besluit tot ontslag werd genomen op basis van een rapport van onderzoeksbureau Capra, dat concludeerde dat eiser zich herhaaldelijk ongepast had gedragen, waaronder het aanraken van schoonmaaksters en het maken van seksueel getinte opmerkingen.

Eiser heeft tegen het ontslag beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het ontslag terecht was. De rechtbank stelde vast dat de onderzoekers voldoende bewijs hadden verzameld en dat eiser niet had aangetoond dat de beschuldigingen ongegrond waren. De rechtbank benadrukte dat het gedrag van eiser niet alleen ongepast was, maar ook een machtspositie ten opzichte van de schoonmaaksters creëerde, wat de ernst van het plichtsverzuim vergrootte. Eiser had eerder al waarschuwingen ontvangen voor vergelijkbaar gedrag, wat de rechtbank als verzwarende omstandigheid meebracht.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het ontslag niet onrechtmatig was. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om zich te houden aan professionele gedragsnormen, vooral in situaties waarin een machtsongelijkheid bestaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2212

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. B.M. Dijkstra),
en

het bestuur van de Werkorganisatie BUCH, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Tevette).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per 1 juni 2018 ongevraagd ontslag verleend.
Bij besluit van 11 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] .

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als medewerker technische dienst, per 1 januari 2017 bij de werkorganisatie BUCH. Daarvoor, sinds 1980, bij de gemeente Heiloo.
1.2
Naar aanleiding van signalen van [naam 2] (objectleidster van [bedrijf] , een bedrijf dat in opdracht van verweerder onder meer scholen en sportcomplexen schoonmaakt) dat eiser zich ongepast gedroeg tegenover de schoonmaaksters heeft verweerder Capra opdracht verstrekt daar onderzoek naar te doen. In het kader van deze opdracht hebben mr. [naam 3] en mr. [naam 4] (medewerkers van Capra, hierna: onderzoekers) gesprekken gevoerd met [naam 5] en ‘ [naam 6] ’ (schoonmaaksters), [naam 2] , eiser, [naam 7] (teammanager Beleid en Beheer van domein Wijkbeheer, wijk zuid), [naam 8] (teammanager afval), [naam 9] (teammanager van domein Wijkbeheer, wijk noord) en [naam 10] (beleidsmedewerker vastgoed). De onderzoekers hebben op 26 april 2018 rapport uitgebracht aan verweerder. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat eiser zich tegenover de schoonmaaksters ten onrechte heeft geprofileerd als controleur van de werkzaamheden en dat hij een grens heeft overschreden in de contacten met [naam 5] . Eiser heeft niet laten zien dat het incident uit 2011 ertoe heeft geleid dat hij zich sindsdien op een meer terughoudende wijze heeft opgesteld. Verder hebben de onderzoekers geconcludeerd dat is vast komen te staan dat eiser zich in 2011 in het bijzijn van schoonmaaksters heeft ontbloot en dat uit niets blijkt dat de schoonmaaksters, althans zeker niet alle schoonmaaksters, dit geen probleem zouden vinden. Volgens de onderzoekers heeft eiser hiermee ernstig de grens overschreden, ook als hij zich, zoals hij verklaarde, waste om medische redenen.
De verklaring van ‘ [naam 6] ’ is niet betrokken in de conclusies, omdat zij wel een gesprek met de onderzoekers heeft willen voeren, maar niet heeft willen meewerken aan (het ondertekenen van) het verslag van haar gesprek.
1.3
Naar aanleiding van de conclusies in het rapport heeft verweerder eiser meegedeeld voornemens te zijn hem strafontslag op te leggen. Dat is gebaseerd op de volgende elementen van plichtsverzuim (samengevat):
Eiser heeft, grotendeels tijdens diensttijd, ongepast en grensoverschrijdend gedrag vertoond, vanaf mei t/m juli 2011 en vanaf november 2017 t/m januari 2018.
Eiser heeft in de periode mei t/m juli 2011 meermalen schoonmaakster “ [naam 11] ” geconfronteerd in de wc-ruimte en/of keuken met zijn ontblote onderlijf en zijn penis gespoeld in de wasbak van het herentoilet.
Op 1 augustus 2011 is eiser door zijn leidinggevenden aangesproken op dit gedrag. Eiser heeft geen openheid van zaken gegeven, maar ontkend.
Eiser heeft nagelaten zijn gedrag aan te passen.
Eiser heeft zich in 2017/2018 tegenover de schoonmaaksters en de objectleidster geprofileerd als controleur van de schoonmaakwerkzaamheden. Hij heeft zich gedragen en geuit alsof er sprake was van een functionele relatie. Hierdoor heeft eiser zich de facto gepositioneerd in een machtspositie tegenover de schoonmaaksters.
Eiser heeft zich ongepast en (seksueel) intimiderend gedragen tegenover [naam 5] , door:
 haar meermalen ongevraagd aan te raken haar over haar been te strelen en/of haar been vast te houden en/of haar over haar rug te strelen/wrijven;
 haar te vertellen dat hij van vrouwen met dikke billen houdt, zoals zij;
 haar intimiderend toe te spreken;
 haar te vertellen dat hij een WhatsApp-foto van haar heeft opgeslagen op zijn (dienst)telefoon, omdat haar borsten daar beter op uitkomen en daarna geen gehoor te geven aan haar verzoek die foto te verwijderen;
 haar om een knuffel te vragen;
 als zij bezig was met haar schoonmaakwerkzaamheden, opeens bij / in het herentoilet te komen staan om al dan niet ‘te plassen’;
 haar meermalen ongevraagd ongepaste WhatsApp-berichten te zenden;
 haar de laatste keer dat hij haar een lift gaf, te vragen of hij met haar naar bed mocht.
Eiser heeft zich tegenover [naam 6] ongepast gedragen, door haar in ieder geval vier keer ongevraagd aan te raken en/of vast te houden.
1.4
Eiser heeft op 7 mei 2018 zijn zienswijze gegeven. Vervolgens heeft verweerder besloten zoals onder het procesverloop is weergegeven.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak (uitspraak CRvB van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997) noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
2.2
De onderzoekers hebben verschillende betrokkenen gesproken en eiser de kans gegeven daarop te reageren en eventueel namen aan te dragen van anderen die ook nog gehoord zouden kunnen worden. Dat laatste heeft hij niet gedaan. Dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid, zoals door eiser is aangevoerd, kan daarom niet worden gevolgd.
2.3
De rechtbank heeft op basis van de bevindingen van het onderzoek van Capra de overtuiging verkregen dat eiser in 2017/2018 ongepast / seksueel overschrijdend gedrag heeft vertoond tegenover [naam 5] (schoonmaakster). Van belang in dit verband is vooral de verklaring die [naam 5] heeft afgelegd bij Capra en haar e-mail van 11 maart 2018 aan haar leidinggevende, [naam 2] . In deze e-mail schrijft [naam 5] over eiser (die zij aanduidt als “ [eiser] ”):
“Vanaf ongeveer eind nov begon hij rare opmerkingen te maken en als hij me naar huis bracht me been te strelen en vragen af hij met me mee mocht.
Op woensdag 20 dec 2017 kwam [eiser] om 7 uur bij de school de Meander, hij kwam een sleutel brengen van de sporthal.
We gingen even zitten en praten en ineens sloeg hij zijn arm om me heen en vertelde dat hij wel van vrouwen met dikke billen hield zoals mij.
Nadat ik klaar was met de school liep hij mee naar het hok achter en daar vroeg hij om een knuffel, waar ik nee tegen zei.
Toen bracht hij me naar huis en in de auto zat hij de hele tijd me been te strelen.
(...)
Dat het toen zo waaide een paar weken terug heeft hij me nog 1 keer naar huis gebracht en streelde hij weer me been maar nu dichterbij de intieme gedeelte, toen hij me thuis had afgezet vroeg hij of hij mee mocht naar bed.
Het rare was ook dat hij altijd de wc ging gebruiken als ik net bezig was met het schoonmaken, en het duurde altijd wel even voor hij weer klaar was.”
In het door [naam 5] ondertekende verslag van het gesprek dat zij op 2 april 2018 met de onderzoekers heeft gevoerd zijn de volgende passages opgenomen:
“Het was in november en toen was het heel slecht weer. Je weet wel, sneeuw, hagel en wind.
Toen vroeg hij een keer: ‘Zal ik je anders even thuis brengen?’. Dat vond ik aardig van hem en
toen hebben we nog een beetje gepraat onderweg. Toen heeft hij mij afgezet en zei hij: ‘Ik zie
je woensdag weer’. Op die woensdag ging het dan hetzelfde. Zo heeft hij mij een aantal keer
thuisgebracht. Maar na een paar weken begon hij rare opmerkingen te maken over dat ik
mooie dikke billen had en dat hij daar wel van hield.
Op een gegeven moment ging hij ook aan mij zitten en dat vond ik echt heel vervelend. Nadat
hij voor een derde keer aan mijn been ging zitten in de auto, heb ik het aan [voornaam naam 2] [ [naam 2] ]
verteld. Dat is al vóór 31januari 2018 geweest, toen hij mij berichtjes ging sturen over koffie.”
“(…) hij heeft een keer tegen mij op WhatsApp gezegd dat hij mijn WhatsApp-foto had
opgeslagen op zijn telefoon, want ‘daar komen je borsten beter op uit’. Ik vond dat echt idioot,
dus ik vroeg ook ‘Verwijder die foto, want dit is niet normaal’. Toen begon hij alleen maar een
beetje te lachen.”
“Als ik de toiletten ging schoonmaken, dan ging hij daar opeens in staan. Ik vond dat
ongemakkelijk, dus ik ging maar weg als hij bij de wc bleef staan. Hij bleef dan 5 of 10 minuten weg.”
“Hij wilde mij een keer, op 20 december 2017, terwijl ik een school aan het schoonmaken was
een knuffel geven, maar daar ben ik echt helemaal niet van. Dat heb ik hem toen ook heel
duidelijk gezegd.”
“Een keer daarna was er nog een lekkage en toen ging hij opeens een beetje over mijn rug
wrijven terwijl ik aan het werk was. Ik schoof toen een stukje opzij en toen hield hij op. Daarna
kwam er ook iemand binnen. Volgens mij heeft ook wel een keer iemand dat gezien, maar die
zal dat niet opgeslagen hebben.”
“(…) de laatste keer dat hij mij naar huis bracht, toen ging hij ook aan mijn been zitten. Dit keer ging hij echter ook meer met zijn hand langs mijn been omhoog.”
“(…) toen hij mij thuis afzette vroeg hij opeens of hij met mij mee naar bed mocht. Mijn vriend lag toen op de bank te slapen en die hoorde dat en die wilde hem gelijk wat aandoen. Toen heb ik mijn vriend tegengehouden.”
In het verslag van het gesprek dat de onderzoekers op 22 maart 2018 met [naam 2] hebben gevoerd (en dat door haar is ondertekend) is onder meer het volgende opgenomen:
“Ik denk dat het ongeveer in december 2017 zal zijn geweest. [voornaam naam 5] [ [naam 5] ] zei toen dat dat [eiser] wel eens vervelende opmerkingen maakte en dat hij wel eens bij haar langskwam in sporthal [sporthal] . [eiser] zou haar ook naar huis brengen, maar dat vond ze eigenlijk wel lekker want ze woonde in [woonplaats 2] en haar objecten waren in Heiloo. Nu zegt ze dat ze daar uiteindelijk wel spijt van heeft gehad, omdat [eiser] aan haar benen begon te zitten. Later zei ze ook dat ze zich altijd ongemakkelijk voelde als [eiser] ’s ochtends langskwam. Toen heb ik voorgesteld om op andere tijden schoon te maken en dat vonden we allebei wel een goed idee.”
2.4
Eiser heeft de verklaringen van [naam 5] op onderdelen bevestigd. Zo heeft hij verklaard dat hij [voornaam naam 5] een paar keer naar huis heeft gebracht, zijn hand een keer op haar been heeft gelegd en haar (op luide toon) heeft toegesproken. Eiser heeft ook erkend dat hij gebruik maakt van het toilet als daar schoongemaakt wordt; hij is daar “redelijk makkelijk in”.
2.5
Eiser heeft echter betwist dat hij zijn hand meerdere keren op het been van [naam 5] heeft gelegd en gestreeld heeft. Hij betwist ook dat hij een foto van haar op zijn telefoon heeft opgeslagen en daarover de opmerking heeft gemaakt dat haar borsten daar zo goed op uitkwamen. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat enige onderbouwing hiervan ontbreekt, omdat [naam 5] de betreffende WhatsAppberichten van haar telefoon zou hebben gewist.
Ook heeft hij betwist dat hij haar heeft gezegd dat hij wel hield van vrouwen met dikke billen, zoals zij. Verder heeft hij betwist dat hij heeft gezegd dat hij met haar naar bed wilde gaan. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat de verklaring van [naam 5] dat haar vriend dit zou hebben gehoord, niet juist kan zijn en als zij zou hebben bedoeld dat zij het verteld heeft aan haar vriend, dat dat er niet staat. Volgens eiser is de verklaring van [naam 5] dan ook niet consistent dan wel onvolledig. Eiser heeft verder aangevoerd dat de verklaringen van [naam 5] en [naam 2] niet geloofwaardig zijn. Er zou sprake zijn van een wraakactie, omdat hij beiden heeft aangesproken op het niet goed schoonmaken.
2.6
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [naam 5] . Zij heeft consistent verklaard over haar ervaringen met eiser. De omstandigheid dat niet vaststaat hoe haar opmerking, dat haar vriend hoorde dat eiser heeft gezegd dat hij met haar naar bed wilde, moet worden begrepen maakt haar verklaring nog niet inconsistent. Het door eiser geuite vermoeden dat [naam 5] onjuiste verklaringen over hem heeft afgelegd om wraak te nemen wegens zijn aanmerkingen op haar werk vindt geen enkele steun in de stukken. Voorts acht de rechtbank van belang dat de verklaring van [naam 5] op onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van [naam 2] en er evenmin aanwijzingen zijn dat [naam 2] er belang bij had eiser in een kwaad daglicht te stellen.
2.7
Het zich ongepast, (seksueel) intimiderend gedragen zoals hiervoor is beschreven is zonder meer aan te merken als plichtsverzuim. Er is gesteld noch gebleken dat het plichtsverzuim niet aan eiser zou zijn toe te rekenen. Verweerder was dan ook bevoegd tot het opleggen van een disciplinaire maatregel.
2.8
De rechtbank is van oordeel dat de aan eiser opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Daarbij is van belang dat eiser in 2011 is aangesproken op ongepast gedrag in de omgang met de schoonmaaksters, waardoor hij zich als gewaarschuwd man, ten volle bewust heeft moeten zijn van het effect van zijn gedragingen op de schoonmaaksters. Voorts is van belang dat eiser een machtspositie bezat ten opzichte van [naam 5] , doordat hij zich gepositioneerd had als controleur van de werkzaamheden van [naam 5] . Daarbij is niet van belang of eiser zich de positie van controleur bewust heeft toegeëigend of dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hem die taak was toebedeeld. Eiser had er zich van bewust moeten zijn dat in deze situatie sprake is van een ongelijkwaardige relatie. Daarnaast is eiser veel ouder dan [naam 5] , hetgeen de ongelijkheid nog versterkt.
2.9
Nu het ongepaste, (seksueel) intimiderende gedrag van eiser jegens [naam 5] de disciplinaire straf van ontslag zelfstandig kan dragen, behoeven de overige aan eiser verweten gedragingen geen bespreking.
3. Eiser heeft tot slot nog verzocht om vergoeding van de schade die hij lijdt als gevolg van het onrechtmatig genomen ontslagbesluit. Nu het besluit niet onrechtmatig is, bestaat geen grond voor toewijzing.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.N. Nijhuis, voorzitter, en mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. M.P.E. Oomens, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.