ECLI:NL:RBNHO:2020:2920

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
7653917 \ CV FORM 19-4091
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Transportes Aereos Portugeses S.A. (TAP) wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Fez via Lissabon op 13 juli 2018. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met TAP gesloten, maar de vlucht van Amsterdam naar Lissabon was vertraagd, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Marokko hebben gemist. De passagiers zijn uiteindelijk met een vertraging van 24 uur en 20 minuten op hun eindbestemming aangekomen en hebben compensatie van TAP gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

TAP heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de plotselinge ziekte van de piloot. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het plotseling ziek worden van een piloot inherent is aan de normale activiteiten van een luchtvaartmaatschappij en dat TAP niet kan ontsnappen aan haar verplichtingen onder de Verordening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie en heeft de vordering tot betaling van € 3.689,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat twee van de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat hun vorderingen door hun wettelijke vertegenwoordigers waren overgedragen.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertragingen en de noodzaak om adequaat te reageren op personeelsproblemen, zoals ziekte, om de rechten van passagiers te waarborgen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7653917 \ CV FORM 19-4091
Uitspraakdatum: 11 maart 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
3.
[passagier sub 3],
4.
[passagier sub 4],
5.
[passagier sub 5],
6.
[passagier sub 6]
7.
[passagier sub 7]
8.
[passagier sub 8]
allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
Transportes Aereos Portugeses S.A. (TAP),
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: TAP
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 1 april 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 27 juni 2019;
  • akte aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 10 september 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van TAP, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met TAP een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan TAP de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lissabon naar Fez Airport (Marokko) op 13 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon is met vertraging uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Marokko hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van 24 uur en 20 minuten op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van TAP gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
TAP heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken TAP te veroordelen tot betaling van:
- € 3.240,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 449,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat TAP vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Voorts vorderen de passagiers op grond van artikel 6 lid 1 sub b juncto artikel 9 lid 1 sub a van de Verordening vergoeding van de kosten voor maaltijden en verfrissingen ter hoogte van € 40,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door TAP van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
TAP betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij akte producties overgelegd waaruit volgt dat de vorderingen van de minderjarige passagiers sub 2 en sub 4 door hun wettelijke vertegenwoordigers zijn overgedragen op henzelf door middel van een cessieovereenkomst. Passagier sub 2 en passagier sub 4 zijn dan ook niet-ontvankelijk in hun vordering.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. TAP is dus gehouden de passagiers te compenseren, tenzij TAP kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag wat moet worden verstaan onder buitengewone omstandigheden verwijst de kantonrechter allereerst naar overweging 14 van de considerans bij de Verordening, waarin staat dat buitengewone omstandigheden zich met name kunnen voordoen in gevallen van politieke instabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Hiernaast verwijst de kantonrechter naar jurisprudentie van het HvJ EU waarin is uitgemaakt dat het bij buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, gaat om omstandigheden die verband houden met een gebeurtenis die, evenals die welke in overweging 14 van de Verordening zijn opgesomd, niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en deze hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of oorsprong van die gebeurtenis (zie o.a. HvJ EU 17 september 2015 C-257/14 Van der Lans-KLM).
4.5.
TAP voert aan dat vlucht TP 669 met vertraging is uitgevoerd vanwege buitengewone omstandigheden, te weten de plotselinge ziekte van de piloot van de vlucht. Medaire - medisch expert in onder andere de luchtvaartsector - heeft geoordeeld dat de piloot ongeschikt was om te vliegen. Wegens veiligheidsredenen moet de vlucht met twee piloten vertrekken. In Amsterdam waren geen reservepiloten beschikbaar. Ter voorkoming van de annulering van de vlucht heeft TAP een piloot uit Lissabon laten overvliegen. De ziekmelding door een piloot is een omstandigheid die geheel buiten de invloedsfeer van TAP ligt, aldus TAP. TAP kan niet anticiperen op de ziekmelding van een piloot, noch kon zij hierop enige invloed uitoefenen. De gevolgen van de vertraging dienen dan ook niet voor rekening van TAP te komen, aldus nog steeds TAP.
4.6.
De kern van het geschil is de vraag of ziekte van een piloot inherent is aan de uitvoering van de normale activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter overweegt als volgt. Uitval van medewerkers door ziekte is in het algemeen niet ongebruikelijk of zeldzaam binnen een organisatie. Personele aangelegenheden, waaronder ziekteverzuim, liggen dus binnen de risicosfeer van een organisatie. Iedere werkgever dient daarmee rekening te houden en dient daarvoor de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen. Dat geldt ook voor een luchtvaartmaatschappij. Een luchtvaartmaatschappij dient net als iedere onderneming er rekening mee te houden dat een personeelslid op een onverwacht moment ziek kan worden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het plotseling ziek worden van de piloot en ook de tijd dat het heeft geduurd om de reservepiloot in te vliegen vanuit Lissabon inherent zijn aan de uitvoering van de normale activiteiten van een luchtvaartonderneming. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of TAP deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
4.7.
Nu TAP voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde additionele kosten heeft TAP verweer gevoerd tegen een bedrag van € 29,20. TAP voert aan dat de transactie bon ter hoogte van € 29,20 slechts specificeert dat het bedrag is betaald, maar niet wat er mee is gekocht. Evenmin kan volgens TAP worden geoordeeld of de aankoop in redelijke verhouding tot de wachttijd staat. De kantonrechter overweegt dat de passagiers bij vertraging recht hebben op gratis maaltijden en verfrissingen, in redelijke verhouding tot de wachttijd. Onbetwist is dat de passagiers geen gratis maaltijden en verfrissingen hebben ontvangen van TAP. De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gevorderde kosten zijn gemaakt ten behoeve maaltijden en verfrissingen en dat de kosten in redelijke verhouding staan tot de wachttijd van de passagiers. De vordering wordt dan ook toegewezen.
4.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. TAP heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het A-formulier, nu niet is gesteld of gebleken op welke datum deze kosten verschuldigd zijn geworden.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van TAP omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 10 september 2018, omdat TAP ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.12.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart passagier sub 2 en passagier sub 4 niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt TAP tot betaling aan de passagiers van € 3.689,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.240,00 vanaf 13 juli 2018 en over € 449,00 vanaf 2 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt TAP tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 420,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open