Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Rijvo Tegelhandel B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
Van Rijvo kan niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het feit dat u zonder de benodigde toestemming zelfstandig de Creditnota aan u zelf heeft opgesteld, althans laten opstellen ten einde een lager bedrag te betalen aan Rijvo acht Rijvo ernstig verwijtbaar en neemt zij u kwalijk. Daar komt bij dat u willens en wetens de heer [YY] niet hebt benaderd, maar misbruik hebt gemaakt van uw positie door een administratief medewerkster de Creditnota te laten opstellen en te laten inboeken. Dit alles kennelijk met het doel, zoals door u impliciet erkend tijdens het gesprek op 21 december jl., om de Creditnota uit het zicht van uw werkgever te houden.”
3.Het verzoek en het verweer
4.Het tegenverzoek en het verweer daartegen
5.De beoordeling
McDonalds)). De van een werkgever te vergen mate van voortvarendheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek en de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 1980, gepubliceerd op www. rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR: 1980:AC4006 (
Gelderse Tramvervoer Maatschappij)).
Keller Nederland/Van Kimmenade)). Daarbij is wel vereist dat een werknemer gedurende die termijn voor beraad wordt geschorst of op non-actief wordt gesteld en dat een werkgever na afloop van de termijn, als blijkt dat de werknemer niet zelf ontslag neemt, alsnog direct overgaat tot ontslag op staande voet. In dat geval staat een korte termijn voor beraad gedurende welke de werknemer geen werkzaamheden verricht, er niet aan in de weg het ontslag aan te merken als op staande voet wegens een dringende reden gegeven. De gedachte hierachter is dat daarmee de mogelijkheden voor het vinden van een andere, meer bevredigende oplossing dan ontslag op staande voet worden vergroot.
Woondroomzorg)). Uitsluitend in uitzonderlijke gevallen kan hiervan sprake zijn, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer kan zich bijvoorbeeld voordoen als een werknemer zich schuldig maakt aan diefstal (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 40).
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Ook hier geldt dus dezelfde ‘hoge lat’ als voor het aannemen van ernstige verwijtbaarheid van de werknemer.
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Echter, het gaat hier niet om een billijke vergoeding die wordt verzocht na een ongeldig ontslag op staande voet, maar om een billijke vergoeding na ontbinding. In dat laatste geval kan de omstandigheid dat [verzoeker] op 9 januari 2020 ten onrechte op staande voet is ontslagen wel een rol spelen bij de vraag of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Rijvo, maar die omstandigheid is niet zonder meer doorslaggevend of beslissend.
€ 2.270,00 vanwege een schending van het overeengekomen geheimhoudingsbeding wordt toegewezen. Vast staat dat [verzoeker] een e-mail van Rijvo van 26 november 2019, waarin uitvoerige en gedetailleerde informatie staat over onder meer de functie van [verzoeker] , en over budgetten, kosten, besparingen en projecten, heeft doorgestuurd aan het (zakelijke) e-mailadres van een derde. Dat is in strijd met het geheimhoudingsbeding van artikel 7 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst. Daarin staat dat de werknemer strikte geheimhouding moet betrachten omtrent alles wat bij de uitvoering van zijn functie te zijner kennis is gekomen in verband met de zaak en belangen van werkgever. Daarbij is vermeld dat de geheimhoudingsverplichting alle gegevens betreft waarvan de werknemer kennis neemt. Dat genoemd zakelijk e-mailadres toebehoort aan de echtgenote van [verzoeker] , zoals [verzoeker] heeft gesteld, maakt niet uit. Ook toezending aan het (zakelijke) e-mailadres van een echtgenote is verboden volgens het geheimhoudingsbeding en valt onder de werking daarvan. Tegen de hoogte van de gevorderde boete is geen verweer gevoerd en ook is niet verzocht om matiging daarvan.
6.De beslissing
€ 5.200,00 bruto per vier weken, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%;