Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval van haar werk op 18 februari 2016. Het primaire besluit van 19 november 2018, waarin de uitkering werd geweigerd, werd door verweerder herroepen na bezwaar, en eiseres kreeg een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering (WGA) toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 56,3%. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar medische beperkingen onvoldoende waren erkend en dat de geselecteerde functies niet passend waren.
Tijdens de zitting op 26 februari 2020 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiseres correct had beoordeeld en dat er geen noodzaak was voor aanvullende beperkingen. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies wel degelijk geschikt waren, en dat eiseres voldeed aan de eis van twee jaar werkervaring in een productieomgeving.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.