ECLI:NL:RBNHO:2020:2697

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2906
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in planschade na wijziging bestemmingsplan en beoordeling van het Tog-advies

In deze zaak gaat het om een verzoek om tegemoetkoming in planschade van eisers, die hun woning in 1979 hebben aangekocht. Het verzoek is gerelateerd aan de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', dat de bestemming van de gronden rondom hun woning heeft gewijzigd. De rechtbank heeft eerder, op 17 januari 2019, geoordeeld dat het advies van Tog Nederland Zuid b.v. over de planschade niet voldoende inzichtelijk was en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op basis van een aanvullend advies. In het nieuwe Tog-advies, uitgebracht op 1 mei 2019, werd geconcludeerd dat eisers in een beperkt planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren, maar dat er geen sprake was van een aanzienlijke verslechtering van de situeringswaarde van hun woning. Verweerder heeft op basis van dit advies besloten om eisers een tegemoetkoming in planschade van € 1.300,00 toe te kennen. Tijdens de zitting hebben eisers hun bezwaren tegen het Tog-advies toegelicht, waarbij zij vooral wezen op de overlast van geluid en licht door het agrarische bedrijf in de nabijheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de stellingen van eisers over geluidsoverlast niet beslissend zijn voor de vraag of zij recht hebben op planschade. De rechtbank concludeert dat het Tog-advies toereikend is en dat verweerder zich op de bevindingen daarvan heeft mogen baseren. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2906

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 april 2020 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

gemachtigde: mr. D. Pool, jurist bij Achmea Rechtsbijstand,
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik, verweerder

(gemachtigde: drs. E. de Gast).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.
Bij besluit van 20 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Op 17 januari 2019 (zaaknummer 18/351) heeft de rechtbank het beroep van eisers hiertegen gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank het besluit van 20 december 2017 vernietigd en bepaald dat verweerder met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank opnieuw een besluit zal moeten nemen op het bezwaar van eisers.
Op 16 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eisers beslist. Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard. Daarbij heeft hij besloten om eisers een tegemoetkoming in planschade toe te kennen van € 1.300,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarbij heeft hij tevens besloten om toekenning van een vergoeding proceskosten in bezwaar van € 512,00 (voor het indienen van een bezwaarschrift). Voorts is bepaald dat het drempelbedrag van € 500,- aan eisers zal worden terugbetaald.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft is een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2020 op zitting behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten en
omstandigheden die in de uitspraak van 17 januari 2019 (merendeels) al waren vastgesteld.
1.1
Eisers wonen op het adres [adres 1] . Zij hebben hun woning met grond, tuin en toebehoren aangekocht in 1979. Hun verzoek om een tegemoetkoming in planschade houdt verband met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010”. Voor zover hier van belang, zijn de gronden die tot dit plangebied behoren overwegend gelegen ten zuidwesten van de woning van eisers. De woning is met de achterzijde in de richting van het plangebied georiënteerd.
1.2
Op de gronden waarvan de bestemming is gewijzigd gold voorheen het bestemmingsplan “Buitengebied 1993” (het oude bestemmingsplan), waarin aan de betreffende gronden de bestemmingen “Agrarische bedrijven” en “Agrarisch gebied” waren toegekend. Ook gold de “11e Wijziging van het bestemmingsplan Wervershoof Buitengebied” van 8 februari 2000, op grond waarvan ten aanzien van een deel van de betreffende gronden de bestemming werd gewijzigd van “Agrarisch gebied” naar “Agrarische bedrijven”. Hiermee werd het bestaande bouwvlak van het dichtst bij de woning van eisers gelegen agrarische bedrijf (het perceel [adres 2] ) uitgebreid om te kunnen voorzien in een uitbreiding van het bestaande agrarische bedrijf. Voorts is op 6 juni 2000 een vrijstellingsbesluit genomen, waarmee op de gronden (het perceel [adres 2] ) over een oppervlakte van 4.800 m2 nieuwe kassen kunnen worden opgericht met een bouwhoogte van circa 7,7 meter.
1.3.
Ingevolge de planregels van het oude bestemmingsplan was ter plaatse van de bestemming “Agrarische bedrijven” gebruik toegestaan voor onder meer bedrijfsgebouwen (waaronder kassen), bedrijfswoningen en torensilo’s ten behoeve van agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, alsmede bedrijven waarvan de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvindt.
Ingevolge de planregels was ter plaatse van de bestemming “Agrarisch gebied” gebruik toegestaan voor onder meer de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Op deze gronden mogen, behoudens kassen, geen gebouwen worden gebouwd.
1.4.
Door inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan is de bestemming van de gronden gewijzigd in de bestemming “Agrarisch”. Deze gronden zijn onder meer bestemd voor agrarisch grondgebruik en gebruik voor de uitoefening van een agrarisch handelsbedrijf in combinatie met grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel agrarisch handelsbedrijf’).
1.5
Voor de beoordeling van het verzoek om een tegemoetkoming in planschade heeft verweerder advies gevraagd aan Tog Nederland Zuid b.v. (hierna: Tog), die op 2 juni 2017 advies had uitgebracht. Tog was op basis van een planvergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime tot de conclusie gekomen dat eisers in een beperkt planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren voor wat betreft de aspecten uitzicht, overlast en situeringswaarde. Tog heeft de waarde van de woning direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de planologische wijziging en de waarde van direct daarna (peildatum 21 maart 2011) toen getaxeerd en op basis daarvan een waardedaling vastgesteld van € 7.000,-. Omdat dit de in artikel 6.2 van de Wro neergelegde minimale drempelwaarde van 2% van de waarde van de woning niet overstijgt, was volgens Tog geen sprake van vergoedbare schade. Verweerder heeft het planschadeverzoek op grond daarvan toen afgewezen.
1.6
In de uitspraak van 17 januari 2019 heeft de rechtbank – kort samengevat en voor zover van belang - overwogen dat de planvergelijking in het advies van Tog niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de effecten zijn van de planologische wijziging waarmee mogelijk is gemaakt dat de gronden waar eerst één agrarisch bedrijf was toegestaan, nu gebruikt mogen worden voor twee agrarische handelsbedrijven. Of en in hoeverre twee agrarische
handelsbedrijven in de zin van het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van één agrarisch bedrijf (in de zin van het oude regime) leidt tot meer overlast, is daardoor onduidelijk gebleven. De rechtbank oordeelde daarom dat eisers terecht hadden aangevoerd dat er gebreken kleefden aan het advies van Tog, en dat verweerder dit advies daarom niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Daarbij heeft de rechtbank verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, gebaseerd op een (aanvullend) advies waarin wordt ingegaan op de geconstateerde gebreken en aangegeven dat het haar geraden voorkwam in de nieuwe, aanvullende advisering lichthinder uitdrukkelijk te benoemen als een (mogelijke) factor van overlast, nu dat aspect in het toen voorliggende advies niet inzichtelijk was gemaakt.
2.1
Op 1 mei 2019 heeft Tog een nieuw advies uitgebracht (hierna: het Tog-advies). Omdat de gronden na de planologische wijziging nog steeds een agrarische bestemming hebben, is er volgens het Tog-advies in beginsel geen sprake van een ruime wijziging van de gebruiksmogelijkheden (ook in de nieuwe situatie zijn de gronden bestemd voor agrarisch grondgebruik, wonen, cultuurgrond, wegen en paden en extensief recreatief medegebruik). Het bouwblok is wel uitgebreid en daardoor dichter bij het perceel van eisers komen te liggen. Daar waar voorheen slechts een bedrijf was toegestaan dat producten voortbrengt door middel van telen van gewassen en/of het houden van dieren, is met het nieuwe bestemmingsplan bovendien mogelijk gemaakt om de gronden te gebruiken voor de uitoefening van een agrarisch handelsbedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bewerken en verhandelen van landbouwproducten. Daarnaast schrijft het nieuwe planologisch regime niet langer voor dat per bouwperceel slechts sprake mag zijn van slechts één agrarisch bedrijf, hetgeen in de oude situatie wel het geval was. Gelet hierop kunnen de percelen nu gebruikt worden voor vestiging van meerdere agrarische bedrijven. In het Tog-advies is vanwege de extra gebruiksmogelijkheden geconcludeerd dat sprake is van enige verruiming van de gebruiksmogelijkheden door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010”.
2.2
In paragraaf 2.4.5 getiteld “overlast” van het Tog-advies - voor zover van belang – is overwogen dat ten gevolge van de agrarische bedrijfsvoering, zoals die vóór de planologische wijziging was toegestaan, ook lichtoverlast voor eisers mogelijk en te verwachten was. Zo kon onder het oude planologische regime ter plaatse onder meer een glastuinbedrijf geëxploiteerd worden, hetgeen lichtschittering overdag en lichtoverlast in de avond en nacht met zich mee zou hebben kunnen brengen (vanwege verlichting ter hoogte van het plangebied). Daarnaast was het in de oude situatie (vanwege de destijds al vergunde vergroting van het bouwvlak) volgens Tog ook al mogelijk om ter plaatse van het bouwvlak een groter agrarisch bedrijf te exploiteren dan feitelijk het geval is geweest. Dit zou voor eisers ook (meer) overlast met zich mee hebben kunnen brengen en meer verkeersbewegingen gepaard gaande met geluid- en lichthinder. Het nieuwe planologische regime staat in tegenstelling tot de oude situatie echter ook toe dat meerdere bedrijven worden geëxploiteerd. Daarom is het volgens het Tog-advies, ondanks de omstandigheid dat met name de omvang van het agrarische bedrijf leidend is voor de gebruiksintensiteit en de mate waarin een en ander gepaard gaat met overlast, denkbaar dat de planologische wijzigingen toch leiden tot een enigszins hogere gebruiksintensiteit dan voorheen het geval was. Daarbij komt dat het nieuwe planologische regime ter plaatse van het plangebied nu ook gebruik ten behoeve van agrarische handelsbedrijven toestaat, wat ook enige intensivering van het gebruik tot gevolg kan hebben, omdat hierdoor zich mogelijk in ruimere mate mensen zullen begeven ter plaatse van en rondom het plangebied. Dit kan volgens het Tog-advies ook enige toename van het aantal verkeersbewegingen ter plaatse van en rondom het bedrijf of de bedrijven tot gevolg hebben. Rekening houdend met de afstand van het bouwvlak van het agrarische bedrijf ten opzichte van de woning van eisers en de gebruiksmogelijkheden van de tussengelegen gronden komt wordt in het Tog-advies daarom tot het oordeel gekomen dat eisers door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010” voor wat betreft mogelijke overlast in een beperkt planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren.
2.3
Onder het kopje Situeringswaarde (paragraaf 2.4.6 van het Tog-advies) is geoordeeld dat het nieuwe bestemmingsplan het mogelijk maakt dat het gebruik enigszins wordt geïntensiveerd, omdat ter plaatse nu ook agrarische handelsbedrijven zijn toegestaan en niet langer de voorwaarde wordt gesteld dat er slechts één agrarisch bedrijf gevestigd mag zijn. Van een aanzienlijke verslechtering van de situeringswaarde van de woning van eisers is volgens het Tog-advies evenwel geen sprake. In dat kader overweegt het Tog-advies dat de ligging van de woning van eisers zich nog altijd laat omschrijven als gelegen aan de rand van een woongebied in Wervershoof in de directe nabijheid van een agrarisch bouwvlak waarop een bedrijf is gevestigd. Bovendien bevindt dit bouwvlak zich in de nieuwe planologische situatie nog altijd op een behoorlijke afstand van de woning van eisers, waardoor de woning nog enige aansluiting kent met het buitengebied. In het Tog-advies oordeelt Tog daarom dat eisers voor wat betreft de situeringswaarde in een beperkt planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren ten gevolge van de planologische wijziging.
2.4
Het Tog-advies taxeert de waarde van de woning van eisers op de peildatum 11 maart 2011 gelet het oude bestemmingplan op € 385.000 en gelet op het nieuwe bestemmingsplan thans op € 376.000, zodat de waardevermindering volgens Tog in het nieuwe advies € 9.000 bedraagt. Na aftrek van 2% voor normaal maatschappelijke risico komt € 1.300 als schadeloosstelling voor toewijzing in aanmerking, aldus het Tog-advies.
3. Op grond van het Tog-advies heeft verweerder besloten het bezwaar van eisers gegrond te verklaren en om eisers een tegemoetkoming in planschade toe te kennen van € 1.300,00,
4. Eisers hebben ter zitting met name toegelicht dat en waarom ze veel overlast (voornamelijk geluidhinder door koelinstallaties) ondervinden van het agrarische bedrijf. Volgens eisers is ook het nieuwe Tog-advies onvoldoende om als grondslag te kunnen dienen voor een beslissing over eisers aanvraag om planschade. Eisers hebben er op gewezen dat de rechtbank in zijn eerdere uitspraak heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van het planschadeverzoek nader zal moeten worden ingegaan op het feit dat met de planologische wijziging gebruik van de voor het verzoek van belang zijnde gronden door meerdere agrarische (handels-)bedrijven mogelijk wordt gemaakt, daar waar eerst alleen maar gebruik door één agrarisch bedrijf was toegestaan. Het Tog-advies heeft hieraan wel aandacht geschonken, maar volgens eisers onvoldoende. Ook is in het Tog-advies volgens eisers onvoldoende meegenomen dat de planologische wijziging zal leiden tot overlast door licht(-hinder), terwijl de rechtbank in zijn uitspraak expliciet heeft aangegeven dat lichthinder als factor van overlast bij de oordeelsvorming betrokken dient te worden. Ook voeren eisers aan dat het Tog-advies op zichzelf onvoldoende inzichtelijk en concludent is, omdat niet alle van belang zijnde aspecten zijn benoemd en (in voldoende mate) zijn meegewogen.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de aanvrager als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren en ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden. Tussen partijen is niet in geschil dat daarvan sprake is. Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe groot de schade is. Hiertoe dient de desbetreffende wijziging, die deze planschade heeft veroorzaakt, te worden vergeleken met het oude planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie rond het thans bestaande agrarische bedrijf van belang, maar hetgeen maximaal op grond van het oude planologische regime kon en de nieuwe situatie kan worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582), hierna: de overzichtsuitspraak.
5.2
Het feit dat eisers geluid horen dat afkomstig is van het agrarische bedrijf – of de agrarische bedrijven – en dat zij dat geluid als overlast ervaren, is op zichzelf niet bepalend voor de vraag of zij planschade lijden door de planologische maatregel. Er kan slechts aanspraak bestaan op planschade als en voor zover er sprake is van een planologische verslechtering, bijvoorbeeld doordat onder het nieuwe bestemming andere bedrijvigheid wordt toegestaan die meer (geluids)overlast zou kunnen veroorzaken dan de bedrijvigheid die onder de oude planologische situatie was toegestaan. Daarom zijn hun stellingen over geluidsoverlast niet beslissend in deze zaak. Dit laat overigens onverlet dat eisers om handhaving kunnen verzoeken als het bedrijf (of de bedrijven) geldende regels of normen over maximale (geluids-)overlast zou(den) overschrijden.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat voor eisers sprake is van een planologische verslechtering, en dat de relevante verslechtering bestaat uit:
- het mede mogelijk maken van gebruik van meer gronden door agrarische handelsbedrijven, daar waar eerst alleen was toegestaan om de gronden te gebruiken voor in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, alsmede bedrijven waarvan de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvindt;
- het mogelijk maken dat de gronden gebruikt mogen worden door meerdere bedrijven, daar waar eerst slechts gebruik door één bedrijf was toegestaan.
6.2
Deze planologisch nadelige wijzigingen zijn in het Tog-advies gesignaleerd en afzonderlijk en in samenhang bezien besproken.
6.3
Ook is in het Tog-advies besproken of de planologische wijzigingen (extra) lichthinder met zich mee kunnen brengen.
6.4
De rechtbank is daarom van oordeel dat het Tog-advies toereikend uitvoering heeft gegeven aan hetgeen de rechtbank in de uitspraak van 17 januari 2019 heeft bepaald. Het beroep treft daarom in zoverre geen doel.
7.1
Voor de beoordeling van het Tog-advies dient de rechtbank in dit geval echter niet alleen te beoordelen of is voldaan aan hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de uitspraak van 17 januari 2019, maar ook in meer algemene zin of verweerder zich op de bevindingen van de deskundige (het Tog-advies) heeft mogen baseren.
7.2
Indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht of het deskundigenadvies overigens onbegrijpelijk zou zijn (zie de al genoemde overzichtsuitspraak en de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2398).
7.3
Voor wat betreft de vaststelling en de weging van de relevante feiten in het Tog-advies ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat dit onjuist of onvolledig is. Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld zijn alle relevante planologische wijzigingen in kaart gebracht, zijn in het Tog-advies de gevolgen daarvan per onderdeel besproken, zijn op basis daarvan conclusies getrokken en is op basis van die conclusies het planologisch nadeel vastgesteld en gewaardeerd.
7.4
Dat in het Tog-advies hierbij niet tot op detailniveau is vastgesteld en benoemd hoeveel extra verkeersbewegingen de planologische wijzigingen met zich mee zullen kunnen brengen en hoeveel extra gebruik van machines, maakt dit niet anders, omdat dit zich niet exact laat vaststellen. Het is aan Tog, als onafhankelijk terzake deskundig adviseur, om in te schatten of en in welke mate de in kaart gebrachte planologische verslechteringen leiden tot nadeel in de vorm van een toename van hinder voor of verslechtering van de situering van het perceel van eisers. Het Tog heeft dit gedaan. De stelling van eisers dat getwijfeld kan en moet worden aan de waardering van het nadeel (de schade) in het Tog-advies volgt de rechtbank, bij gebreke van een tegenadvies of andere objectieve aanwijzingen die hierop duiden, daarom niet.
8. Verweerder heeft zijn besluitvorming over de taxatie van de schade door de nadelige planologische wijziging daarom mogen baseren op het Tog-advies. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. B. Veenman, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en
mr. W.B. Klaus, leden, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier, op 8 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare zitting. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.