ECLI:NL:RBNHO:2020:2616

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
HAA19_1748
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en ongegrondverklaring beroep inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-aanvraag ingediend die door verweerder was afgewezen op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres betwistte deze beslissing en stelde dat de verzekeringsartsen onvoldoende zorgvuldig hadden gehandeld bij de beoordeling van haar medische situatie. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder op basis van verschillende medische rapporten tot de conclusie kwam dat eiseres niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres had psychische klachten en was eerder uitgevallen als productiemedewerker. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsartsen als zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische feiten waren die de afwijzing van de WIA-aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder geduide functies geschikt waren voor eiseres, ondanks haar betwisting van haar opleidingsniveau en de geschiktheid van de functies. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] (ter zitting gesteld [eiseres] ), wonende te [woonplaats] ,

eiseres
(gemachtigde: mr. H. Temel)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Haan).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 29 oktober 2018 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 14 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Eiseres is niet verschenen, maar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De echtgenoot van eiseres is wel verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was werkzaam als productiemedewerker bij [bedrijf] . Op 6 februari 2014 is zij uitgevallen wegens psychische klachten. In november 2015 heeft zij een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
1.1
Op 1 februari 2016 heeft een verzekeringsarts eiseres in het kader van de WIA beoordeeld. Hij heeft aangegeven dat eiseres al jaren bekend is met wisselende psychische klachten. Eiseres is beperkt in haar persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast kan ze niet ’s nachts en in ploegendienst werken en komt zij in aanmerking voor een urenbeperking van ongeveer 20 uur per week. Haar beperkingen zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De arbeidsdeskundige geeft in zijn rapport van 12 februari 2016 aan dat eiseres voor 54,2% arbeidsongeschikt is. Vervolgens is bij besluit van 18 februari 2016 aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend vanaf 29 februari 2016.
1.2
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts] opnieuw een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. In haar rapport van 23 juni 2016 geeft zij aan dat de FML aangepast moet worden omdat uit de informatie van de behandelaars naar voren komt dat er bij eiseres sprake is van een stoornis in impulsbeheersing. Daarom zullen aanvullende beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren worden toegevoegd. Ook zal een beperking worden toegevoegd inzake het beroepsmatig autorijden in verband met de medicatie van eiseres. De door de primaire arts vastgestelde urenbeperking is vervallen. Gelet op de stemmingswisselingen van eiseres zullen er wel beperkingen voor onregelmatige werktijden en overwerk worden toegevoegd. De FML is aangepast per 24 juni 2016. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in zijn rapport van 19 juli 2016 dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 10 augustus 2016 de mate van arbeidsongeschiktheid per 28 oktober 2018 vastgesteld op minder dan 35% en vastgesteld dat eiseres na de looptijd van de WGA-uitkering geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
1.3
Naar aanleiding van het beroep van eiseres tegen het besluit van 10 augustus 2016 heeft de bezwaarverzekeringsarts op 7 april 2017 nadere dossierstudie verricht. De FML is op 13 april 2017 in die zin aangepast dat eiseres beperkt is te werken op hoogtes en met gevaarlijke snijmachines. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens beoordeeld dat de functies gehandhaafd kunnen blijven. Bij uitspraak van 1 juni 2017 (ECLI:RBNHO:2017:8561) heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
1.4
Op 13 juli 2018 is eiseres in het kader van een herbeoordeling WIA gezien op het spreekuur door de arts [arts] . Eiseres heeft in het vragenformulier aangegeven dat haar klachten per juni 2016 zijn toegenomen. In het rapport van 22 oktober 2018 heeft de arts aangegeven dat de door eiseres geclaimde verslechtering niet terugkomt in de mate waarin zij ondersteuning krijgt. Ook de soort klachten zijn gelijk gebleven. De migraine lijkt in ernst te zijn afgenomen. Ten opzichte van de laatste verzekeringsgeneeskundige beoordeling zijn de mogelijkheden van eiseres niet gewijzigd. Er is ook geen reden voor een urenbeperking. Op basis van dit oordeel is de FML op 22 oktober 2018 geactualiseerd. De arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] heeft in zijn rapport van 13 november 2018 geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres onveranderd minder dan 35% is. Voor eiseres zijn drie functies geduid als passend. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.5
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een nieuw medisch onderzoek plaats gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts] heeft in haar rapport van 4 maart 2019 geen aanleiding gezien af te wijken van de oordeel van de primaire arts [arts] . Daartoe overweegt ze dat de primaire arts de belastbaarheid heeft vastgesteld op basis van een volledig en zorgvuldig onderzoek en dat de arts goed bekend was met de medische voorgeschiedenis van eiseres, het beloop van haar aandoeningen en klachten, evenals behandelingen. Er zijn geen medische gegevens ingebracht waaruit afgeleid kan worden dat er in juni 2016 sprake was van een wezenlijke verslechtering van het psychiatrische toestandsbeeld. Dit blijkt ook niet uit de informatie van de psychiater van 19 november 2018 waar eiseres vanaf 22 mei 2017 onder behandeling is. Dat eiseres kwetsbaar is voor externe factoren en het klachtenbeloop wisselend is wordt niet betwist maar er zijn geen medische argumenten om aan te nemen dat er op de datum in geding sprake is van een toename van beperkingen. De wijze waarop eiseres haar klachten ervaart vormt geen grondslag om meer beperkingen aan te nemen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [arbeidsdeskundige 2] heeft in haar rapport van 12 maart 2019 geen aanleiding gezien om af te wijken van de conclusies van de primaire arbeidsdeskundige omdat de geduide functies passend zijn. Eiseres is ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt.
2.
Verweerder heeft het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 maart 2019 en het arbeidsdeskundige onderzoek bezwaar en beroep van 12 maart 2019 ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit en het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres betwist het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit de overgelegde brief van 19 november 2018 van psychiater [psychiater] blijkt dat eiseres chronisch depressieve klachten heeft en trekken van vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Het beloop is wisselend en niet positief. Volgens de psychiater zou eiseres baat hebben bij een intensiever behandeltraject in een transmurale setting. Ter onderbouwing van haar medische toestand heeft ze een overzicht van 1 mei 2019 van haar medicatie overgelegd. Daarnaast is een rapportage van de behandelend psychosomatisch fysiotherapeut van 2 mei 2019 overgelegd. Daaruit blijkt dat de behandeling bij de manueel therapeut en de psychosomatisch therapeut tot 17 december 2018 niet het gewenste effect heeft gehad en dat ze door haar medische gesteldheid niet meer in staat was de therapie te volgen. De grootste klachten van eiseres zijn vergeetachtigheid, concentratieproblemen, woede-aanvallen, duizeligheid, hoofdpijn en snel prikkelbaar. Zij heeft regelmatig last van flauwvallen en duizeligheid door extreme stress. Zij is in verschillende ziekenhuizen onderzocht maar volgens de specialisten wijzen alle fysieke klachten op een psychische oorzaak. Als gevolg van haar situatie is eiseres bijna de hele dag thuis en doet vrijwel niets. Soms ligt ze de hele dag in bed. Ze is niet in staat huishoudelijke taken te verrichten. Door haar psychische klachten is zij niet in staat te werken. Aangezien de verzekeringsarts volgens eiseres niet de specialistische kennis heeft om haar op psychisch vlak te beoordelen, verzoekt zij de rechtbank een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
4. Naar aanleiding van het beroep van eiseres heeft de bezwaarverzekeringsarts [verzekeringsarts] op 19 juni 2019 gereageerd en geconcludeerd dat uit de geschetste huidige psychische en fysieke klachten van eiseres, haar dagbesteding en sociaal functioneren geen nieuwe medische feiten naar voren komen. Dat eiseres zeer stressgevoelig is, agressief en somatisch reageert op stressvolle situaties wordt niet betwist en is reeds meegenomen in de beoordeling en komt tot uiting in de FML van 22 oktober 2018 waarin forse beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren zijn aangenomen. Een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid moet onderbouwd worden met een objectieve verslechtering in aard en ernst van het ziektebeeld. Hiervan is tot de datum in geding, 29 oktober 2018, niet gebleken. De informatie van de psychiater [psychiater] van 19 november 2018 is reeds betrokken bij de beoordeling. Bovendien komt uit de beschikbare informatie niet naar voren dat de behandeling werd geïntensiveerd en de medicatie gewijzigd zou zijn rondom de datum in geding. In de informatie van de psychosomatisch therapeut van 2 mei 2019 worden geen medische gegevens vermeld waarmee de ernst van de klachten verklaard kan worden. Ernstige geobjectiveerde nekafwijkingen worden niet beschreven. Evenmin als ernstige somatische afwijkingen. Met betrekking tot het verzoek tot het inschakelen van een externe deskundige stelt de bezwaarverzekeringsarts dat er geen onduidelijkheid is over de aard en ernst van haar medische problematiek. De medische gegevens van verscheidende behandelaars vermelden immers al jaren hetzelfde klachtenpatroon en diagnoses. Ook de huidige psychiater vermeldt geen wezenlijk ander toestandsbeeld dan bekend is en dat is meegewogen. Er is dan ook geen reden tot het benoemen van een externe deskundige. Voorts is het de taak van een verzekeringsarts om medische gegevens te wegen en te vertalen in arbeidsbeperkingen. Het hebben van klachten is niet doorslaggevend voor de aanname van beperkingen. Daarvoor is het noodzakelijk dat sprake is van medisch objectiveerbare stoornissen die het gevolg zijn van een onderliggende aandoening. En daarmee is wel degelijk rekening gehouden bij het vaststellen van de beperkingen. Er is dan ook geen aanleiding anders te oordelen.
5. Aanvullend heeft eiseres op 23 december 2019 een brief van haar behandelend psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] overgelegd van 11 november 2019. Daarin staat vermeld dat eiseres last heeft van somberheid, huilbuien, lusteloosheid, prikkelbaarheid. Ook is zij in grote regressie, initiatiefloos en passief. De contactfrequentie is eens per twee weken en de behandeling bestaat uit steunende en structurerende gesprekken en EMDR gericht op het verminderen van depressie en angstklachten en het verwerken van ingrijpende levensgebeurtenissen. De behandeling heeft volgens de behandelaars tot november 2019 tot weinig verandering in klachten geleid. Op 27 februari 2020 heeft eiseres een verslag van 25 februari 2020 van psychiater [psychiater] overgelegd. Daarin is aangegeven dat ondanks het intensieve behandeltraject de vooruitgang beperkt is gebleven. Eiseres is nog steeds teruggetrokken, regressief en angstig. Wel zijn er minder wegrakingen, is de suicidaliteit in remissie en zijn de cognitieve vermogens een stuk beter. Naar de mening van de psychiater is eiseres nog niet in staat om te werken.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres betwist de juistheid van de rapportage waarop verweerder zijn besluitvorming heeft gebaseerd. In een dergelijk geval dient de rechtbank te beoordelen of de desbetreffende rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid en volledigheid ervan.
6.1
De rechtbank ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Van belang daarbij is dat eiseres door de arts [arts] is gezien op het spreekuur. Deze arts heeft ook informatie opgevraagd bij de medisch specialist, doch deze informatie is niet ontvangen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens kennisgenomen van de dossiergegevens, waaronder het bezwaarschrift en de informatie van de psychiater [psychiater] van 19 november 2018. Hierdoor bestaat een voldoende compleet beeld van de medische situatie van eiseres en beschikte deze arts over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiseres te komen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen reden voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft op inzichtelijke en concludente wijze gerapporteerd en daarbij op adequate wijze aandacht besteed aan de medische informatie in het dossier en de door eiseres ingebrachte medische informatie. De later door eiseres overgelegde informatie van [psychiater] van 11 november 2019 en 25 februari 2020 werpt geen nieuw licht op de situatie van eiseres, zeker niet op de datum in geding zijnde 29 oktober 2018. Eiseres heeft onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat er geen sprake is van benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht waarom op basis van de medische informatie niet meer beperkingen moeten worden aangenomen dan opgenomen in de FML van 22 oktober 2018. Er bestaat dan ook geen twijfel aan de juistheid van de door verweerder getrokken conclusies over de belastbaarheid van eiseres. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit zou blijken van aanknopingspunten voor twijfel aan de volledigheid en juistheid van de medische rapportage. Dit leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. Voor het benoemen van een externe deskundige als door eiseres verzocht bestaat onder deze omstandigheden geen aanleiding.
7. Verder betwist eiseres dat haar opleidingsniveau is aan te merken als 2, zoals is aangegeven in het arbeidsdeskundige onderzoek van 12 maart 2019. Zij heeft enkel basisonderwijs gevolgd in Turkije. Dat eiseres niet beperkt zou zijn op het gebied van cognitieve aspecten bestrijdt zij eveneens. Eiseres is het oneens met de stelling van verweerder dat de geduide functies van productiemedewerker industrie, productiemedewerker metaal, inpakker, medewerker tuinbouw en productiemedewerker textiel geschikt zijn voor haar. De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 12 maart 2019 aangegeven dat eiseres niet geschikt is voor haar maatgevende functie terwijl in de vijf geduide functies veel van die taken passend bij de maatgevende functie terugkomen.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen, uitgaande van de juistheid van de FML van 22 oktober 2018, voldoende inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies geschikt zijn voor eiseres. Wat betreft de stelling van eiseres dat haar opleidingsniveau niet is te duiden als 2 verwijst de rechtbank naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder meer ECLI:NL:CRVB:2019:3150 en 2019:3420) waarin is bepaald dat opleidingsniveau 2 veronderstelt dat een betrokkene basisonderwijs heeft voltooid dan wel daarmee op één lijn te stellen werkervaring heeft opgebouwd. Daarbij is het niet relevant of het onderwijs in Nederland of in het buitenland is gevolgd. In dit verband is niet zonder betekenis dat eiseres behalve dat ze het basisonderwijs heeft voltooid in Turkije, al vanaf 1999 werkzaam was bij dezelfde werkgever. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2020 door mr. L. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.