ECLI:NL:RBNHO:2020:2455

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5010
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten in de vorm van een lening en de beoordeling van het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem over de toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van inrichtingsgoederen na verhuizing naar een wisselwoning, als gevolg van lekkage in haar oude woning. Het college had eiseres een bedrag van € 3.751,00 toegekend in de vorm van een lening, maar eiseres was van mening dat zij recht had op bijstand om niet, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden rondom de lekkage.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college terecht heeft geoordeeld dat de bijzondere bijstand in de vorm van een lening is verstrekt. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de bijstand om niet zou moeten worden verstrekt. Eiseres had een vergoeding van € 6.006,00 ontvangen van de woningbouwvereniging, die als voorliggende voorziening werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om de kosten zelf te dragen, en dat er geen sprake was van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet kon aantonen dat er toezeggingen waren gedaan door de overheid die haar een gerechtvaardigde verwachting gaven dat de bijstand om niet zou worden verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Akkas),
en

het college burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Dijkman Dulkes-Wan).

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres bijzondere bijstand toegekend voor inrichtingskosten ten bedrage van € 3.751,00 in de vorm van een lening.
Bij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres woonde aan de [locatie 1] (nader te noemen: de oude woning). Deze woning diende gerenoveerd te worden door Ymere waardoor eiseres een wisselwoning toegewezen heeft gekregen. Na ondertekening van de wisselwoningovereenkomst is eiseres een wisselwoning toegewezen aan de [locatie 2] te [woonplaats] . Eiseres heeft van Ymere een bedrag van € 6.006,00 ontvangen als tegemoetkoming in eventuele verhuis- en herinrichtingskosten. De wisselwoning is blijkens de wisselwoningovereenkomst voorzien van vloerbedekking en raamdecoratie. Eiseres heeft de grotere meubels en inboedel meegenomen naar de eerste wisselwoning, de overige stukken heeft zij laten staan in haar oude woning. Er heeft een lekkage plaatsgevonden in de eerste wisselwoning waardoor zij naar een tweede wisselwoning moest verhuizen. Onder dezelfde voorwaarden heeft eiseres een tweede wisselwoningovereenkomst getekend voor de tweede wisselwoning nu aan de [locatie 3] . Door de lekkage en verhuizingen zijn veel spullen verloren gegaan. Haar oude woning moest na oplevering opnieuw geverfd, gestuukt en ingericht worden. Dit leidde tot een aanvraag om bijzondere bijstand voor: een bank, salontafel, eettafel, stoelen, wasmachine, gasfornuis, vaatwasser, koelkast, bed, gordijnen en tapijt.
Verweerder heeft ter zake een rapport opgesteld gedateerd 25 maart 2019.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres bijzondere bijstand toegekend voor een wasmachine, fornuis, koelkast, eettafel, stoel, bankstel, gordijnen en vloerbedekking. Bij de berekening heeft verweerder rekening gehouden met de kosten die eiseres heeft en € 3.751,00 toegekend. De bijzondere bijstand is verstrekt als geldlening omdat het de aanschaf van
duurzame gebruiksartikelen betreft. Verder is vastgesteld dat de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 19 september 2019 is een hoorzitting gehouden. De Adviescommissie voor bezwaarschriften van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vervolgens advies uitgebracht. Verweerder heeft – met inachtneming van dit advies – in het bestreden besluit beslist.
2. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat eiseres bijzondere bijstand heeft verzocht voor periodieke of incidentele voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. In principe moet zij deze zelf betalen door hiervoor geld te reserveren of door de kosten achteraf te voldoen. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend als de noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden waardoor zij de kosten niet zelf kan betalen.
Verweerder stelt voorop dat de aan eiseres blijkens de wisselwoningovereenkomst door de woningbouwvereniging toegekende vergoeding van € 6.006,- beschouwd moet worden als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de PW. Dat daarom geen aanleiding was bijzondere bijstand toe te kennen, is in het primaire besluit ten onrechte niet onderkend. De bijzondere bijstand is toegekend als lening. Gelet op het verbod van reformatio in peius heeft verweerder in het bestreden besluit beoordeeld of de bijzondere bijstand in de vorm van een lening terecht is verstrekt.
Uitgangspunt bij bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is dat deze wordt verstrekt als lening. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden waardoor de bijstand om niet verstrekt had moeten worden.
Verweerder heeft de bijzondere bijstand voor stoffering verleend als lening. Bijzondere bijstand voor stoffering wordt in beginsel verstrekt om niet, maar de hoofdregel is dat iedereen alles moet doen en nalaten om een beroep op bijstand te voorkomen. Als dit niet gebeurt of onvoldoende, dan kan sprake zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dat is hier het geval omdat eiseres het bedrag van € 6.006,- dat zij van de woningvouwvereniging heeft gekregen niet heeft gebruikt voor de gordijnen en het tapijt. Verder heeft eiseres zich onvoldoende ingezet om de kosten van de lekkage te verhalen op diegene die daarvoor aansprakelijk is, te weten de woningbouwvereniging of een derde. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiseres geen toezeggingen zijn gedaan op grond waarvan zij een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.
Evenmin is sprake van dringende redenen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor herinrichtingskosten om niet en niet in de vorm van een lening. Zij heeft een IVA-uitkering en kan geen schulden aangaan in verband met de psychische druk die dat geeft. Door haar arbeidsongeschiktheid zal zij in de toekomst geen inkomsten kunnen genereren. Eiseres heeft altijd op bijstandsniveau geleefd en heeft geen geld opzij kunnen zetten.
Eiseres stelt dat geen sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. De kosten zijn ontstaan door een overmacht situatie. Zij kreeg in de eerste wisselwoning lekkage waardoor haar spullen door waterschade verloren zijn gegaan. De woningbouwvereniging kon haar niet helpen en zij had geen inboedelverzekering. Eiseres heeft ter zitting nader toegelicht dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bijzondere bijstand om niet had moeten worden verleend.
Door een medewerker van verweerder is eiseres meegedeeld dat de kosten om niet zouden worden verleend. Nu dit niet is gebeurd, doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel.
4. Ter zitting is komen vast te staan dat het beroep is gericht tegen de toekenning van bijzondere bijstand voor alle kosten in de vorm van een lening.
5. De rechtbank volgt verweerder zijn standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor eiseres de kosten voor de duurzame gebruiksgoederen niet zelf kan betalen. Eiseres had het bedrag van € 6.006,- dat zij van de woningbouwvereniging heeft ontvangen, kunnen gebruiken voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Daarnaast had eiseres de kosten die zij vanwege de waterschade (onder meer voor meubels en een tweede verhuizing) heeft moeten maken kunnen verhalen op diegene die daarvoor aansprakelijk is. Dit heeft eiseres ter zitting ook erkend. Eiseres heeft verder aangevoerd dat bijzondere omstandigheden zijn gelegen in het feit dat zij schulden heeft en psychische druk ervaart. De rechtbank is van oordeel dat zij dit verder niet heeft onderbouwd.
Wat betreft de bijzondere bijstand voor stoffering volgt de rechtbank ook het standpunt van verweerder dat sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, omdat eiseres het bedrag dat zij van de woningbouwvereniging heeft gekregen niet heeft gebruikt voor de gordijnen en het tapijt in haar oude woning. Zoals ter zitting aan de orde is geweest, blijkt uit de wisselovereenkomst dat de wisselwoning is voorzien van vloerbedekking en raamdecoratie.
6. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:447).
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een toezegging, andere uitlating of gedraging zoals hiervoor vermeld. Dit betekent dat eiseres niet de gerechtvaardigde verwachting kon hebben dat verweerder bijzondere bijstand zou toekennen om niet. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
E.A.D. Horn, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.