In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade. Eiser, eigenaar van een agrarisch perceel, had een aanvraag ingediend na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Harenkarspel'. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, omdat volgens hen geen sprake was van een planologische verslechtering. Eiser stelde dat de wijziging van het bestemmingsplan zijn exploitatiemogelijkheden had aangetast en dat hij daardoor schade leed.
De rechtbank overwoog dat de beoordeling van de aanvraag om planschade afhankelijk is van de vergelijking tussen de oude en nieuwe planologische mogelijkheden. De rechtbank concludeerde dat de deskundige, die door verweerder was ingeschakeld, op objectieve wijze had vastgesteld dat er geen planologische verslechtering was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een nadeliger positie was komen te verkeren door de wijziging van het bestemmingsplan. Bovendien werd opgemerkt dat de vrees van eiser voor schade als gevolg van een mogelijke recreatiewoning op het naastgelegen perceel ongegrond was, omdat de bestemmingsplankaart geen aanwijzingen gaf voor de toelaatbaarheid van een recreatiewoning.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.