Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juni 2019
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 9 oktober 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2020.
2.De feiten
“Mijn vraag is of u in overweging wilt nemen om een reeds lang bestaande situatie van een mobilhome in [plaats] te legaliseren.
(…)
Dit is de reden dat ik nu vraag om de mobilhome toch op enige wijze te laten staan en daardoor een andere waarde kan toekennen aan een wederom gedwongen verkoop aan de zelfde partij als destijds.
Het college heeft de volgende overwegingen aan zijn beslissing ten grondslag gelegd:
Er kán en mág op deze locatie geen permanente bewoning plaatsvinden, niet volgens het vigerende en niet volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan.
22.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dat de gemeente zijn aanvraag opvatte als zijnde gericht op legalisering van permanente bewoning blijkt verder niet duidelijk uit haar ontvangstbevestiging (zie ov. 2.9.). Ook voor legalisering van het recreatieve gebruik van de mobile home was het toekennen van een bouwblok nodig. Een woonbestemming behoeft bovendien niet permanent te zijn.
De gemeente heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
directinvloed had op de waarde van de grond.