In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling door de schuldenaar. De schuldenaar had op 27 januari 2020 een verzoek ingediend tot instemming met een door hem aangeboden schuldregeling, die een looptijd van 48 maanden omvatte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in een problematische financiële situatie verkeert, met een totale schuld van € 25.845,67 aan verschillende schuldeisers. De schuldenaar had een schuldregeling aangeboden waarbij 33,84% van de vorderingen zou worden uitgekeerd aan de schuldeisers.
Tijdens de zitting op 11 februari 2020 zijn de schuldenaar en zijn schuldhulpverlener gehoord. De belastingdienst, A.K. Bro en Willemsen & Van Poorten hebben hun instemming met de regeling onthouden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belastingdienst en de andere schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van instemming konden komen, gezien de omstandigheden van de schuldenaar en het belang van een oplossing voor zijn schuldenlast. De rechtbank heeft benadrukt dat de aangeboden regeling niet vergeleken kan worden met de wettelijke schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenaar eerder al was toegelaten tot de WSNP, die op 20 november 2018 was beëindigd.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot instemming met de schuldregeling toe te wijzen en de belastingdienst, A.K. Bro en Willemsen & Van Poorten te veroordelen in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is als ingetrokken beschouwd, omdat de schuldenaar geen belang meer had bij dat verzoek. De uitspraak biedt een belangrijke precedent voor de beoordeling van schuldregelingen in vergelijkbare situaties.