Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Q. Overeijnder, heeft op 18 november 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter mr. A.L. Diender in een lopende echtscheidingsprocedure. Verzoekster voerde aan dat de rechter onpartijdigheid niet kon waarborgen, omdat hij haar verzoeken om uitstel van de behandeling van de hoofdzaak had afgewezen zonder nadere motivering. De rechter had eerder al beslissingen genomen in de hoofdzaak, en verzoekster vreesde dat de rechter bevooroordeeld was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 19 november 2020, waarbij verzoekster en haar advocaat niet verschenen, maar de wederpartij wel aanwezig was met zijn advocaat mr. M.S. Gerson.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd, geen grond vormen voor de conclusie dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechter in de hoofdzaak procesbeslissingen zijn, die niet kunnen leiden tot een wrakingsverzoek. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster misbruik maakte van het rechtsmiddel wraking, gezien de lichtvaardigheid van haar verzoek en de voorspelbare uitkomst. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek van verzoekster niet in behandeling wordt genomen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.