ECLI:NL:RBNHO:2020:11770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
8149792
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering schadevergoeding en overgang van arbeidsovereenkomst na verlies van concessie

In deze zaak heeft [eiser], geboren in 1961, een vordering ingesteld tegen Connexxion Openbaar Vervoer N.V. naar aanleiding van zijn plaatsing op de transferlijst na het verlies van de Concessie Haaglanden. [eiser] was sinds 1992 in dienst bij Connexxion en vervulde de functie van Manager Business Analyse & Financial Control. Na het verlies van de concessie op 25 augustus 2019, werd [eiser] geïnformeerd dat zijn functie zou komen te vervallen en dat hij van rechtswege zou overgaan naar EBS. [eiser] betwist deze gang van zaken en stelt dat hij ten onrechte op de transferlijst is geplaatst, omdat zijn betrokkenheid bij de Concessie minimaal was. Hij vordert een billijke vergoeding van € 75.000,- en stelt dat Connexxion in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld.

Connexxion betwist de vordering en stelt dat het dienstverband van [eiser] van rechtswege is overgegaan naar EBS. Connexxion voert aan dat de aanwijzing van medewerkers op de transferlijst correct is uitgevoerd en dat er geen sprake is van een overgang van onderneming. De kantonrechter heeft behoefte aan nadere inlichtingen en heeft een comparitie van partijen gelast om de zaak verder te onderzoeken en te kijken of een schikking mogelijk is. De comparitie zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw in Haarlem, waarbij partijen in persoon of rechtsgeldig vertegenwoordigd aanwezig moeten zijn. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan tot na de comparitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8149792 \ CV EXPL 19-17171
Uitspraakdatum: 14 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar
tegen
Connexxion Openbaar Vervoer N.V.
gevestigd te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: Connexxion
gemachtigde: mr. W.M. Hes

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 25 oktober 2019 een vordering tegen Connexxion ingesteld. Connexxion heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Connexxion een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [in 1961] (59 jaar), is op 1 februari 1992 in dienst getreden bij Connexxion. De laatste functie die [eiser] bij Connexxion vervulde, is die van Manager Business Analyse & Financial Control met een salaris van € 7.801,13 bruto per maand, exclusief bonus en overige emolumenten.
2.2.
Op 11 juli 2018 heeft Connexxion intern bekend gemaakt dat zij de aanbesteding van de Concessie Haaglanden (‘de Concessie’) niet had gewonnen, en dat de Concessie voorlopig was gegund aan EBS. Connexxion heeft de Concessie per 25 augustus 2019 verloren.
2.3.
Bij brief van 13 juni 2019 heeft Connexxion [eiser] geïnformeerd dat hij tot de categorie van indirecte medewerkers behoorde van wie de (niet direct naar de concessie herleidbare) werkzaamheden door het verlies van de Concessie kwamen te vervallen. Ook heeft Connexxion [eiser] met deze brief geïnformeerd dat hij per 25 augustus 2019 van rechtswege over zou gaan naar EBS en daar in dienst zou treden. Bij brief van 17 juni 2019 heeft Connexxion EBS geïnformeerd over praktische onderwerpen in verband met het eindigen van de arbeidsovereenkomst van [eiser] bij Connexxion.
2.4.
Bij brief van 27 juni 2019 heeft [eiser] Connexxion geschreven:
‘Op 13 juli jl. ben ik geïnformeerd over het feit dat ik behoor tot één van de niet herleidbare indirecte die is aangewezen om over te gaan naar de nieuwe vervoerder. In het gesprek werd door [betrokkene] aangegeven dat de financiële ‘kolom’ een andere vorm gaat krijgen en ik hier niet meer in zou passen. Mijn functie zou dan komen te vervallen.In uw brief van 13 juni 2019 wordt echter als reden aangevoerd dat door het wegvallen van mijn werkzaamheden, door het verlies van de concessie, ik één van de medewerkers ben die over gaat naar de nieuwe vervoerder.Daarnaast bevreemdt het mij dat ik in de nog resterende maanden mijn werkzaamheden moet overdragen aan andere medewerkers. Mijn werkzaamheden voor de concessie Haaglanden zijn en waren heel gering en mijn huidige werkzaamheden blijven dus blijkbaar gewoon bestaan. In ieder geval komen die niet te vervallen door het verlies van de concessie Haagladen.Omdat bovenstaande lijkt op een reorganisatie en dit niet een reden kan en mag zijn om personen aan een andere vervoerder over te dragen verzoek ik u om meer toelichting te geven omtrent deze besluitvorming.’
2.5.
Bij brief van 5 juli 2019 heeft Connexxion de nadere toelichting gegeven, in die brief is ook vermeld dat [eiser] een unieke functie had, die komt te vervallen. Bij brief van 25 juli 2019 heeft Connexxion [eiser] geschreven dat [eiser] op verzoek van EBS en met instemming van hemzelf, in plaats van per 25 augustus 2019 per 1 augustus 2019 van rechtswege over zou gaan en in dienst zou treden bij EBS.
2.6.
Bij brief van 15 augustus 2019 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [eiser] gereageerd op de brief van 5 juli 2019. In die brief is onder andere geschreven dat [eiser] een unieke functie heeft, maar niet als enige werkzaam is op de afdeling Finance, dat de met de verloren Concessie verloren omzet de overdracht van [eiser] en één van zijn collega’s op die afdeling niet rechtvaardigt, dat [eiser] minder dan 2% van zijn taken en tijd aan de Concessie spendeert en dat niet kan worden uitgesloten dat in dit geval sprake is van een reorganisatie als gevolg van het concessieverlies (waar de WPV 2000 niet voor bedoeld is). In de brief is verder geschreven dat het niet reëel is dat [eiser] voor de overdracht in aanmerking komt, dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat er andere redenen zijn voor zijn plaatsing op de transferlijst en dat dit een vruchtbare samenwerking met Connexxion bemoeilijkt. Ten slotte maakt [eiser] aanspraak op de transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding in verband met een opzegging zonder toestemming van het UWV en vraagt de gemachtigde van [eiser] een reactie over de totstandkoming van het besluit en op basis waarvan [eiser] voor overdracht in aanmerking zou komen.
2.7.
Bij brief van 24 augustus 2019 is door Connexxion gereageerd. In de brief is onder meer beschreven dat de aanwijzing van de functies en medewerkers gebeurt op basis van de door een onafhankelijke deskundige goedgekeurde personeelsopgave, dat [eiser] betrokken is geweest bij de concessie Haaglanden en dat de omvang van de betrokkenheid niet relevant is. Verder is geschreven dat na een concessieverlies een concessiehouder de mogelijkheid heeft een reorganisatie uit te voeren en daarbij kan beoordelen welke functies moeten komen te vervallen. Connexxion concludeert dat geen sprake is van een overgang van onderneming, maar een concessie op grond van de WPV 2000 en dat [eiser] conform de regels van de wet en de jurisprudentie is aangewezen.
2.8.
Op 30 augustus 2019 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [eiser] per brief gereageerd. Daarin is geschreven dat de omzet van belang is bij aanwijzen van niet herleidbare indirecte werknemers, dat niet valt uit te sluiten dat de reorganisatie van de financiële afdeling feitelijk geheel los staat van de concessie en dat de betrokkenheid van [eiser] bij de Concessie slechts zeer marginaal was en werknemers met een zeer marginale betrokkenheid niet horen over te gaan bij een concessieverlies. [eiser] ’ standpunt en conclusie uit de brief van 15 augustus worden gehandhaafd, en namens [eiser] wordt verzocht om de stukken, gegevens en percentages ter onderbouwing van de beslissing van Connexxion.
2.9.
Connexxion heeft per brief van 9 september 2019 gereageerd. Connexxion schreef dat omzet inderdaad een rol speelt bij het vaststellen van medewerkers, maar dat dit niet gerelateerd moet worden aan het aantal Fte’s en de omzet van een specifieke afdeling. Ook schreef Connexxion dat het Ontslagbesluit volgens haar op correcte wijze is toegepast en dat zij beleidsvrijheid had bij het aanwijzen van medewerkers met een unieke, niet uitwisselbare functie en dat iedere betrokkenheid voldoende is. Ten slotte schrijft Connexxion dat geen sprake is van ontslag of opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] , maar dat hij van rechtswege overgaat naar EBS, zodat hij niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergoedingen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [eiser] door Connexxion ten onrechte op de transferlijst naar EBS is geplaatst en dat Connexxion daarmee in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld. [eiser] vordert dat de kantonrechter Connexxion veroordeelt tot betaling van een (billijke) vergoeding van € 75.000,-, althans een bedrag in goede justitie vast te stellen. [eiser] vordert ten slotte veroordeling van Connexxion in de werkelijke advocaatkosten, de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen sprake was van enige relevante betrokkenheid bij de Concessie, nu hij zich 20-25% van zijn werktijd bezighield met de 12 concessies van Connexxion, zodat zijn betrokkenheid bij de Concessie ongeveer 1 à 2% van zijn totale werktijd in beslag nam. Voor zover wel sprake was van voldoende betrokkenheid is de Ontslagregeling onterecht niet toegepast op [eiser] , Connexxion heeft niet uiteengezet dat [eiser] een unieke, niet-uitwisselbare functie uitoefent en dat hij gelet op zijn betrokkenheid bij de Concessie in aanmerking kon komen voor een transfer naar EBS. Verder heeft Connexxion de herplaatsingsplicht grovelijk veronachtzaamd, nu drie vacatures voor passende functies in de periode 1 november 2018 tot 1 april 2019 door externe kandidaten zijn ingevuld.
3.3.
[eiser] stelt dat Connexxion met voornoemd handelen in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap heeft gehandeld en aansprakelijk is voor door [eiser] geleden schade, althans een billijke vergoeding verschuldigd is, omdat hij in strijd met het doel van artikel 37 WPV 2000 geen enkele bescherming heeft genoten en ten onrechte op de transferlijst is geplaatst. [eiser] leidt hierdoor schade; hij is nu werkzaam bij een bedrijf dat veel kleiner is dan Connexxion en bij een volgende concessiewisseling bestaat een gerede kans dat hij definitief zijn baan verliest. Voor wat betreft de (schade)vergoeding zoekt [eiser] aansluiting bij de rechtspraak omtrent de billijke vergoeding, in het bijzonder het New Hairstyle arrest. Het gevorderde bedrag van € 75.000,- is een redelijke vergoeding, omdat Connexxion met haar overtreding van 7:611 BW een groot financieel voordeel heeft behaald, door het besparen van salariskosten en het niet hoeven betalen van een transitievergoeding.

4.Het verweer

4.1.
Connexxion betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat niet in geschil is of het dienstverband van [eiser] van rechtswege is overgegaan van Connexxion naar EBS, zodat een eventuele terugkeer niet aan de orde is. Connexxion heeft dan ook niet in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap gehandeld. [eiser] had de keuze om de overgang te erkennen en zich daarbij neer te leggen, zoals hij heeft gedaan, waarmee de overgang op grond van de concessie is afgerond, of zich te verzetten tegen plaatsing op de transferlijst en de overgang naar EBS en dus terugkeer te vorderen. Connexxion is niet schadeplichtig jegens [eiser] , de vordering van [eiser] mist juridische grondslag.
4.2.
De functie van [eiser] is in het kader van het verlies van de Concessie komen te vervallen, zodat [eiser] op de transferlijst is geplaatst. Verder heeft [eiser] geen schade geleden, althans heeft [eiser] de vordering tot schadevergoeding niet (deugdelijk) onderbouwd. Connexxion betwist dat [eiser] schade lijdt doordat hij bij een kleiner bedrijf werkt, dat een mogelijk toekomstig concessieverlies aan Connexxion is aan te rekenen en dat [eiser] hierdoor zijn baan zou verliezen, nu de WPV 2000 [eiser] hier juist tegen beschermt. De vordering tot betaling van de werkelijke advocaatkosten moet ook worden afgewezen, nu niet wordt onderbouwd waarom en op welke manier het verweer van Connexxion misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen zou opleveren.
4.3.
Bij dupliek voert Connexxion verder aan dat zij als verliezend concessiehouder een transferlijst heeft verstrekt aan EBS. De transferlijst is een opgave van – onder meer- de samenstelling en het aantal van het met toepassing van artikel 37 lid 1 WPV 2000 voor overgang in aanmerking komend (direct dan wel indirect betrokken) personeel. Het verlies van de Concessie heeft geleid tot omzetverlies, waardoor de noodzaak ontstond om te reorganiseren. De reorganisatie hield in dat een aantal afdelingen anders werd ingericht en is gekozen om de unieke functie van [eiser] te laten vervallen, wat valt binnen de beleidsvrijheid van Connexxion. Bovendien heeft [eiser] erkend dat hij enige betrokkenheid had bij de Concessie. Verder heeft Connexxion voldaan aan haar herplaatsingsverplichting, waarbij is gebleken dat er geen passende functies voor [eiser] waren. Voor de functies waar [eiser] naar verwezen heeft, geldt dat het Concessieverlies pas in januari 2019 definitief was en de vacatures voor die tijd al grotendeels ingevuld waren, [eiser] is ook op die vacatures gewezen en de functies waren niet passend gelet op de opleiding, ervaring en capaciteiten van [eiser] . Connexxion heeft ten aanzien van de herplaatsingsverplichting gedaan wat in redelijkheid van haar kon worden gevergd. De vermeende schadevergoeding valt niet onder het bereik van de berekeningswijze van de billijke vergoeding, moet worden begroot aan de hand van de schadevergoedingsregels van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en niet aan enig voordeel, wat Connexxion overigens niet heeft behaald, aan de overgang van [eiser] .
4.4.
Connexxion vordert betaling van [eiser] in de werkelijke proceskosten, omdat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig handelen van [eiser] , aangezien [eiser] zijn vorderingen baseert op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze kans geen slagen hadden, nu de gevorderde verklaring voor recht geen juridische grondslag kent en zijn vordering tot schadevergoeding in het geheel niet is onderbouwd.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de inhoud van de processtukken bestaat behoefte aan nadere inlichtingen. De kantonrechter zal daarom een comparitie van partijen gelasten, bij welke zitting partijen in persoon dan wel rechtsgeldig vertegenwoordigd dienen te verschijnen.
5.2.
De kantonrechter beoogt met die comparitie inlichtingen van partijen te verkrijgen en te onderzoeken of een schikking mogelijk is.
5.3.
Partijen dienen
uiterlijk een week voor de comparitieaan de kantonrechter en de wederpartij een kopie te sturen van
allestukken die voor beoordeling van de zaak noodzakelijk zijn en die nog niet in de procedure zijn overgelegd. De originele stukken dienen zij mee te brengen naar de zitting. Getuigen kunnen op deze zitting niet worden gehoord.
5.4.
Om een datum voor de comparitie te kunnen bepalen verwijst de kantonrechter de zaak naar de hieronder te vermelden roldatum voor opgave van verhinderdata over de periode januari tot en met maart 2021. Op de rolzitting wordt een datum voor de comparitie vastgesteld.
5.5.
Indien vóór deze roldatum van een partij geen verhinderdata zijn ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat deze geen verhinderdata heeft; een verzoek van de nalatige partij om uitstel van de comparitie zal dan niet in behandeling worden genomen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
gelast partijen om tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een regeling te verschijnen in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 81 te 2011 RW Haarlem, waarbij partijen in persoon, dan wel rechtsgeldig vertegenwoordigd en vergezeld van hun gemachtigden, aanwezig dienen te zijn;
6.2.verzoekt partijen vóór 30 oktober 2020 10.00 uur hun verhinderdata over de periode februari tot en met april 2021 op te geven, waarna dag en uur van de comparitie worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter