ECLI:NL:RBNHO:2020:11626

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
8706331 AO VERZ 20-128
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en wedertewerkstelling in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en CTS Group Handling B.V. De werknemer, aangeduid als [werknemer], was op 17 juni 2020 op staande voet ontslagen door zijn werkgever, CTS, omdat hij volgens de werkgever redelijke instructies en opdrachten niet had opgevolgd. De werkgever beschouwde dit als werkweigering en vond het een ernstig vergrijp, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk zou zijn.

De werknemer betwistte echter de feitelijke toedracht van het ontslag en stelde dat hij bereid was de schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren, maar dat de drukte op zijn eigen afdeling dit verhinderde. De kantonrechter oordeelde dat, ongeacht de feitelijke toedracht, de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsrelatie een te zware sanctie was. De kantonrechter concludeerde dat er met een andere sanctie volstaan had kunnen worden.

Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter het verzoek van de werknemer toegewezen. De opzegging van de arbeidsovereenkomst werd vernietigd, en het werd bepaald dat de arbeidsovereenkomst niet was geëindigd per 17 juni 2020. CTS werd veroordeeld tot wedertewerkstelling van de werknemer met ingang van 16 november 2020 en tot betaling van het loon totdat de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk zou eindigen. Daarnaast werd CTS veroordeeld tot het ongedaan maken van invordering van studiekosten en inhouding van vakantie-uren, en tot betaling van de proceskosten, waaronder het griffierecht en het salaris van de gemachtigde.

De uitspraak werd gedaan door mr. W. Aardenburg en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8706331 AO VERZ 20-128
Uitspraakdatum: 17 november 2020
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. P. Goettsch
tegen
de besloten vennootschap
CTS Group Handling B.V.
gevestigd te Nieuw-Vennep
gedaagde
verder te noemen: CTS
procederend bij HR-Manager ( [HR-manager] )

1.De gronden van de beslissing

1.1.
CTS heeft [werknemer] op 17 juni 2020 op staande voet ontslagen omdat hij zoals CTS in de ontslagbrief heeft geschreven tot drie keer toe redelijke instructies en opdrachten niet heeft opgevolgd. CTS ziet dat als werkweigering en als een zodanig ernstig vergrijp dat van CTS niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
1.2.
[werknemer] betwist de feitelijke toedracht. Hij stelt dat hij best de schoonmaakwerkzaamheden wilde verrichten maar dat het te druk was op zijn eigen afdeling dus dat dat niet goed uitkwam.
1.3.
Wat exact de feitelijke toedracht is geweest kan in het midden blijven. Onmiddellijke beëindiging van de arbeidsrelatie is de zwaarste sanctie die het arbeidsrecht kent. Deze sanctie heeft tot gevolg dat [werknemer] met onmiddellijke ingang zijn inkomsten is verloren en ook geen aanspraak kan maken op een uitkering.
1.4.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat, ook al is de toedracht zoals door CTS geschetst, de onmiddellijke beëindiging een te zware sanctie is en dat met een andere sanctie volstaan had kunnen worden.
1.5.
Dat betekent dat het verzoek van [werknemer] zal worden toegewezen, zodat de kantonrechter:
a. a) de opzegging vernietigt;
b) bepaalt dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd per 17 juni 2020;
c) CTS [werknemer] te werk stelt met ingang van maandag 16 november 2020;
d) CTS veroordeelt tot betaling van het loon totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en matigt de wettelijke verhoging tot 10% over het te laat betaalde loon;
e) CTS veroordeelt tot ongedaanmaking van invordering van de studiekosten;
f) CTS veroordeelt tot ongedaanmaking inhouding vakantie-uren;
h) CTS veroordeelt in de kosten van de procedure, te weten het griffierecht van € 83,- en het salaris van de gemachtigde van € 720,-;
i. i) verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
vernietigt de opzegging van 17 juni 2020 en bepaalt dat de arbeidsovereenkomst niet op deze datum is geëindigd;
2.2.
bepaalt dat CTS [werknemer] te werk stelt met ingang van maandag 16 november 2020;
2.3.
veroordeelt CTS tot betaling van het loon van [werknemer] totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% over het te laat betaalde loon;
2.4.
veroordeelt CTS tot het ongedaan maken van invordering van de studiekosten;
2.5.
veroordeelt CTS tot het ongedaan maken van inhouding van de vakantie-uren;
2.6.
veroordeelt CTS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht : € 83,00;
salaris gemachtigde: € 720,00;
2.7.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter