Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juni 2019 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 februari 2020 en de daarin genoemde stukken;
- de fax van 21 februari 2020 van mr. Bos naar aanleiding van het proces-verbaal, de reactie daarop van mr. Gerrits bij fax van 28 februari 2020 en de daaropvolgende faxen van mrs. Bos en Gerrits van respectievelijk 3 en 4 maart 2020;
- de akte houdende reactie op spreekaantekeningen comparitie tevens houdende producties tevens houdende wijziging van eis ex artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van Vicino (hierna: de akte van Vicino);
- de faxen van 24 en 26 maart 2020 van mr. Gerrits;
- de fax van 1 april 2020 van mr. Bos;
- de rolbeslissing van 8 april 2020;
- de akte houdende reactie op de akte van de zijde van Vicino d.d. 11 maart 2020 van [gedaagde] .
Nu de rechtbank de stellingen van Vicino onder randnummer 5 van haar akte niet bij de beoordeling zal betrekken, geldt dat uiteraard ook voor de inhoudelijke reactie die [gedaagde] op haar beurt daarop heeft gegeven in haar fax van 24 maart 2020 en haar antwoordakte van 6 mei 2020 onder randnummers 32 tot en met 34 (zie ook hiervoor 1.4 over het faxbericht van [gedaagde] van 28 februari 2020 waarin zij een vergelijkbaar standpunt heeft ingenomen).
2.De feiten
Overwegende dat:
dinsdag 14 meischriftelijk totale openheid geeft over deze kwestie en ik verzoek u in dat verband voor die datum in ieder geval het volgende aan mij te sturen: (…)”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat [gedaagde] wel degelijk tekort is geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. Vicino heeft daarom terecht aangevoerd dat zij op grond van artikel 15.5 sub d en f van de samenwerkingsovereenkomst bevoegd was om deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De gevorderde verklaring voor recht is daarom in zoverre niet toewijsbaar.
5.De beslissing
25 november 2020voor het nemen van een akte aan de zijde van [gedaagde] , voor het doel zoals vermeld onder 4.23 van dit vonnis,