ECLI:NL:RBNHO:2020:11482

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
C/15/299888 / HA RK 20/40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak bij Rechtbank Noord-Holland

Op 4 maart 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak. Verzoeker had op 24 februari 2020 tijdens een besloten zitting de wraking van de strafrechters aangevraagd, evenals de wraking van de gehele rechtbank. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking tegen de wrakingskamer buiten behandeling gesteld en het verzoek tot wraking tegen de overige leden van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek tot wraking van de strafrechters, te weten mr. M.E. Francke, mr. M. Visser en mr. M.A.H. van der Woude, is afgewezen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van het wrakingsmiddel en heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling overwogen dat de omstandigheden die verzoeker aanvoert voor de wraking van de strafrechters niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker op een correcte wijze was uitgenodigd voor de zitting en dat er geen relevante argumenten zijn aangedragen die de wraking zouden rechtvaardigen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/299888 HA RK 20-40
Beslissing van 4 maart 2020
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Het verzoek is gericht tegen:
1. de gehele rechtbank Noord-Holland;
2. de hierna te noemen rechters in de rechtbank Noord-Holland, team Straf:
- mr. M.E. Francke;
- mr. M. Visser;
- mr. M.A.H. van der Woude,
tezamen hierna aan te duiden als de strafrechters.

1.Het procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 24 februari 2020 ter (besloten) zitting van de meervoudige raadkamer de strafrechters gewraakt alsmede de wraking van de gehele rechtbank verzocht. De strafrechters zijn de rechters die de zaak met zaaknummer 19-010786 behandelen, die aanhangig is bij deze rechtbank, team Straf, locatie Haarlemmermeer. Hierna zal die zaak worden genoemd: de hoofdzaak. De hoofdzaak betreft een bezwaarschrift tegen een beslissing van de rechter-commissaris.
1.2
De strafrechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. De officier van justitie heeft eveneens schriftelijk gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld op de besloten zitting van de wrakingskamer van 4 maart 2020. Verzoeker, de strafrechters en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, maar zijn niet ter zitting verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker op 4 maart 2020 per e-mail een verzoek tot wraking ingediend van de leden van de wrakingskamer die het verzoek behandelen. Zoals hierna onder 2 zal worden uiteengezet, heeft de wrakingskamer dit verzoek buiten behandeling gelaten.
1.4
De wrakingskamer heeft na afloop van de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting in het openbaar de beslissing uitgesproken.

2.De wraking van de wrakingskamer

2.1
Op 4 maart 2020 heeft verzoeker bij e-mailbericht de wraking verzocht van mr. R.H.M. Bruin, mr. M. Mateman en mr. S. Jongeling, die onderhavige wrakingszaak behandelen. De wrakingskamer heeft ter zitting van 4 maart 2020 daarover het volgende overwogen.
2.2
Op 2 maart 2020 heeft verzoeker op verzoek van de rechtbank zijn verhinderdata voor de behandeling van het wrakingsverzoek meegedeeld. In overeenstemming daarmee heeft de rechtbank op 3 maart 2020 de zitting bepaald op 4 maart 2020 om 16.00 uur en daarvan dezelfde dag een bericht aan verzoeker per e-mail en per gewone post gezonden. Op 4 maart 2020 heeft verzoeker onder meer per e-mail contact opgenomen met de rechtbank en meegedeeld dat hij de oproep voor de zitting op 4 maart 2020 per post heeft ontvangen. Daarbij heeft hij, voor het eerst bij e-mail van 13.23 uur, verzonden naar andere onderdelen van de rechtbank dan de griffie van de wrakingskamer, de wraking van de wrakingskamer verzocht. In die e-mail heeft hij vermeld dat op 3 maart 2020 de uitnodiging voor de wrakingszitting is verstuurd, welke hij op 4 maart 2020 een paar uur voor zitting bij stom toeval ontdekte.
2.3
De wrakingskamer constateert dat het verzoek tot haar wraking geen wrakingsgrond in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bevat. De enkele opmerking dat de uitnodiging voor de zitting verzoeker (uiterlijk) aan het begin van de middag van 4 maart 2020 heeft bereikt, is geen relevant argument voor wraking van de wrakingskamer. Dit verzoek voldoet daarom niet aan de motiveringseis voor een wrakingsverzoek. Met het indienen van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer maakt verzoeker daarom, de wrakingskamer kan het niet anders kwalificeren, misbruik van het wrakingsmiddel (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770). De wrakingskamer laat het verzoek tot haar wraking daarom buiten behandeling.

3.De (tijdige) uitnodiging voor de zitting

De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat wrakingsverzoeken op een zo kort mogelijke termijn dienen te worden behandeld. Gelet op het eerste tijdstip van het (telefonisch) contact van verzoeker met de rechtbank na het versturen van de uitnodiging, kan worden vastgesteld dat hij in ieder geval op 4 maart 2020 om circa 13.00 uur op de hoogte was van het tijdstip van de zitting, terwijl hem de uitnodiging de dag tevoren reeds per e-mail was gezonden. Verzoeker had ook vanaf het moment van de ontvangst van de uitnodiging per post voldoende tijd en gelegenheid om vanaf zijn woonplaats [woonplaats] af te reizen naar de rechtbank in Haarlem om tijdig bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.

4.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek tot wraking in de hoofdzaak, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 24 februari 2020, het volgende aangevoerd:
“Ik heb vrij veel wrakingsgronden, omdat er een dubieus proces gevoerd wordt door het
Openbaar Ministerie. Ik hoor u, voorzitter, zeggen dat het niet om het Openbaar Ministerie gaat en dat ik dien aan te geven waarom ik de rechtbank niet onpartijdig vind.
Ten eerste is aan de originele beslissing van de rechter-commissaris geen procesnummer toegekend en staat de naam van de rechter-commissaris niet in die beslissing.
Er is ook geen nummer aan het bezwaarschrift toegekend en tot op de dag van vandaag is bij
de rechtbank volgens de strafgriffie geen procesnummer bekend.
Daarnaast legt u, voorzitter, mij dingen in de mond. Tot vanochtend kon de rechtbank niet
vertellen welk zaaknummer deze zaak heeft en welke rechter-commissaris de beslissing heeft genomen en hier op Schiphol bleek dat volgens de gerechtsbode deze zaak niet op de rol staat.
Ik heb vanochtend het gerechtsbestuur gebeld over de klachten die ik heb ingediend. Op die
klachten had binnen 6 weken een beslissing moeten volgen, maar dat is nog steeds niet
gebeurd. Het gaat erom dat de hele procedure verkeerd loopt, mede vanwege de e-mail van
officier van justitie E. Visser. Hij is ook niet verschenen vandaag.
Mij wordt verweten kennelijk veel stukken toegestuurd te hebben, maar dan is de Officier van Justitie ook te laat met zijn e-mail. Ik vind het dubieus dat u, voorzitter, mijn vraag welke stukken de rechtbank van mij heeft gekregen niet wil beantwoorden. Ik wil eigenlijk het dossier eerst inzien alvorens ik mijn wrakingsgronden aanvul.
Ik ben van mening dat de rechter-commissaris een dossier had moeten hebben en dat op basis van dat dossier de rechter-commissaris onderzoek had moeten verrichtten. De rechtbank in de persoon van rechter van Andel heeft ook geen onderzoek verricht in de artikel 552a Sv-procedure, het Openbaar Ministerie niet en nu deze rechtbank ook niet. Als er wel een onderzoek zou hebben plaatsgevonden had ik daarvan een brief gekregen en was mijn standpunt bekend. Het ging mij om een eerlijk proces bij de rechtbank Haarlem, eerst via de rechter-commissaris en ik begrijp dat het Openbaar Ministerie niet hetzelfde is als de rechter-commissaris, maar waarom is op deze zitting het Openbaar Ministerie wel aanwezig en de rechter-commissaris niet om de beslissing toe te lichten?
Ten aanzien van de rechtbank ben ik van mening dat deze procedure niet behandeld kon
worden, omdat er geen duidelijkheid is over de stukken en de voorzitter heeft verzuimd mij te vertellen welke stukken er zijn. Dat wilde ik bij aanvang van deze zitting weten. Door niet aan te geven welke stukken er zijn en heeft de voorzitter zelf een rookgordijn opgeworpen. Dat zijn mijn voornaamste redenen om de rechtbank te wraken.”

5.De reactie van de rechters

De gewraakte strafrechters hebben in hun schriftelijke reactie van 26 februari 2020 laten weten dat zij niet berusten in het verzoek tot wraking.

6.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich, bij brief van 4 maart 2020, op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen omdat er geen sprake is van vooringenomenheid van de strafrechters noch van de schijn daartoe.

7.De beoordeling

7.1
Ingevolge artikel 512 Sv kan een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets).
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is (de zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
7.2
Voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen de gehele rechtbank Noord-Holland en daarmee tot anderen dan de strafrechters, overweegt de rechtbank het volgende. Een wrakingsverzoek kan alleen betrekking hebben op de rechters die de (hoofd)zaak (nog) behandelen. De hoofdzaak wordt in dit geval behandeld door de drie strafrechters. Het wrakingsverzoek is daarom niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen alle andere leden van de rechtbank.
7.3
De omstandigheden die verzoeker aanvoert voor wraking van de strafrechters, hebben slechts in beperkte mate betrekking op (het optreden van) de strafrechters. Veel van die omstandigheden zien op andere personen. Voor zover de aangevoerde omstandigheden overigens al relevant zouden kunnen zijn voor het verzoek tot wraking en geen betrekking hebben op bijvoorbeeld procesbeslissingen, ziet de wrakingskamer in die omstandigheden geen grond voor het oordeel dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor de conclusie dat de strafrechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Er is daarom niet gebleken dat de rechterlijke onpartijdigheid door het optreden van de strafrechters schade zou kunnen lijden. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek leveren daarom geen grond op voor wraking. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
7.4
Verzoeker heeft, zoals hiervoor onder 2.3 is overwogen, misbruik gemaakt van het middel tot wraking. Ook in de hoofdzaak heeft hij een wrakingsverzoek gedaan nagenoeg zonder daarvoor relevante argumenten. Verzoeker gebruikt het middel van wraking daarmee voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. De wrakingskamer ziet hierin aanleiding met toepassing van artikel 515, vierde lid, Sv te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

8.Beslissing

De wrakingskamer
8.1
stelt het verzoek tot wraking voor zover gericht tegen de wrakingskamer buiten behandeling;
8.2
verklaart het verzoek tot wraking, voor zover dat tegen alle andere leden van de rechtbank Noord-Holland is gericht dan de strafrechters, niet-ontvankelijk;
8.3
wijst het verzoek tot wraking van de rechters mr. M.E. Francke, mr. M. Visser en mr. M.A.H. van der Woude af;
8.4
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
8.5
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de officier van justitie een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
8.6
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. M. Mateman en
mr. S. Jongeling, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van B.H.E. Zuidam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.