ECLI:NL:RBNHO:2020:10754

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
HAA 20_6073 en HAA 20_5690
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verbouwing bestaande schuur in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een bestaande schuur. Eiser, eigenaar van een perceel in [woonplaats], had op 22 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om zijn schuur te verbouwen. De gemeente Hollands Kroon, verweerder, heeft deze aanvraag geweigerd, omdat het beoogde gebruik van de schuur niet in overeenstemming zou zijn met het geldende bestemmingsplan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 4 december 2020 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het onderzoek niet verder hoefde te worden voortgezet en heeft hij op basis van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de schuur voor hobbymatig agrarisch gebruik in overeenstemming was met het bestemmingsplan, terwijl de gemeente stelde dat het gebruik niet in overeenstemming was met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de weigering van de omgevingsvergunning onterecht was, omdat het beoogde gebruik van de schuur niet in strijd was met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/6073 (voorlopige voorziening) en HAA 20/5690 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 december 2020 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. E. Eijking)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder
(gemachtigden: B. van Yperen en E. Menzl).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan verzoeker omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van een bestaande schuur op het perceel [perceel 1] in [woonplaats] .
Bij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E. Eijking die zich ter zitting heeft gesteld als gemachtigde. Verder zijn meegekomen [naam 1] (partner van eiser) en [naam 2] (schoonvader van eiser). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigden, beiden werkzaam bij verweerder.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Feiten en omstandigheden
2. Eiser is eigenaar van het perceel [perceel 2] in [woonplaats] . Op dit perceel staat zijn woning. Verder is eiser eigenaar van het gedeelte van de schuur met sectienummer [#] op het perceel [perceel 1] in [woonplaats] . Voor het verbouwen van zijn gedeelte van de schuur heeft eiser omgevingsvergunning gevraagd.
Bestemmingsplanbepalingen
3. Op de gronden waarop de schuur staat rust op grond van het bestemmingsplan ‘Buitengebied voormalige gemeente Niedorp’ de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’ en de dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’.
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn op grond van artikel 3.1, onder d, van de planregels bestemd voor hobbymatig agrarisch gebruik (waaronder het houden van paarden) en het weiden van paarden ten behoeve van een bedrijfsmatige paardenhouderij dan wel een paardenhouderij als nevenactiviteit.
De voor ‘Waterstaat-Waterkering’ aangewezen gronden zijn op grond van artikel 30.1 van de planregels, behalve voor de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing.
Op grond van artikel 30.2, ander a van de planregels mag in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen op of in de gronden binnen de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de waterkering, en met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op grond van artikel 36.1, onder a, van de planregels mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Op grond van artikel 36.1, onder c, van de planregels is het bepaalde in sub a niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Besluiten en verweer
4.1
Verweerder heeft bij het primaire besluit de omgevingsvergunning geweigerd. Bij het bestreden besluit stelt verweerder onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften dat de omgevingsvergunning terecht is geweigerd omdat het beoogde gebruik dat van het bouwwerk zal worden gemaakt niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Hobbymatig gebruik is immers alleen toegestaan wanneer dit ten behoeve van een bedrijfsmatige paardenhouderij dan wel paardenhouderij als nevenactiviteit plaatsvindt. Eiser gebruikt de schuur hobbymatig voor de opslag van hooi/stro, voer voor de schapen en kippen en het onderbrengen van zijn dieren, hetgeen met het bestemmingsplan niet in overeenstemming is. Omdat hobbymatig agrarisch gebruik ook onder het voorheen geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Niedorp Zuid’ niet was toegestaan, kan het beroep op het (gebruiks)overgangsrecht niet slagen.
4.2
In het verweerschrift stelt verweerder dat eiser een deel van een bestaande schuur heeft gekocht en in gebruik heeft genomen ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie en dat de schuur een bijbehorend bouwwerk is bij de woning. Het gebruik van de schuur ten behoeve van de (uitbreiding van de) woonfunctie is in strijd met het bestemmingsplan. Het gebruik van gronden ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is op grond van het bestemmingsplan wel toegestaan. Bouwen is alleen toegestaan ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven. Omdat niet wordt gebouwd ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf maar ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie is de activiteit bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Verder mag op gronden met de bestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van waterkering en met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Vergunning van rechtswege
5.1
Eiser stelt dat op de aanvraag om omgevingsvergunning die ziet op het herstel van een legaal bestaande schuur de reguliere procedure van toepassing is en dat de gevraagde vergunning hem van rechtswege is verleend.
5.2
Verweerder stelt dat de reguliere procedure van toepassing is en dat de aanvraag op 30 maart 2019 is ingediend en er op 22 mei 2019 binnen de termijn van acht weken is beslist.
5.3
De voorzieningenrechter overweegt dat van een van rechtswege verleende vergunning alleen sprake kan zijn in het geval de reguliere procedure van toepassing is, en niet binnen de beslistermijn – van in dit geval acht weken – op de aanvraag is beslist. Nu verweerder in dit geval binnen acht weken na indienen van de aanvraag op de aanvraag heeft beslist, kan reeds daarom geen sprake zijn van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
Strijd met het bestemmingsplan: gebruik
6.1
Eiser betwist dat de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met het bestemmingsplan
6.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het verweerschrift een ten opzichte van het bestreden besluit gewijzigd standpunt inneemt. Verweerder heeft ter zitting het standpunt in het verweerschrift herhaald. Verweerder handhaaft – naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht – niet langer het standpunt dat hobbymatig agrarisch gebruik alleen is toegestaan wanneer dit ten behoeve van een bedrijfsmatige paardenhouderij dan wel paardenhouderij als nevenactiviteit plaatsvindt. Verweerder stelt zich (thans) op het standpunt dat eiser een deel van een bestaande schuur heeft gekocht en in gebruik heeft genomen ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie en dat dit gebruik niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
6.3
De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat een hobbymatig agrarisch gebruik weliswaar in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar dat dit niet het gebruik is dat eiser van de schuur gaat maken; hij wil de schuur gebruiken ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie. De voorzieningenrechter overweegt dat de aanvraag waarin is aangegeven dat de schuur zal worden gebruikt als schuur
enopslag van hooi en stro weliswaar enige ruimte laat voor interpretatie, maar dat de door eiser ingediende stukken, waaronder het beroepschrift, en het verhandelde ter zitting, er geen blijk van geven dat een ander gebruik van de schuur is beoogd dan voor opslag van hooi en stro, voer voor schapen en kippen en voor het onderbrengen van de dieren, het gebruik waarvan verweerder in de besluitvorming ook van is uitgegaan. De voorzieningenrechter ziet geen reden daaraan te twijfelen, temeer nu door verweerder weliswaar is gesteld, maar niet is onderbouwd dat de schuur in het verleden anders dan ten behoeve van het hobbymatig agrarisch gebruik in gebruik was, waarbij ook niet is gebleken dat verweerder tegen dat gebruik handhavend heeft opgetreden. De voorzieningenrechter acht het beoogd gebruik vallen onder de noemer ‘hobbymatig agrarisch gebruik’ zodat dit in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
Strijd met het bestemmingsplan: bouwen
7.1
Eiser stelt dat verweerder miskent dat hij niet heeft gevraagd om omgevingsvergunning ten behoeve van een geheel nieuw bouwwerk, maar dat hij heeft gevraagd om een omgevingsvergunning voor het herstellen van een bestaand legaal ter plaatse aanwezig pand.
7.2
Verweerder stelt het bouwen van bouwwerken op grond van de bouwregels van het bestemmingsplan behorende bij de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ alleen is toegestaan ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven. Op grond van de bouwregels behorende bij de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ mogen op de gronden geen gebouwen worden gebouwd.
7.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder naar aanleiding van de aanvraag en de omstandigheid dat eiser er veelvuldig op heeft gewezen dat hij een bestaand legaal aanwezig bouwwerk wenst te herstellen, ten onrechte nagelaten te bezien of het verbouwen van de bestaande schuur op grond van het overgangsrecht zou zijn toegestaan. Tussen partijen is niet in geschil dat de schuur onder een voorheen geldend bestemmingsplan legaal, dus met bouwtoestemming, is opgericht als bedrijfsbebouwing. Tussen partijen is evenmin in geschil dat het bouwwerk niet in overeenstemming is met de geldende bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Ook is niet in geschil dat door het bouwplan de oppervlakte, de hoogte en de inhoud van de schuur wordt vergroot. Nu het gebruik dat van de schuur zal worden gemaakt gelet op het voorgaande in overeenstemming zal zijn met de nu geldende bestemming, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bouwplan de afwijking van het geldende plan naar aard en omvang niet vergroot. De gevraagde omgevingsvergunning is derhalve in overeenstemming met het overgangsrecht voor bouwen.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.
9. Het beroep is gegrond en de voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder zich niet heeft uitgelaten over de andere weigeringsgronden die aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg zouden kunnen staan. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Omdat de voorzieningenrechter op voorhand niet is gebleken van andere weigeringsgronden die aan verlening van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg zouden kunnen staan, stelt de voorzieningenrechter voor het nemen van een nieuwe besluit door verweerder een termijn van vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
10. De voorzieningenrechter overweegt tenslotte nog het volgende. Indien en voor zover verweerder aan eiser de gevraagde omgevingsvergunning verleent, volgt uit deze uitspraak - waarin is overwogen op welke wijze de door eiser ingediende aanvraag moet worden opgevat - dat deze is verleend voor gebruik van de schuur dat past binnen het hobbymatig agrarisch gebruik als bedoeld in het geldende bestemmingsplan. Indien vervolgens nadien blijkt dat eiser de schuur gebruikt voor een ander gebruik dan dit toegestaan gebruik, is verweerder – mogelijk – bevoegd daartegen handhavend op te treden.
11. Gelet op de korte termijn waarop verweerder een nieuw besluit dient te nemen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in afwachting van dat besluit een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij geldt ook dat verweerder zelf in de gelegenheid moet worden gesteld om te bezien welke consequenties deze uitspraak en de daarop volgende besluitvorming heeft voor het (intrekken dan wel instandlaten van het) besluit waarbij aan eiser eerder een bouwstop is opgelegd
12. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt. Vanwege de uitkomst van de zaak ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening vergoedt.
13. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Omdat de gemachtigde van verzoeker zich ter zitting als gemachtigde heeft gesteld stelt de voorzieningenrechter deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze
uitspraak, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 356,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 december 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.