Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[werkgever]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever over loonvorderingen en een eindafrekening na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster, die in dienst was als Strategisch & Operationeel Manager, had haar dienstverband opgezegd tijdens de proeftijd. De werkneemster vorderde onder andere loon over de periode van 1 tot en met 21 januari 2020, loon voor gewerkte uren tijdens haar vakantie, en een eindafrekening van haar vakantiegeld. De werkgever betwistte de vorderingen en voerde aan dat er een negatief verlofsaldo was dat verrekend moest worden met de salarisbetaling.
De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd en dat de werkneemster recht had op salaris tot en met 21 januari 2020. De vordering tot betaling van loon over de gewerkte uren tijdens de vakantie werd afgewezen, omdat de werkneemster niet had aangetoond dat zij op die dagen daadwerkelijk werkzaamheden had verricht. De kantonrechter oordeelde verder dat de werkneemster recht had op een eindafrekening van de pro rata opgebouwde vakantietoeslag. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, met inachtneming van een wettelijke verhoging en wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.
Deze uitspraak benadrukt de rechten van werknemers met betrekking tot loon en eindafrekeningen, vooral in situaties waarin een arbeidsovereenkomst in de proeftijd wordt beëindigd. De kantonrechter heeft de werkgever ook verplicht om een eindafrekening op te maken, wat een belangrijke stap is voor de werkneemster om haar financiële rechten te waarborgen.