ECLI:NL:RBNHO:2020:10608

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
15.223770.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van heroïne met een gevangenisstraf van 58 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van 19,7 kilogram heroïne. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid heroïne in Nederland op 4 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 26 november 2020 heeft de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.J. Hes, zich gerefereerd heeft aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage bij het vonnis geconcludeerd dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van heroïne. De verdachte had verklaard dat hij op een voorstel van een vriend was ingegaan om een koffer mee te nemen, zonder te weten dat deze koffer bijna 20 kilogram heroïne bevatte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van het risico dat er drugs in de koffer zouden zitten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het feit.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingevoerde hoeveelheid heroïne bestemd was voor verdere verspreiding en dat dit gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 58 maanden, met aftrek van voorarrest, in overeenstemming met de geldende oriëntatiepunten voor strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.223770.20
Uitspraakdatum: 10 december 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ( [provincie] , [geboorteland] ),
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.J. Hes, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is naar eigen zeggen ingegaan op een voorstel van een vriend om een reis te maken waar hij 10.000,00 euro mee kon verdienen. Het enige dat verdachte hoefde te doen, was een koffer meenemen. Naar aanleiding van die afspraak is verdachte vanuit Spanje naar Pakistan gereisd en van daaruit zou verdachte een koffer vervoeren naar Nederland. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het niet helemaal in orde was en vermoedde dat er drugs in de koffer zou zitten. Na aankomst op Schiphol is in de koffer van verdachte bijna 20 kilogram heroïne aangetroffen.
Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van heroïne in Nederland.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne, zijnde
heroïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte door anderen onder druk is gezet om de koffer mee naar Nederland te nemen. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet wist of hoefde te verwachten dat er een dermate groot gewicht aan verboden stoffen in de betreffende koffer zat.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 19,7 kilogram heroïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van enig delict is veroordeeld.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf, de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en de hoogte daarvan, heeft de rechtbank – met het oog op rechtseenheid en rechtsgelijkheid – de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat bij het bepalen van de straf dient te worden uitgegaan van het in de koffer aangetroffen gewicht aan heroïne, niet van een lager gewicht. Immers, nu verdachte zich kennelijk niet heeft bemoeid met de inhoud van zijn koffer heeft hij welbewust het risico aanvaard dat er een groot gewicht aan heroïne in de koffer zat.
Ook in de overige omstandigheden waaronder het feit is begaan of in de persoonlijke omstandigheden van verdachte (waaronder zijn financiële situatie en de zorg voor zijn vrouw), ziet de rechtbank geen aanleiding een andere straf op te leggen dan die in vergelijkbare gevallen bij de invoer van deze hoeveelheid harddrugs doorgaans wordt opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 58 maanden, met aftrek van voorarrest, moet worden opgelegd. Deze straf is in overeenstemming met de genoemde oriëntatiepunten.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
58 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2020.
Mr. M.H. Affourtit-Kramer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.