Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
PDX Services B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
4.De beoordeling
het verzoek
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval is sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Daarbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking.
Zinzia)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
(€ 1.740,66 x 1.08 x 12). De inkomensschade over de periode van 1 januari 2021 tot 1 januari 2023 waarmee bij de vaststelling van de billijke vergoeding rekening wordt gehouden, kan mede gelet op wat hiervoor onder 4.21 is overwogen, worden bepaald op 30% van twee jaarsalarissen, dus op € 13.500,00 bruto (€ 22.500,00 x 2 x 30%). Ook zal rekening worden gehouden met de door [verweerster] gestelde inkomensschade in de vorm van pensioenschade van € 180,00 per maand, die door PDX niet is betwist, in totaal rond € 4.000,00 bruto. Dat leidt tot een totale inkomensschade van € 17.500,00 bruto.
€ 10.000,00, zoals door [verweerster] verzocht. Daarbij weegt ook mee dat sprake is van een aantal omstandigheden ten gunste van PDX, die enig matigend effect hebben op de billijke vergoeding. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat PDX weliswaar ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat [verweerster] in dienst is gebleven bij Heat, maar dat dit standpunt aanvankelijk niet tegen beter weten in of zonder enige redelijke grond was. Zoals uit de het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2020 en 28 oktober 2020 blijkt, was daarover immers serieuze discussie mogelijk. Verder weegt mee dat [verweerster] in eerste instantie niet ziek is geworden door het arbeidsconflict met PDX, maar door lichamelijke klachten en privéomstandigheden. Daarnaast speelt in dit verband een rol dat het door [verweerster] gelegde beslag ten laste van PDX onrechtmatig is geoordeeld, wat de arbeidsrelatie geen goed heeft gedaan. Tot slot merkt de kantonrechter op dat de stukken het beeld geven dat [verweerster] van haar kant ook niet steeds een grote bereidheid en welwillendheid heeft laten zien als het gaat om re-integratie en de medewerking daaraan.
€ 22.500,00 bruto (€ 17.500,00 bruto + € 5.000,00 bruto). Daarmee wordt [verweerster] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van PDX. Het bedrag wordt in zijn geheel als brutobedrag toegewezen, en niet (deels) als nettobedrag, omdat geen sprake is van een immateriële schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 BW. De wettelijke rente zal worden toegewezen, te rekenen vanaf de datum van deze beschikking.
€ 1.800,00 bruto aan niet genoten vakantiedagen wordt toegewezen, omdat PDX heeft erkend dat zij dit bedrag verschuldigd is. De wettelijke rente zal worden toegewezen, te rekenen vanaf 1 januari 2021.