ECLI:NL:RBNHO:2020:10477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
Awb - 18 2505
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van houten speelgoed in het vrije verkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane over de indeling van houten speelgoed onder de douaneregeling. Eiseres, een bedrijf dat aangiften voor douanerechten indient, had bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 6.525,06, die betrekking had op negen aangiften voor goederen die bestemd waren voor [A] B.V. Na enkele aanpassingen door de inspecteur, bleef er een bedrag van € 1.982,41 aan douanerechten in geschil. De rechtbank heeft onderzocht of de 'magnetic dress up', bestaande uit een houten pop, houten kledingstukken en een houten kledingkastje, als assortiment kon worden ingedeeld onder de relevante douanecode. De rechtbank concludeerde dat de indeling onder GN-code 9503 7000 als ander speelgoed, aangeboden in assortimenten, correct was. Eiseres had betoogd dat de goederen onder een andere code ingedeeld moesten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de indeling zoals door de inspecteur was gedaan, juist was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2505
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 17 november 2020 in de zaak tussen [X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres,
(gemachtigde: E. Stoker) en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 juli 2016 aan eiseres een mededeling gestuurd dat aan haar een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) zal worden uitgereikt voor een bedrag van € 6.525,06 aan douanerechten. Deze utb heeft betrekking op negen door eiseres in de periode van
24 september 2014 tot en met 22 september 2015 gedane aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’ voor goederen (o.a. skippybal, speeltenten, punnik set en houten speelgoed), die bestemd waren voor [A] B.V. (hierna: [A] ). Kort daarna heeft verweerder de utb daadwerkelijk aan eiseres bekendgemaakt.
Eiseres heeft tegen de utb bezwaar gemaakt.
Op 9 december 2016 heeft verweerder de utb met € 2.698,32 verminderd, omdat hij is teruggekomen op de eerder door hem toegepaste wijziging van de goederencode voor de speeltenten.
Op 19 december 2017 heeft verweerder naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad over de toepasselijke goederencode van een houten punnikklosje de utb verder verminderd met € 1.278,74 tot € 2.548,00. Van dit laatste bedrag heeft € 565,59 betrekking op één aangifte die is gedaan voor een ander soort goed en die tussen partijen niet in geschil is.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 april 2018 de aanslag voor wat betreft de twee in deze procedure tussen partijen nog in geschil zijnde aangiften (van 7 april 2015 en van 2 juli 2015 en met de nummers eindigend op [# 1] en [# 2] ) van in totaal
€ 1.982,41 aan douanerechten gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2020 te Haarlem. Bij deze zitting is namens eiseres verschenen haar gemachtigde en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een bedrijf van expediteurs, cargadoors, bevrachters en andere tussenpersonen in het goederenvervoer. Eiseres voert (onder meer) de aangiften voor het in het vrije verkeer brengen van goederen voor [A] uit. Eiseres doet deze aangiften op eigen naam en rekening.
2. Verweerder heeft bij [A] een administratieve controle na invoer (cni) uitgevoerd naar 37 in de periode van 24 september 2014 tot en met 25 september 2015 door eiseres ingediende aangiften voor het brengen in het vrije verkeer. Verweerder heeft zijn bevindingen naar aanleiding van dit onderzoek neergelegd in een controlerapport van 14 juli 2016. Het onderzoek heeft verweerder aanleiding gegeven om in negen aangiften de aangegeven goederencode en het te betalen bedrag aan douanerechten te corrigeren en ter zake de hiervoor onder het kopje procesverloop genoemde utb aan eiseres uit te reiken.
3. Het houten speelgoed op de twee in geschil zijnde aangiften (met de nummers eindigend op [# 2] en [# 1] ) is op de commercial invoices nader gespecificeerd als ‘magnetic dress up’ en ‘wooden train set’. De ‘magnetic dress up’ zit in één verpakking en bestaat uit een houten klerenkastje, een houten pop en de voor die pop bestemde houten kledingstukken. Bepaalde onderdelen van de ‘magnetic dress up’ zijn magnetisch, waardoor de pop (door kinderen) van kledingstukken kan worden voorzien.
Geschil
4. Ter zitting is komen vast te staan dat alleen bij de aangifte eindigend op het nummer [# 1] ook ‘wooden train sets’ zijn aangegeven en dat partijen van mening zijn dat deze ‘wooden train sets’ op juiste wijze zijn ingedeeld. Dit betekent dat voor zover de aangifte met het nummer [# 1] betrekking heeft op de ‘wooden train sets’ deze tussen partijen niet in geschil is. In geschil is of de utb voor wat betreft de twee in geschil zijnde aangiften met de nummers eindigend op [# 1] en [# 2] voor € 1.982,41 (minus het bedrag dat ziet op de “wooden train sets’) terecht is uitgereikt. Meer specifiek is tussen partijen in geschil of de door eiseres ingevoerde goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN) moeten worden ingedeeld onder Taric-code 9503 0099 90 of onder GN-code 9503 0070.
5. Eiseres stelt dat de ‘magnetic dress up’ speelgoed van hout is en bestaat uit meerdere losse onderdelen/elementen. De losse onderdelen vormen samen het speelgoed. De onderdelen zijn op elkaar afgestemd. Het eventueel ontbreken van onderdelen maakt het speelgoed incompleet, zodat het niet gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd. De onderdelen afzonderlijk vormen geen speelgoed en zijn dus geen artikelen hoofdzakelijk voor amusement. Indien de losse onderdelen van de ‘magnetic dress up’ onafhankelijk aangegeven zouden moeten worden, dan zou dit gebeuren als incomplete speelgoedelementen onder goederencode 9503 0099 90. Verweerder heeft ‘de magnetic dress up’ ten onrechte als assortiment onder goederencode 9503 0070 aangemerkt. Assortimenten van deze onderverdeling dienen uit twee of meer verschillende artikelen te bestaan. Artikelen van dezelfde onderverdeling worden niet als verschillende artikelen aangemerkt. Ter onderbouwing van haar stelling wijst eiseres onder meer op de ‘Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in het Publicatieblad van de Europese Unie C105/1 van 11 april 2013, op de Toelichting EG op GS-post
95.03
en op een in Duitsland afgegeven bindende tariefinlichting (hierna: BTI) met nummer DEBTI 17877/18- 1.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot indeling van de ‘magnetic dress up’ onder Taric-code 9503 0099 90, met veroordeling van verweerder tot vergoeding van het griffierecht.
6. Verweerder stelt dat sprake is van verschillende soorten artikelen (houten klerenkastje, houten pop en voor die pop bestemde houten kledingstukken), die zijn aangeboden in één verpakking voor de kleinhandel. Indien de artikelen niet in één verpakking, maar afzonderlijk zouden worden ingevoerd, zouden alle artikelen worden ingedeeld als ‘ander speelgoed van hout’ (andere dan met de hand vervaardigd) en onder goederencode 9503 0099 90 worden ingedeeld.
In beginsel is dus niet voldaan aan de in de Toelichting IDR op de indelingsregel genoemde 3, onderdeel b, dat sprake moet zijn van “verschillende artikelen die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld”. Omdat echter de term ‘stel of assortiment’ in de formulering van GN-code 9503 0070 wordt gebruikt, behoeft aan deze voorwaarde niet te worden voldaan, zo blijkt uit de Richtsnoeren. Uit de Toelichting EG op GS-post 95.03 volgt dat slechts andere artikelen (van dezelfde onderverdeling) dan diegene die vallen onder onderverdelingen 9503 0095 of 9503 0099 niet als verschillende soorten artikelen worden aangemerkt.
Met andere woorden: artikelen die vallen onder onderverdelingen 9503 0095 of 9503 0099 kunnen als verschillende soorten artikelen worden aangemerkt. De ingevoerde stellen bestaan uit verschillende artikelen: een houten klerenkastje, een houten pop en houten kledingstukken. Er is daarom volgens verweerder sprake van ‘ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen’ als bedoeld bij GN-code 9503 0070.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Relevante regelgeving
8. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.
HOOFDSTUK 95
SPEELGOED, SPELLEN, ARTIKELEN VOOR ONTSPANNING EN SPORTARTIKELEN; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN
Aantekeningen
1. Dit hoofdstuk omvat niet:
a) kaarsen (post 3406) (...)
4. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1. hiervoor, omvat post 9503 onder meer artikelen van deze post gecombineerd met een of meer artikelen en die niet kunnen worden aangemerkt als een stel of assortiment in de zin van algemene regel 3, onder b). voor de interpretatie van de nomenclatuur, maar die, indien zij afzonderlijk zouden worden aangeboden, zouden moeten worden ingedeeld onder andere posten, voor zover de artikelen
samen zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein en de combinatie het wezenlijke karakter van speelgoed heeft.
(....)
GN-code Omschrijving
9503 Driewielers, autopeds, pedaalauto’s en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten
9503 0010 - driewielers, autopeds, pedaalauto’s en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens
9503 00 - poppen, zijnde nabootsingen van de mens en delen en toebehoren: 9503 0021 - - poppen, zijnde nabootsingen van de mens:
9503 0021 10 - - - decoratieve poppen, gekleed op voor het land van oorsprong kenmerkende
9503 0021 90
folkloristische wijze, met de hand vervaardigd
- - - andere
9503 0029 00
- - delen en toebehoren
9503 0030 00
- elektrische treinen, (...)
9503 0055
- speelgoedmuziekinstrumenten en -apparaten
9503 0070
- ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen
- ander
9503 0081
- - speelgoedwapens
9503 0085
- - miniatuurmodellen, vervaardigd door vormgieten, van metaal
9503 0095
- - ander
- - - van kunststof
9503 0099
- - - ander
9503 0099 10
- - - - van hout, met de hand vervaardigd
9503 0099 90
- - - - andere
De van toepassing zijnde ‘Algemene regels voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur’ (hierna: de indelingsregels) luiden:
Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.
2. (...)
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
4. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels of goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurige omschrijving geeft;
5. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dan kan worden bepaald;
6. in de gevallen waarin indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
(...)
6. Voor de indeling van goederen in de onderverdelingen van een post, zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‘mutatis mutandis’ de vorenstaande bepalingen, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.
De Toelichting IDR op indelingsregel 3 luidt, voor zover van belang:

Algemeen

Deze regel behelst drie methoden van indeling van goederen die op het eerste gezicht zouden kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten, hetzij met toepassing van regel 2 b, hetzij om welke reden dan ook. Deze methoden treden in werking in de volgorde waarin ze in de regel zijn vermeld. Aldus wordt regel 3 b eerst toegepast als regel 3 a geen oplossing voor het probleem van indeling geeft en als in de regels 3 a en 3 b geen oplossing wordt gevonden, treedt regel 3 c in werking. De volgorde der in beschouwing te nemen grondslagen is dus:
de meest specifieke omschrijving,
het wezenlijke karakter, en
de post die in volgorde van nummering het laatst geplaatst is.
Regel 3 vindt slechts toepassing voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van de posten en van de Aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken. (...)

Regel 3 b

Deze tweede methode van indeling heeft alleen betrekking op:
mengsels;
werken samengesteld uit of met verschillende stoffen;
werken vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen;
goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein. Zij wordt enkel toegepast als regel 3 a geen oplossing biedt.
In al deze gevallen moet worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels of de werken hun wezenlijke karakter ontlenen, voor zover dit criterium kan worden toegepast.
(...)
Voor de toepassing van deze regel moet de uitdrukking ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden opgevat betrekking te hebben op goederen die tegelijkertijd:
bestaan uit ten minste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten. Daarom kunnen bijvoorbeeld zes fonduevorkjes niet worden aangemerkt als een stel of assortiment in de zin van deze regel;
bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit uit te voeren, en
zodanig zijn opgemaakt dat zij, zonder opnieuw te worden verpakt, rechtstreeks aan de eindverbruiker kunnen worden verkocht (bijvoorbeeld in koffertjes, in dozen, op kartons).
(...)
Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein – Publicatieblad van de Europese Unie C 105/01 van 11 april 2013:
Bij algemene regel 3 b) voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt ook voorzien in de indeling van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein.
Voor de toepassing van deze regel, moet de uitdrukking „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” worden opgevat als betrekking hebbend op goederen die:
bestaan uit tenminste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld,
bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren, en
zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht (bv. in dozen of koffers of op kartons).
(Zie ook de GS-toelichting op de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur 3 b) en 6)
Aan alle bovenstaande voorwaarden moet worden voldaan.
Bovengenoemde regels zijn niet van toepassing op „stellen of assortimenten” die op grond van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld wanneer de term „stel of assortiment” in de formulering van een GN-code wordt gebruikt, bijvoorbeeld: (,,,)
— 9503 00 70 - ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen (...)
Publicatieblad van de Europese Unie C 119/01 van 29 maart 2019. Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie.
Toelichting op GS post 9503 0070:
ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen
„Assortimenten” van deze onderverdeling bestaan uit twee of meer verschillende soorten artikelen (hoofdzakelijk voor amusement), aangeboden in dezelfde verpakking voor de kleinhandel zonder herverpakking.
Artikelen van dezelfde onderverdeling, behalve diegene die vallen onder onderverdelingen 9503 00 95 of 9503 00 99 (aangezien daaronder diverse artikelen van verschillende soorten kunnen vallen), worden niet als verschillende soorten artikelen aangemerkt.
(...)
De „stellen” van deze onderverdeling bestaan uit twee of meer verschillende artikelen aangeboden in dezelfde verpakking voor de kleinhandel, zonder herverpakking, en zijn specifiek voor een bepaald soort amusement, werk, persoon of beroep, zoals educatief speelgoed.
Beoordeling van het geschil
9. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN- toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV),
r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG.), r.o. 24).
10. De rechtbank deelt niet het standpunt van partijen dat indien het houten kledingkastje, de houten pop en de houten kledingstukken niet in één verpakking, maar afzonderlijk zouden worden ingevoerd, al deze artikelen zouden moeten worden ingedeeld onder GN-code 9503 0099. Naar het oordeel van de rechtbank zou in die situatie de houten pop moeten worden ingedeeld onder GN-code 9503 0021 (poppen, zijnde nabootsingen van de mens), de houten kledingstukken onder GN-code 9503 0029 (delen en toebehoren van poppen) en het houten kledingkastje onder GN-code 9503 0099 (ander speelgoed van hout).
11. Het beroep van eiseres op de in Duitsland verleende BTI faalt, nu deze BTI niet is afgegeven voor de in geschil zijnde goederen, de goederen waarvoor de BTI is afgegeven ook erg afwijken van de in geschil zijnde goederen (bijvoorbeeld qua samenstelling van hout, metaal en karton) en eiseres niet de rechthebbende is van deze BTI.
12. Gelet op het hiervoor door de rechtbank gegeven oordeel ten aanzien van de indeling van de houten pop, de houten kledingstukken en het houten kledingkastje bij afzonderlijke invoer, dient te worden nagegaan of deze artikelen in dit geval tezamen een assortiment vormen in de zin van GN-onderverdeling 9503 0070. Vooropgesteld zij in dit verband dat het begrip ‘assortimenten’ in de GN-onderverdeling niet dezelfde betekenis heeft als datzelfde begrip in indelingsregel 3b (vgl. ‘Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’, Pb 2013/C105/1).
Uit de GN-toelichting op onderverdeling 9503 0070 volgt dat ‘assortimenten’ van deze onderverdeling bestaan uit twee of meer verschillende soorten artikelen (hoofdzakelijk voor amusement), aangeboden in dezelfde verpakking voor de kleinhandel zonder herverpakking. Het onderwerpelijke product, bestaande uit de houten pop, de houten kledingstukken en het houten kledingkastje, voldoet aan deze voorwaarden en dient daarom met toepassing van indelingsregel 1 en 6 te worden ingedeeld in post 9503, GN-onderverdeling 9503 7000, als ander ‘speelgoed, aangeboden in assortimenten’. Aan de toepassing van indelingsregel 3 b of de daaraan gerelateerde aantekening op hoofdstuk 95 wordt daarom niet toegekomen (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2016:4856).
13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2020 door mr. S. Kleij, voorzitter, en
mr. drs. C.M. van Wechem en mr. P.H. Lauryssen, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
de gronden van het hoger beroep.