In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een familiekwestie betreffende de wijziging van alimentatieverplichtingen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E. Muller, heeft verzocht om wijziging van de onderhoudsbijdragen voor zijn kinderen, die voortvloeien uit een eerder convenant en ouderschapsplan, op basis van gewijzigde omstandigheden. De vrouw, bijgestaan door advocaat mr. C.J. van Beers, heeft verweer gevoerd en zich beroepen op een niet-wijzigingsbeding in het convenant. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van de vrouw met een stiefvader een wijziging van omstandigheden vormt, waardoor de onderhoudsverplichtingen opnieuw beoordeeld moeten worden.
De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld en rekening gehouden met de eigen inkomsten van de jongmeerderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onderhoudsplicht van de stiefouder van gelijke rang is aan die van de biologische ouder, en dat de draagkracht van de stiefouder in de berekening moet worden betrokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man een onderhoudsbijdrage van € 297 per maand voor de minderjarige en € 226 per maand voor de jongmeerderjarige moet betalen, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.