2.3.Het deskundigenbericht luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Vraag 1: Hoe moet de functie van [eiser] veronderstellende wijs uitgaande van de omstandigheid dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM vanaf maart 2011 en de jaren nadien ingevolge de NAM cao te worden gekwalificeerd: als Senior Operation Technician (SOT) of Operation Technician of anderszins?
Wij beoordelen en concluderen dat de door de heer [eiser] verrichtte werkzaamheden (in continudienst) in functietitels van NAM, althans laatstelijk en per 1 maart 2011, dienen te worden gekwalificeerd als Operation Technician (OT).
De heer [eiser] is (gedurende de periode maart 2011 tot heden) niet belast geweest met alle taken zoals beschreven in de NAM functiebeschrijving van SOT en heeft de voor deze functie vereiste interne opleiding niet gevolgd en betreffend examen niet afgelegd.
De opleiding voor SOT is gericht op het leiding geven/aansturen van OT’s, het dragen van verantwoordelijkheid voor een veilige werkplek met de bevoegdheid werkvergunningen te verstrekken. Deze extra taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden beoordelen wij in termen van functiewaardering als bepalend voor het salarisschaalverschil (in termen van het Hay-systeem: hogere score voor Kennis & Kunde en Probleembehandeling).
De door de heer [eiser] aangedragen rol als PAM-er beoordelen wij als niet even zwaar als de taken en bevoegdheden van de NAM functie SOT. Ook OT-ers kunnen worden aangewezen voor de rol van PAM-er.
Door de heer [naam 1] (senior production supervisor, Area Noord) is hierbij wel de kanttekening geplaatst dat wel bij voorkeur een SOT-er de rol van PAM-er werd toegewezen.
Taken, bevoegdheden en opleidingseisen achten wij bepalend voor de vraag of sprake is van het vervullen van de functie OT of SOT en niet de kwalificatie in het interne registratiesysteem (“Shell Who’s Who”) welk systeem ons inziens meer het karakter draagt van een “smoelenboek” zonder centrale fiattering en beveiliging op juistheid.
Door Expro worden eigen functietitels toegepast die mogelijk voor verwarring hebben gezorgd. Bepalend zijn de functietitels en bijbehorende taakstelling van NAM en niet die van EXPRO (anders zou de discussie moeten gaan of wel/niet sprake is van de functie production supervisor, zijnde de functietitel c.q. position die Expro vanaf november 2013 vermeldt op de salarisspecificaties van [eiser] ).
Zelfs als wij de EXPRO functie senior production technician (bijlage 8-1) vergelijken met de functieprofielen SOT en OT aangeleverd door NAM (bijlage 7) dan komt deze EXPRO functie overeen met de NAM functie OT en niet met de functie SOT. Hierbij aangetekend dat hierbij sprake is van een vergelijking tussen een functiebeschrijving uit 1996 (EXPRO) met een uit 2015 (NAM).
Vraag 2: In welke salarisschaal ingevolge de NAM cao moet [eiser] veronderstellende
wijs uitgaande van de omstandigheid dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM vanaf maart 2011 en de jaren nadien worden ingedeeld?
Ingevolge de NAM cao zou de heer [eiser] per maart 2011 en de jaren daarna in salaris schaal 8 zijn ingedeeld.
Vraag 3: Heeft [eiser] veronderstellende wijs uitgaande van de omstandigheid dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM vanaf maart 2011 op grond van de NAM cao aanspraak op de continutoeslag?
Volgens de ons ter beschikking gestelde informatie heeft de heer [eiser] altijd in ploegendienst gewerkt en ingevolge de NAM cao heeft hij recht op continutoeslag.
Vraag 4: Op welke NAM cao schaalpositie (PIR) kan [eiser] , veronderstellende wijs
uitgaande van de omstandigheid dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM vanaf maart 2011 jaarlijks aanspraak maken?
Op basis van de beschikbare informatie beoordelen wij een PIR van 111,5 % per 1 maart 2011 als reëel. Bedoelde PIR is vervolgens (periode 2011 t/m 2018) periodiek herberekend (zie bijlage 0) waarbij wij zijn uitgegaan van een normaal goede functievervulling door de heer [eiser] .
Nadere toelichting:
Voor de berekening van de schaalpositie (P1R) van [eiser] per 1 maart 2011 kan worden uitgegaan van de doorrekening vanaf de feitelijke indiensttreding van [eiser] bij NAM, te
weten 3 juni 1996 of vanaf (fictieve) indiensttreding per 1 maart 2011.
Cruciaal voor de SP-berekening uitgaande van de feitelijke indiensttreding per 3 juni 1996 is de SP-positie bij aanstelling. NAM heeft op onze vragen dienaangaande geantwoord (zie bijlage 5) dat indertijd voor nieuwkomers 70 % als minimum gold en later 80 %.
NAM erkent dat onderhandelingen tijdens de sollicitatieprocedure veelal resulteren in een hoger percentage. NAM hanteert in haar berekening de SP van 80 % (schaal 11) bij aanstelling per 1-1-1995 (zou moeten zijn per 1-6-1996).
De cao (1995/1997, artikel 12 lid 1, sub d) bepaalt dat indien volledig wordt voldaan aan de functie-eisen en leeftijd (21,5 jaar of ouder) de ervaring bepalend is voor de SP positie. Per juni 1996 beschikt [eiser] over de vereiste opleidingen, is 42 jaar en beschikt hij over 27 jaar ervaring, waarvan 12 jaren branche- en functiegericht (bij Shell en Mobil).
Tegen deze achtergrond beoordelen wij de SP-startpositie van 80 % als te laag en mitsdien ook de doorrekening van NAM naar 1 maart 2011 (NAM komt uit op een SP positie van 90,31 % per 1 maart 2011 in schaal 8).
NAM haalt 28 NAM-medewerkers aan die gestart zijn in de periode 1981-1987, maar die achten wij niet representatief voor [eiser] (ook ontbreekt opleidings-, leeftijd- en ervaringsinformatie. Een concrete maatman (OT-er) startend in de mid-jaren ‘90 ontbreekt
en kan volgens NAM niet worden aangeleverd.
Wij concluderen dat SP-positie van 80 % in de situatie van [eiser] te laag is, maar het bepalen van de juiste (hogere) SP- positie blijft natte vingerwerk en is mitsdien discutabel. Daarbij komt nog eens dat in de periode 1996 tot 1 maart 2011 sprake is geweest van 3x hogere salarisschaalindelingen voor de functie 01. Wij hebben geen inzicht in de organisatie- en functieontwikkeling in die periode (zie in dit verband ook onze slotopmerkingen onder punt 8). Tevens speelt personeelsbeoordeling een rol bij de inpassing in salarisschalen c.q. promotie en [eiser] is (als contractor) nooit formeel beoordeeld. Hierbij tekenen wij aan dat wij uit de mondelinge en schriftelijke reacties van de zijde van NAM opmaken dat aangaande [eiser] eerder sprake is van een boven normaal goed functioneren dan een beneden normaal goed functioneren (in de functie van OT).
Al met al komen wij tot de conclusie dat het vaststellen van een valide PIR-positie per 1 maart 2011 uitgaande van de feitelijke indiensttreding per 3 juni1996 niet mogelijk is.
NAM heeft wel een concrete kapstok aangedragen voor directe PIR vaststelling per 1 maart 2011: de heer [naam 2] heeft eerder toegelicht (zie ook conclusie van antwoord Knuwer Advocaten d.d. 27 september 2017) dat “voor een collega die net is gerekruteerd als SOT met 20+ dienstjaren en een gemiddelde performance vermoedelijk een PIR heeft van tussen de 110 en 113 procent van de schaal ( gemiddeld: 111,5 %):
per 1 maart 2011 is [eiser] 57jr. en beschikt hij over 42 jaar ervaring, waarvan 15 jaren bij NAM zelf en 27 jaar bij andere bedrijven waaronder 4 jaren bij Shell Nederland Raffinaderij (maintenance) en 8 jaren bij Mobil (offshore gasproductie).
Vraag 5: Op welk bruto-salaris per maand kan [eiser] veronderstellende wijs uitgaande van de omstandigheid dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM, vanaf maart 2011 en telkens na wijziging in enige maand nadien, op basis van de NAM cao aanspraak maken?
Zie berekening bijlage 0.
Vraag 6: is daarbij sprake van aanspraak op een dertiende en/of veertiende maand
Ja, zie berekening bijlage 0.
Vraag 7: vergelijking bruto bedragen betaald door Expro versus NAM
Zie berekening bijlage 0
Vraag 8: geeft het onderzoek de deskundigen zelf nog aanleiding tot het doen van op- en aanmerkingen?
Hoewel van meet af aan door ons opgevraagd, zijn pas in een laat stadium functiebeschrijvingen van OT en SOT bij NAM boven water gekomen. De uiteindelijk toegezonden functiebeschrijvingen betreffen de locatie Den Helder (offshore) en zijn gedateerd september 2015. Volgens NAM zijn deze functiebeschrijvingen representatief en niet wezenlijk gewijzigd sinds 1995 tot heden. Dit hebben wij niet kunnen toetsen. Wij hebben onze bedenkingen of er geen meer toepasselijk functiebeschrijvingen voor handen zijn voor de functies OT en SOT bij on shore productie, en mogelijke actualisaties vanaf 1996.
Voor een goed begrip van de ontwikkelingen in de organisatie en functiestructuur bij NAM hadden wij ook graag informatie ontvangen aangaande functiewaardering: functiebeschrijvingen en hieraan gekoppelde wegingen van de functie OT en SOT en eventuele wijzigingen in de loop der tijd. Deze informatie zou er moeten zijn want in de cao’s staan telkens de gehanteerde wegingsmethodes vermeld (Genormaliseerde methode en Hay) alsook de conversie van puntenscores naar salarisschalen. In onze adviespraktijk komen we overigens wel vaker tegen dat bedoelde technische achtergrondinformatie niet wordt vrijgegeven.
Ondanks bovenstaande hebben wij de door de Rechtbank aan ons gestelde vragen kunnen beantwoorden.”